Samenvatting periode I
1, 3 (alleen 3.1 en 3.3), 4, 5, 6, 8, 9, 10 en 12
Psychologie Basiskennis, een inleiding in de psychologie
H1)
1,1 wat is psychologie
Opstellen hypothese
Zorg ervoor dat je idee falsifieerbaar is (= het is mogelijk om tegenbewijs te vinden
voor een bepaalde theorie)
Doen van voorspellingen
Toetsen door waarneming
experimenten / vragenlijst / observatie / casestudy
Evalueren / Publiceren / Repliceren ( het moet herhaalbaar zijn)
Ruwweg vallen psychologen in drie grote groepen uitéén:
1. Experimenteel psychologen: (soms onderzoek psychologen genoemd) ze voeren de meeste
Onderzoek uit dat nieuwe psychologische kennis creëert. Dus een psycholoog die onderzoek
Doet naar elementaire psychologische processen – in tegenstelling tot een toegepaste
psycholoog.
2. Docenten psychologie: psycholoog met als primaire taak het geven van onderwijs op
bijvoorbeeld een hbo- of bacheloropleiding of universiteit.
3. Toegepaste psychologen: psycholoog die de door experimenteel psychologen vergaarde
kennis gebruikt om problemen op te lossen.
Enkele specialisaties die toegepast psychologen vaak gaan doen zijn:
- Omgevingspsychologen, forensisch psychologen, sportpsychologen, schoolpsychologen,
arbeidspsychlogen
,1.2 psychologie is geen psychiatrie
Psychiatrie: een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en behandeling van mentale
stoornissen
In de psychiatrie bekijken we mensen vanuit een ‘medische invalshoek’. We zien we als patiënten
met een geestelijke ‘ziekte’
Anekdotisch bewijsmateriaal:
Getuigenissen die de ervaringen van iemand of enkele personen schetsen, maar ten onrechte voor
wetenschappelijk bewijs worden aangezien
Bias: een vooroordeel, vervorming of vertekening van een situatie, meestal op basis van persoonlijke
ervaringen en waarden
Emotionele bias: de neiging om oordelen te vellen gebaseerd dop attitudes en gevoelens ( in plaats
van op een rationele analyse van het bewijsmateriaal )
Confirmation bias ( bevestigingsbias ): de neiging om informatie die niet bij je opvattingen aansluit te
negeren of te bekritiseren en om in plaats daarvan informatie te zoeken waar je het wel mee eens
bent
- Vaak gebruiken mensen dit om gebeurtenissen te herinneren die onze aannamen bevestigen
en tegenstrijdige bewijzen te negeren of te vergeten
Fundamentele attributiefout:
De neiging om gedragingen van anderen toe te schrijven aan hun persoonlijkheid of hun karakter.
Situationele factoren (factoren die buiten een persoon liggen) worden onderschat, terwijl
dispositionele factoren (factoren die binnen een persoon liggen) worden overschat.
Pseudopsychologie:
Niet- onderbouwde psychologische aannamen die als wetenschappelijke waarheden worden
gepresenteerd
Descartes
Descartes behoorde tot het rationalisme ( = een filosofische stroming die de ratio, het
denken, als enige middel zag om aan wetenschap en filosofie te doen.
Het ‘Empirisme’ stond pijl tegenover Descartes. Het empirisme is een filosofische stroming
die beweert dat waarnemingen, ervaringen en experimenten de enige bronnen van kennis
zijn. Zij stelden ook wel ‘Het denken vertroebelt de waarneming’
- De empirist John Locke beweerde dat de mens bij de geboorte een tabula rasa is; een
onbeschreven blad dat door ervaring, leerprocessen en opvoeding persoonlijkheid en
vaardigheden krijgt
,Vierhonderd jaar later vormt Descartes’ revolutionaire perspectief de basis voor het
moderne biologische perspectief. Dit leidde bv tot verschillende vakgebieden:
1. Neurowetenschap
Het vakgebied dat zich richt op begrip van hoe hersenen gedachten, gevoelens, motieven,
bewustzijn, herinneringen en andere mentale processen creëren.
