Vermogensrecht examenmatrijs
1.1
Vermogensrecht is een onderdeel van het privaatrecht dat de verhouding tussen personen regelt
met betrekking tot hun vermogen.
Vermogensrecht is onderverdeeld in 2 soorten recht namelijk:
- Goederenrecht: dit deel van het vermogensrecht dat betrekking heeft op de
rechtsverhouding van de burger tot een goed (persoon - goed)
- Verbintenissenrecht: dit deel van het vermogensrecht dat betrekking heeft op de
rechtsverhouding tussen twee personen met betrekking tot hun vermogen
(persoon - persoon)
1.2
Absolute recht: rechten die iemand heeft over een goed en die hij tegenover iedereen geldend kan
maken. Eigendom is een absoluut recht (meest bekende en voorkomende absolute recht). Absoluut
recht zijn rechten die men kan handhaven ten opzichte van iedereen.
De 8 absolute rechten zijn:
- Eigendom
- Erfdienstbaarheid
- Erfpacht
- Recht van opstal
- Vruchtgebruik
- Appartementsrecht
- Pandrecht
- Hypotheekrecht
De 5 specifieke kenmerken van absolute rechten: (die relatieve rechten niet hebben)
- Derdenwerking
- Zaaksgevolg
- Prioriteit
- Rechthebbende wordt separatist
- Gesloten systeem
Relatiefrecht: rechten die de juridische relatie tussen personen beschrijven met betrekking tot
vermogen. Het gaat dus over welke rechten de ene persoon ren opzichte van die ander heeft. Dus
relatiefrecht zijn rechten die men kan handhaven ten opzichte van één of meerdere bepaalde
personen.
,1.3
Goederen worden onderverdeeld in zaken en vermogensrechten.
Goederen: alle zaken en alle vermogensrechten.
Zaken worden onderverdeeld in roerende en onroerende zaken.
- Roerende zaak: is een zaak die niet onroerende zijn, alles wat je kan verplaatsen
Bijvoorbeeld fiets, boek, spelcomputer, plant, waterfles etc. (artikel 3:3 lid 2 BW)
- Onroerende zaak: de grond, delfstoffen in de grond en beplantingen en gebouwen die
duurzaam met de grond verbonden zijn (artikel 3:3 lid 1 BW)
Daarnaast zijn zaken onder te verdelen in hoofdzaken en bestanddelen.
Een zaak: de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijk objecten (artikel 3:2 BW)
- Hoofdzaak: zaken die zelfstandig bestaan, je hoeft er geen andere zaak bij te hebben om nut
te hebben van de zaak.
Bijvoorbeeld een fiets, een huis of een boek (artikel 5:14 lid 3 BW)
- Bestanddelen: zaken die bij een hoofdzaak horen of daarvan alleen met schade los te maken
zijn.
Bijvoorbeeld een zadel van een fiets, de keuken van een huis etc. (artikel 3:4 BW)
vermogensrecht: rechten die op geld waardeerbaar zijn en die de rechthebbende aan een ander kan
overdragen.
Registergoed: goederen die alleen kunnen worden overgedragen als dat wordt bijgehouden in een
openbaar register.
Bijvoorbeeld alle onroerende zaken, grote schepen, grote vliegtuigen, alle absolute rechten op
registergoederen ( artikel 3:10 BW)
Niet-registergoed: goederen die niet volgens de wet als registergoederen zijn aangeduid.
Bijvoorbeeld fiets, auto, aanhangwagen, vaas bloemen.
1.4
Houderschap: iemand heeft de macht over een zaak en gedraagt zich NIET als eigenaar.
Bijvoorbeeld je leent een fiets van iemand. Op dat moment is diegene die de fiets leent houder op
grond van bruikleenovereenkomst. Degene die een zaak in handen heeft, maar zich niet gedraagt als
eigenaar is houder (3:110 BW)
Eigendom: het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Je kunt eigenaar
zijn van zaken, dus stoffelijke objecten.
Bijvoorbeeld eigenaar zijn van een fiets, een auto, een tablet en van een rolletje pepermunt. Je kunt
geen eigenaar zijn van een recht zoals een vorderingsrecht wel rechthebbende zijn.
De eigenaar kan doen met een zaak wat hij wil, degene die het eigendomsrecht heeft is eigenaar van
een zaak (artikel 5:1 en 5:2 BW)
Bezit: iemand heeft de macht over een zaak en hij gedraagt zich als eigenaar. De wet noemt: ‘houden
voor zichzelf’ (artikel 3:107 lid 1 BW)
Bijvoorbeeld Sanne pakt per ongeluk mijn jas van de kapstok. Zij doet de jas aan en gaat naar huis. Zij
heeft de macht over mijn jas en zij gedraagt zich als eigenaar. Sanne is dus bezitter. Sanne is geen
eigenaar, want ik ben nog steeds eigenaar van mijn jas, alleen heb ik het niet meer in bezit.
, 1.5
Overdracht is de overgang van een goed van het ene vermogen naar het andere vermogen.
De overdracht gebeurt meestal via overhandiging.
Bijvoorbeeld de sleutels afgeven of door het pakket via een pakketdienst thuis te bezorgen.
Eisen voor een geldige overdracht: (artikel 3:84 BW)
- Geldige titel: de juridische reden voor de overdracht.
Bijvoorbeeld koopovereenkomst
- Beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder: het recht om een goed over te dragen aan
een ander, degene die het goed overdraagt is bevoegd om over het goed te beschikken.
- Levering: een handeling waarbij het goed overgaat in het vermogen van een ander.
1.6
Levering: een handeling waarbij een goed overgaat in het vermogen van een ander.
Hoe vindt de levering van goederen plaats m.b.t. roerend, onroerend en vermogensrechten:
Meestal is levering voor roerende zaken de overhandiging. Voor onroerende zaken gaat dat wat
ingewikkelder: de notaris maakt een transportakte en schrijft die in het openbaar register (bij het
kadaster).
Roerende zaken niet-registergoederen zijn bijvoorbeeld: tv, auto, boek, fiets, tablet of een kopje
koffie. We leveren die via bezitsverschaffing, meestal overhandiging.
Gebruikelijke vormen bezitsverschaffing:
- Overhandiging
- Aflevering aan huis
- Een akte waarin vervreemder verklaart dat hij het goed aan de verkrijger levert
- Het overhandigen van de sleutels
- Levering met de korte hand (houder wordt eigenaar)
- Levering met de lange hand (houder voor de ene eigenaar wordt houder voor de andere
eigenaar)
- Levering c.p. (levering constitutum possessorium)
1.7
Is er sprake van derde bescherming bij roerende zaken.
Derdenbescherming: iemand verkrijgt een goed van een beschikkingsonbevoegde en hij kan onder
bepaalde voorwaarden toch eigenaar/ rechthebbende van dat goed worden.
Hier betekent het woord ‘derde’ een persoon die erbuiten staat, die eigenlijk niets met
oorspronkelijke situatie te maken heeft.