Verborgen talenten
Hoofdstuk 1
Waar op letten bij keuze boek:
- Boek moet aansluiten bij de interesse van de leerling
- Niet te moeilijk/makkelijk
- Spannend/humoristisch of er iets van leren
Keuzewijzer kinderboeken:
Intelligenties van Gardner
1. Linguïstische intelligentie: zijn gevoelig voor taal, leren makkelijk een nieuwe taal en weten
taal ook goed te gebruiken om hun doelen te bereiken.
2. Logisch-wiskundige intelligentie: goed in het logisch analyseren van problemen en het
maken van wiskundige opgaven.
3. Visueel-ruimtelijke intelligentie: goed in het waarnemen van ruimte en patronen, zowel op
grote schaal (zeevaart) als op kleine schaal (schakers, chirurgen).
4. Muzikale intelligentie: gevoel voor melodie, ritme en timbre.
5. Lichamelijk kinesthetische intelligentie: zijn motorisch heel goed; goed in imiteren, doeners
6. Naturalistische intelligentie: kan goed talrijke soorten planten en dieren herkennen en
classificeren.
7. Interpersoonlijke intelligentie: mensen hebben het vermogen de bedoelingen, motieven en
verlangens van andere mensen te begrijpen. Goed samenwerken.
8. Intrapersoonlijke intelligentie: een fijnzinnig inzicht in eigen gevoelens, angsten, ….
Mattheus-effect: betere lezers worden steeds beter en zwakke lezers steeds zwakker.
Praktijk:
- Kinderen mooie boeken laten ontdekken
- Kansen geven op voorlees- en stilleesmomenten
- Boeken aanreiken met een rijke verbeelding en rijk geschakeerde woordenschat
- Kinderen hier veel over laten spreken en schrijven stimuleren.
, Hoofdstuk 3:
Moeilijkheid van teksten:
- Lengte van zinnen
- Lange/onbekende woorden
- Onderwerp vertrouwd
- Herhalingen in tekst / vertrouwde personages
Informatie verwerken tijdens lezen:
- Bottom-up modellen: informatiestroom loopt van tekst naar het hoofd. De tekst is het
belangrijkste en die moet je woord voor woord goed lezen.
- Top-downmodellen: gaan ervan uit dat de informatiestroom vooral van het hoofd naar de
tekst loopt: je weet al veel en neemt vooral uit de tekst op wat je nog niet kunt voorspellen.
- Interactieve modellen: allebei waar: de informatie loopt zowel bottom-up van tekst naar het
hoofd als top-down van hoofd naar tekst
Theorieën over begrijpend lezen:
- Microniveau: het kunnen lezen van concrete woorden
- Mesoniveau: relaties binnen en tussen zinnen lezen (voegwoorden, verwijzingen….)
- Macroniveau: abstractere verband tussen grotere tekstdelen
Jeanne Chall: stadia in de ontwikkeling van leesvaardigheid :
- Stadium 1: ontluikende geletterdheid = het kind kan nog niet zelfstandig lezen; het leert dat
er verhalen staan in boekjes, je het boek niet ondersteboven moet houden,
omgevingswoorden (McDonalds), leert krabbelen. Vervolgens leert het letters herkennen.
- Stadium 2: leren lezen: vaak in aanvang groep 3 (soms eind groep 2). Ze leren geschreven
woorden letter voor letter te verklanken; enkelvoudige teksten met klankzuivere woorden
lezen. Het is gericht op het decoderen, daarna pas op betekenis.
- Stadium 3: automatisering: halverwege groep 3 tot aan het einde van groep 4. Het leert
eenvoudige verhalen steeds vloeiender lezen, veelvoorkomende woorden direct
herkennend. Meer variatie in zinslengte en niet allemaal korte woorden; wel clusters.
- Stadium 4: voortgezet lezen: ‘lezen om iets nieuws te leren’; het draait nu niet meer om het
(leren) lezen zelf; dit is gericht op informatieverwerking, begrijpen, waarderen.
Avi-niveaus: zijn opgesteld om een indicatie te geven van de leestechnische moeilijkheidsgraad van
een tekst. Ze gebruiken woordlengte en zinslengte, omdat dit voor beginnende lezers lastig is.
Wat is belangrijker?: inhoud en structuur van het verhaal: het aantal personages, de chronologie, de
aard van de gebeurtenissen, het karakter van de personages, het vertelperspectief
Bemiddelaars: bibliotheekmedewerkers, boekwinkeliers, recensenten, leraren, oordeel
Hoe oordelen zij:
- zijn tekst en informatie op het boek in overeenstemming met de inhoud?
- voor welke leeftijd is de inhoud a) bedoeld en b) begrijpelijk?
- is de inhoud samen te vatten?
- de stijl in dienst van die strekking? Voegt de stijl wat toe?
- voegt het boek iets toe aan de stapel al eerder verschenen boeken?