2. Evolutionaire psychologie
Een relatief nieuw specialisme in de psychologie dat gedrag en mentale processen
beschouwt op basis van hun genetische aanpassingen aan overleving en voortplanting
In 1879 werden experimenten gedaan in het eerste psychologische laboratorium ter wereld,
de techniek die ze hier gebruikten wordt ‘introspectie’(= de beschrijving van je eigen
innerlijke, bewuste ervaringen ) genoemd. Gewaarwording, waarneming, geheugen,
aandacht, emotie, denken, leren en taal noemden zij de ‘elementen’ van het bewustzijn
Een leerling van Wundts ( de creator van het introspectie ) bracht de zoektocht naar de
elementen van het bewustzijn verder en begon het ‘structuralisme’ te noem ( = historische
stroming binnen de psychologie die de basisstructuren van de geest en de gedachten
trachtte te ontrafelen. Structuralisten zochten de ‘elementen’ van de bewuste ervaring
Psycholoog William James kwam later met het ‘Functionalisme’ ( = historische stroming
binnen de psychologie die meende dat psychische processen het beste begrepen kunnen
worden in het licht van hun adaptieve nut en functie). James stelde dat de psychologie zou
moeten verklaren op welke wijze mensen zich aanpassen ( of er niet in slagen zich aan te
passen ) aan de werkelijke wereld buiten het laboratorium.
In de cognitieve perspectief ( = een van de belangrijkste psychologische perspectieven,
waarbij de nadruk ligt op mentale processen, zoals leren, geheugen, perceptie, en denken als
vormen van informatieverwerking ) wordt de nadruk gelegd op ‘cognitie’
Rond 1900 ontstond een opstandige groep wetenschappers, ookwel de ‘behavioristen’
genoemd (= een historische school die ernaar streefde om van de psychologie een
objectieve wetenschap te maken die zich alleen op gedrag richtte ( en niet op mentale
processen )
Het ‘behavioristische perspectief’ vroeg daarbij vooral aandacht voor de manier waarop ons
handelen wordt gevormd door de consequenties daarvan
, Freud:
Hield zich veel bezig met
Hypnose
Droomanalyse
Psychodynamische psychologie:
Een benadering die de nadruk legt op het begrijpen van het menselijk functioneren in
termen van onbewuste behoeften, verlangens, herinneringen en conflicten
Psychoanalyse of psychoanalytische theorie: Freuds persoonlijkheidstheorie en de methode
die hij toepaste in de behandeling van psychische stoornissen
Onbewuste: Het deel van de geest waarvan een individu zich niet bewust is, maar waar zich
onderdrukte impulsen, drijfveren en conflicten bevinden die geen toegang hebben tot het
bewuste.
- Freud stelde dus dat we, ongeacht of we al dan niet geestelijk gezond zijn, handelen
zonder dat we de werkelijke motieven achter al ons gedrag kennen
Freud beschreef de persoonlijkheid als een drie-eenheid van het ego, het id (ook wel ‘es’
genoemd) en het superego.
1. Id: Het primitieve, onbewuste deel van de persoonlijkheid. Bevat de fundamentele
drijfveren en onderdrukte herinneringen.
Het werkt volgens het lustprincipe: het id handelt altijd impulsief en streeft naar
onmiddellijke bevrediging (vooral als het gaat om lichamelijke en emotionele
behoeften), ongeacht de consequenties
2. Superego: Deel van de persoonlijkheid dat onze normen en waarden bevat, inclusief
morele attitudes die zijn overgenomen van ouders en maatschappij; correspondeert
in grote lijnen met het alledaagsere begrip ‘geweten’.
Freud zag de geest als een ijsberg. Slechts een klein deel, het ego, is zichtbaar, terwijl de
grote massa van het onbewuste zich onder de oppervlakte bevindt.
freudiaanse verspreking, dat wil zeggen als een ‘per ongeluk’ uitgesproken tekst of gedrag
berust op een onbewust conflict of verlangen.