Inhoud
HC1: Introductie psychiatrische patiënt.................................................................................................2
VTC1: Psychiatrische anamnese.............................................................................................................3
LB anamnese: H10.18 Psychische en psychiatrische aandoeningen (blz. 184-186)............................3
LB anamnese: H11.13 Psychische/psychiatrische ziekten (blz. 325-338)............................................3
HC2: Stemming- en angststoornissen.....................................................................................................8
Psychopathologie: H3 Bipolaire stemmingsstoornissen (blz. 40-52)..................................................8
Psychopathologie: H4 Depressieve-stemmingsstoornissen (blz. 53-68)...........................................10
Psychopathologie: H5 Angststoornissen (blz. 71-94)........................................................................11
Psychopathologie: H6 Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen (blz. 95-110)..................14
HC5: Psychose......................................................................................................................................16
Psychopathologie: H2 Schizofreniespectrum en psychotische stoornissen (blz. 26-38)...................16
VTC3: Moeilijke mensen.......................................................................................................................19
HC4: Suïcidepreventie..........................................................................................................................20
WC2: Zelfbeschadiging.........................................................................................................................22
HC3: Psychofarmaca.............................................................................................................................23
Farmacologie: H11.1-11.3 Psychofarmaca........................................................................................23
WC3: Juridische aspecten psychiatrie...................................................................................................27
Gezondheidsrecht: H5 Behandelovereenkomst (blz. 85-96)............................................................27
Gezondheidsrecht: H6 Dossier en inzage (blz. 97-119).....................................................................29
Gezondheidsrecht: H9.1-9.6 Gedwongen zorg (blz. 145-153)..........................................................32
IV1: Voorbereiden stage.......................................................................................................................34
2
,HC1: Introductie psychiatrische patiënt
Voordat de diagnose uit de psychiatrie komt, moet eerst alle somatiek uitgesloten worden. Een
aantal somatische aandoeningen kunnen psychisch tot gevolg hebben.
Endocrinologische oorzaken
Alle van de volgende endocrinologische oorzaken kunnen depressie tot gevolg hebben: DM, hypo- en
hyperthyreoïdie, syndroom van Cushing en ziekte van Addison. De laatste drie kunnen ook leiden tot
manie en psychoses.
Vitaminedeficiënties, elektrolyt- en hematologische stoornissen
Anemie, vitamine B12 of foliumzuur deficiëntie en hyponatriëmie kunnen allemaal tot depressie
leiden. De laatste drie kunnen ook leiden tot manie en psychoses.
Infectieuze oorzaken
HIV; depressie en psychose
Virale encefalitis; manie en psychose
Neuroborreliose; depressie, manie en psychose
Syfilis; depressie en manie
Delier; psychose
Neurologische oorzaken
CVA, (recent) hoofdtrauma en een hersentumor kunnen ieder leiden tot depressie, manie en
psychose.
Bio-psycho-sociaal model:
Stigma
Een stigma is een brandmerk dat aan een bepaald persoon, groep personen of zaak wordt
gekoppeld. Een stigma kan ook een negatief vooroordeel zijn dat leeft onder een bevolkingsgroep.
Vier typen stigma:
Zelfstigma: geïnternaliseerd stigma dat je jezelf oplegt.
Publiek stigma: opgelegd door de maatschappij, oa door media.
Associatief stigma: opgelegd door naasten.
Structureel stigma: effect van bepaalde wetten, regels en procedures, bijv. niet mogen
autorijden.
De gevolgen van een stigma zijn afname in zelfvertrouwen, isolatie, uitsluiting, moeilijker een baan
krijgen, maar vooral veel minder snel hulp zoeken waardoor herstel bemoeilijkt wordt.
2
,GGZ
Taken van de GGZ:
Voorkomen van psychische aandoeningen (preventie en voorlichting)
Behandelen en genezen van psychische aandoeningen
Het zo goed mogelijk laten deelnemen van mensen met een chronische psychische
aandoening aan de samenleving
Het bieden van (ongevraagde) hulp aan mensen die ernstig verward en/of verslaafd zijn en
die uit zichzelf geen hulp zoeken.
Eerste lijn: de huisarts, POH, maatschappelijk werk en de eerstelijnspsychologen
Tweede lijn: de gespecialiseerde GGZ.
VTC1: Psychiatrische anamnese
LB anamnese: H10.18 Psychische en psychiatrische aandoeningen
(blz. 184-186)
Er zijn drie aanleidingen om aan deze anamnese te beginnen:
Als dit wordt vermoedt in de loop van het gesprek door (non-)verbale signalen.
Als somatische klachten verklaard kunnen worden door psychiatrische problematiek (bijv.
slapeloosheid of pijn op de borst).
Als psychiatrische problematiek past bij bepaalde ziekten die worden verwacht (bijv.
Parkinson).
Vragen naar psychische/psychiatrische aandoeningen kunnen bedreigend of beledigend overkomen
en moeten daarom voorzichtig gesteld worden. Vragen gesteld over stemmingsstoornissen zijn
vooral gericht op depressie (apathie en anhedonie). Bij vermoeden moet suïcidaliteit ook uitgevraagd
worden omdat het vaak voorkomt en niet spontaan geuit wordt.
