Zenuwstelsel: Indeling hersenen
De globale indeling v/d hersenen
De 6 delen v/d hersenen:
1. Cerebrum (grote hersenen)
2. Diencephalon (thalamus, hypothalamus, epifyse)
3. Mesencephalon (middenhersenen)
4. Pons
5. Medulla oblongata (verlengde merg)
6. Cerebellum (kleine hersenen)
Kwabben:
• Frontaalkwab (voorhoofdskwab) → Blauw
• Pariëtale kwab (wandbeenkwab) → Geel
• Temporaalkwab (slaapkwab) → Groen
• Occipitale kwab (achterhoofdskwab) → Roze
Het verschil tussen de werking v/h sympathisch en parasympatisch zenuwstelsel
Sympatisch Parasympatisch
Lichaam in actie (fight or flight) Lichaam in rust (rest and digest)
Plotselinge, intensieve, lichamelijke activiteiten Energiebesparende activiteiten+ stofwisselingssnelheid↓
Pupil verwijden Pupil vernauwen
Hartslag↑ Hartslag ↓
Ademfrequentie↑ Ademfrequentie↓
Spijsvertering↓ Spijsvertering↑
Afgifte glucose bloed↑ Afgifte glucose bloed↓
Het CSZ en perifere zenuwstelsel+ de verschillende onderdelen
Zenuwstelsel Bestaat uit:
Centraal zenuwstelsel (CZS) Hersenen+ ruggenmerg
Perifere zenuwstelsel (PZS) Alle zenuwweefsel buiten het CZS
→ Communicatie tussen CZS+ de rest v/h lichaam hier plaatsvinden.
NEURONEN PZS (1E FOTO)
Afferente neuronen= gaan naar het CZS toe (alles wat je als prikkel waarneemt).
• Sensorische input= sensorische (afferente) neuronen.
Efferente neuronen= gaan v/h CZS af (effect; wat je gaat doen).
• Motorische output= motorische (efferente) neuronen.
Dus:
1. Sensorische input (PZS): afferente neuronen naar hersenen→ bv. licht auto.
2. Integratie in hersenen (CZS): wat ga je doen; blijven staan of weglopen?
3. Motorische output (PZS): efferente neuronen naar effector→ signaal naar spieren/ benen; weglopen.
ZINTUIGEN (2E FOTO)
Somatische zintuigen= registreren alle signalen buiten je lichaam.
Viscerale zintuigen= registeren alle inwendige signalen in je lichaam (bv. pH, hormonen, bloedsuikerspiegel).
PERIFERE ZENUWSTELSEL (2E FOTO)
Somatisch zenuwstelsel (SZS)= invloed op hebben→ skeletspier.
Autonoom zenuwstelsel (AZS)= geen invloed op hebben→ gladde spieren, hartspier, klieren, vetweefsel.
• Parasympatisch gedeelte= in rust (rest and digest).
• Sympatisch gedeelte= fysiek actief (fight or flight).
, De functie+ locatie v/d volgende onderdelen:
Onderdeel Functie
Cerebellum • Gecoördineerde bewegingen.
(Kleine hersenen) • Betrokken bij de voortbeweging+ bewaren v. evenwicht.
→ Functie indirect; zie ➢ Niet noodzakelijk voor samentrekken spieren/ waarneming v/d stand v/h lichaam;
punt 3 spieren na operatie cerebellum nog even sterk kunnen aanspannen.
• Bewegingen controleren: houdt in de gaten of het doel v. bepaalde bewegingen bereikt
wordt+ zorgt voor evt. aanpassing v. bewegingen.
➢ Beschadiging cerebellum; bewegingen veel minder gecoördineerd= axatie-> persoon
lijkt dronken, stoot tegen dingen aan, is erg onhandig.
• Betrokken bij impliciet leren= vormen v. leren die buiten het bewustzijn omgaan, maar die
wel merkbaar zijn in gedrag→ niet weten wat bij tennis doen om arm goed te bewegen;
door oefenen beweging onder controle krijgen.
• Rol spelen bij taal+ taken die een beroep doen op het werkgeheugen.
➢ Bv. het herhalen v/e telefoonnummer om het niet te vergeten.
Hersenstam • Verbindt de grote hersenen met het ruggenmerg via de medulla oblongata.
(Middenhersenen, pons+ • Hierin ook hersenzenuwen ontspringen= verantwoordelijk voor:
medulla oblongata) ➢ Zintuigelijke waarneming v/d huid.
➢ Gewrichten in de nek, gezicht en hoofd.
➢ Speciale zintuigen (bv. horen, smaak, evenwicht).
• Hierin ook pupilreflex= het sturen v/e aantal reflexmatige bewegingen.
• Beweging voelen, zwaartekracht, huilen, proeven, plassen, kauwen, slikken, speeksel-
vorming, overgeven, regulatie spijsvertering, ademhalen, sturen v/d bloedsomloop en
basale vormen v. horen.
Pons • Verbindt cerebellum (kleine hersenen) met hersenstam
• Zorgt samen met cerebellum voor gecoördineerde bewegingen.
• Prikkels v/h evenwichts-& gehoororgaan doorgegeven aan de kleine hersenen.
Medulla oblongata • Verbindt hersenen met ruggenmerg.
(Verlengde merg) • Schakelt sensorische informatie door naar de thalamus+ andere centra in de hersenstam.
• Reguleert autonome functies: hartslag, bloeddruk, ademhaling, sap afscheiding,
spierwerking v/h spijsverteringskanaal, slikken, waken, slapen, hoesten en braken.
Mersencephalon • Verwerkt visuele+ auditieve informatie.
(Middenhersenen; extra) • Zorgt voor genereren v. onwillekeurige, somatische motorische reacties.
• Bevat centra die het bewustzijn in stand houden.
• Rol spelen bij het tot stand komen v. oogbewegingen.