Iemand in een psychose is vaak achterdochtig, wat antwoorden niet erg betrouwbaar maakt.
Objectiviteit is belangrijk en dus niet je eigen waardeoordeel of ideeën over gewaarwordingen door
te laten klinken.
Een screening naar angststoornissen is toegespitst op de fobie, door naar de specifieke
omstandigheden te vragen waaronder deze optreedt.
LB anamnese: H11.13 Psychische/psychiatrische ziekten (blz. 325-
338)
Alcoholmisbruik
Er zijn verschillende termen in gebruiken. Hier het onderscheidt:
Alcoholmisbruik/excessief alcoholgebruik = term voor mensen die meer dan acht glazen per
dag gebruiken.
Alcoholverslaving = een fysieke/psychische afhankelijkheid van alcohol. Bij stopzetting treden
dan dus ook onthoudingsverschijnselen op.
Problematische alcoholgebruik = een drinkpatroon dat leidt tot lichamelijke/psychische/
sociale problemen of verhindert de aanpak hiervan. De hoeveelheid alcohol is van
ondergeschikt belang.
Bingedrinken = het drinken van grote hoeveelheden in korte tijd, afgewisseld met dagen
zonder alcoholgebruik (vooral jongeren).
2
, De meest voorkomende lichamelijke klachten bij chronisch alcoholmisbruik zijn algemene klachten
en maag-darmproblematiek. Het is een risicofactor voor hart- en vaatziekten, maligniteiten,
neurologische en seksuele en slaapproblemen, menstruatiestoornissen en huidafwijkingen.
De alcoholconsumptie is het hoogst onder jongvolwassenen. Mannen met psychosociale problemen
na een ingrijpende levensgebeurtenis hebben het grootste risico op problematisch alcoholgebruik.
Het verkrijgen van eerlijke antwoorden kan met de techniek overbieden en suggestieve vragen
stellen.
Angststoornis
Een groep van stoornissen die gekenmerkt worden door bovenmatige bezorgdheid of angst, of angst
die ook aanhoudt bij afwezigheid van gevaar. Het geeft lijdensdruk en hindert de patiënt in het
dagelijks leven. Soorten angststoornissen:
Paniekstoornis: hevige angst in een periode van enkele minuten tot een halfuur met
lichamelijke verschijnselen zoals hartkloppingen, transpireren en ademnood. Het wordt
gekenmerkt door recidiverende paniekaanvallen. Het kan met of zonder agorafobie; angst
voor een situatie waarin de patiënt moeilijk hulp kan krijgen (zoals in een menigte zijn).
Specifieke fobie: aanhoudende angst voor specifieke objecten of situaties.
Sociale fobie: angst voor een situatie waarin men wordt blootgesteld aan mogelijke kritieken
van anderen.
Obsessief-compulsieve stoornis: hardnekkige dwanghandelingen of dwanggedachten.
Posttraumatische stressstoornis: recidiverende herbeleving van traumatische
gebeurtenissen.
Gegeneraliseerde angststoornis: buitensporige aanhoudende angst voor diverse aspecten
van het leven, met symptomen zoals piekeren en rusteloosheid.
Hypochondrie (officieel geen angststoornis): aanhoudende angst een ernstige ziekte te
hebben, terwijl hiervoor geen objectiveerbare medische reden is.
Vooral bij vrouwen van 15-30 jaar komt dit tot uiting. Op PTSS na beginnen angststoornissen zelden
na het 40e levensjaar. Mensen met SOLK, het gebruik van kalmerende middelen en de aanwezigheid
van slaapstoornissen zijn risicofactoren/voorlopers van angstklachten.
Anorexia nervosa
Dit is een eetstoornis waarbij iemand een vervormd beeld van het eigen lichaam heeft, erg bang is
om dik te worden en niet probeert een normaal lichaamsgewicht na te streven. In 15% van alle
gevallen leidt dit tot de dood. Soms gaat het gepaard met perioden van boulimie (overmatig eten),
gevolgd door zelfopgewekt braken, het gebruik van laxantia of overmatige lichaamsbeweging. Niet
alle mensen met anorexia zijn zichtbaar dun, maar ze hebben wel allemaal ondergewicht. Het betreft
vooral jonge mensen, kort voor of tijdens de puberteit. 90-95% van deze groep zijn meisjes.
DSM criteria:
Het beperken van de energie-inname tov de energiebehoefte, resulterend in een significant
te laag lichaamsgewicht voor de leeftijd, sekse, groeicurve en lichamelijke gezondheid. Het
wordt gedefinieerd als een gewicht dat lager is dan het minimale normale gewicht.
Een intense vrees om aan te komen of dik te worden, of persisterend gedrag dat
gewichtstoename verhindert, zelfs al heeft de betrokkene een significant te laag gewicht.
Een stoornis in de manier waarop de betrokkene zijn of haar lichaamsgewicht of -vorm
ervaart, een onevenredig grote invloed van het lichaamsgewicht of -vorm ervaart op het
oordeel over zichzelf, of persisteren in het niet onderkennen van de ernst van het actuele
lage lichaamsgewicht.
Delier
2