The social Psychology of communication samenvatting.
-----------------------------------College 1: Waar praten we over?-----------------------------------------------------
Het proces van communicatie tussen twee gesprekspartners: the basic communication model.
Een zender verstuurt zijn bericht naar de receiver. Dit bericht
wordt samengesteld op basis van allerlei factoren, en dan
gecodeerd naar een bericht. De receiver zal dit bericht
vervolgens decoderen op basis van verwachtingen, doelen en
context. De receiver ontvangt het bericht, maar kan dan ook
omgedraaid worden naar de zender, omdat hij reageert op wat er
verzonden wordt. Dit is ook wel het Interactive proces: de communicators reageren op elkaar, dan draait
alles om. Mensen zijn gevoelig voor of dit gesprek zorgt dat de relatie sterker of zwakker wordt.
Elk vakje uitgelegd:
Rood: De zender heeft iets in z’n gedachten wat hij naar de receiver wil zenden. Dit wordt gecodeerd,
bijvoorbeeld naar verbale tekst. De receiver moet van wat hij krijgt decoderen en begrijpen wat het bericht
betekent, door alle informatie die hij krijgt te analyseren. Deze info is dan de verbale tekst, gebaren, toon
etc.
Groen: De zender heeft een bepaald doel. Hij wil bv. de ander overtuigen, maar ook zelfverzekerd
overkomen. De receiver kan ook een eigen doel hebben, die beïnvloedt hoe het bericht begrijpt wordt. Welk
aspect krijgt meer aandacht.
Blauw: beide partijen hebben een verwachting over wat er in een gesprek gaat gebeuren. In culturen zijn
bepaalde soort gesprekken normaal, en daardoor hebben mensen verwachtingen erover. Als je deze regels
overschrijdt dan kan je niet goedgekeurd worden. In bepaalde situaties zijn bepaalde soorten berichten
gepast. Zo’n verandering kan leiden tot een approach of weggaan.
Geel: psychologisch: emotionele startpunt, wat is het onderwerp, raakt het je, is het een gevoelig onderwerp.
Relational: relatie van de communicaters, kennen ze elkaar, welke rol hebben ze tegenover elkaar. Fysiek:
de fysieke setting, op straat, in privé, luidruchtig, dichtbij elkaar, online. Historisch: hebben de
communicators eerder gesproken, wat is eerder in een gesprek gezegd.
WAAR PRATEN WE OVER?
Doelen in een gesprek:
Je kan verschillende doelen hebben met je communicatie. Je wil bijvoorbeeld iets duidelijk maken over de
relatie, of jezelf op een bepaalde manier te laten zien.
Verschillende doelen die je kan hebben in een gesprek:
- Beïnvloeden/organiseren (onderwijzen, overtuigen, gezamenlijke actie)
- Identiteit (een goed en consequent persoon zijn)
- Interactie (positief en aanvaardbaar overkomen)
- Relationele hulpbron (de relatie in stand houden)
- Persoonlijke hulpbron (repercussies vermijden)
- Beheer van de opwinding (vermijden gestresseerd te raken) doelen kunnen ook worden samengevoegd
en dat samen wordt wat ze zeggen, hoe ze bewegen etc.
Model voor doelen:
Primair doel: het doel om de ander te beïnvloeden tot
bepaald gedrag. Dit is waar het gesprek echt om gaat, en
waarom het gesprek behouden wordt. Bv: dokter wil een
diagnose stellen.
Secundair doel: doelen die ontstaan uit motivaties die in een
persoon zijn leven momenteel actief zijn. Geeft de grenzen
waarin verbale keuzes worden gemaakt. Bv: Dokter wil
bijvoorbeeld worden beschouwd als vriendelijk, een expert en hij wil dat de patiënt z.s.m. gaat.
Primaire doelen hebben de sterkste associatie met de energetische aspecten van het beïnvloedingsproces.
Secundaire doelen hebben een sterke relatie met communicatie variabelen. Je moet tot de conclusie komen
wat er precies gebeurt. Als je weet wat er precies is dan kan je erop reageren. Je observeert, dan infer:
,erachter komen wat er aan de hand is. Dan kun je dit checken en dan handel je ernaar. Je moet dan een keuze
maken onder onzekerheid.
De primaire en secundaire goals leiden tot communicatie gedrag. Bepaalde strategieën worden dan gebruikt:
• Topic of choice • Type of arguments • Language intensity • Interruptions • Response latency, speech rate •
Turn duration • Code/language choice • Speaking time • Accent mobility • Patronizing talk
Action assembly theory. Green: a cognitive approach to human communication
Communicatief gedrag is zowel nieuw en creatief als patroonmatig en repeterend. Twee basisprocessen in
communicatie zijn: selectie van oude elementen en constructie van nieuwe patronen.
Wanneer je mensen ziet communiceren en gedragen dan lijkt het erg complex, chaos, onzeker. Dat is een
illusie. Alle complexe dingen de je ziet zijn build up van kleinere units. Mensen hebben ideeën van: als ik
dit doe, dan zal dit gebeuren (action-outcome contingencies). Dit leer je vanuit persoonlijke ervaring,
ervaringen van anderen.
Je hebt een need waarbij een bepaald doel hoort. O.b.v. het
doel komen verschillende action-outcome contingencies naar
voren in het procedurele geheugen. Je kiest degene die het
beste passen om je gewenste doel te bereiken. Er zijn
verschillende functies, afhankelijk van hun uitkomst:
De contingencies worden samengevoegd tot 1
(assembly). Komen samen in de output representation
hierarchy, waaruit gepland wordt hoe je dit moet
aanpakken (spieren). Dan komt je communicatie gedrag
er uit.
Speech events: constituting relationships in talk. Taxonomy of speech events.
Een speech event is een communicatie episode dat gekarakteriseerd wordt door interne coherentie en
bepaalde begin en einde grenzen. Een speech event is een bouwsteen van het gesprek, en zorgen voor
herkenning van wat de activiteit is. Wederzijdse herkenning van verschillende soorten spraakgebeurtenissen
Maakt het mogelijk voor partijen om gezamenlijk verschillende soorten relaties aan te gaan
En de betekenis van die enactments te interpreteren.
Door het identificeren van speech events kun je een relatie beschrijven. Dit is een aanvulling op het sociaal,
psychologische beschrijven. Bv: we kunnen elkaar alles vertellen, we maken vaak grapjes met elkaar etc. Je
kan zien hoe de relatie is, en hoe die veranderd over de tijd.
Small talk is niet enkel praten, maar het is de basis van de relatie tussen die twee personen.
Verschillende soorten onderzoeken over speech events:
1. Diary Studies: in een diary beschrijven deelnemers specifieke informatie over hun interacties in het
dagelijkse leven. Deze manier van onderzoek heeft laten zien dat de waarde en kwaliteit van
communicatie verschilt voor verschillende personen in je leven.
2. Studies of social situations: deelnemers moesten hun sociale situaties beoordelen op Likert schalen.
Situaties worden dus beoordeeld, de situaties gaan over het wie, wat ,waar, hoe van het gesprek.
3. Cognitieve geheugenstructuren: onderzoeken van de cognitieve representaties van actiescènes. Je hebt
bijvoorbeeld een MOP (memory organization package): cognitieve structuren voor verschillende
situaties zoals bijvoorbeeld daten, delen van activiteiten etc. Ook horen schema’s en scripts hierbij. Dus
hoe je met een situatie om moet gaan. Speech events zijn een gedeelde cognitieve structuur: en is dus
sociaal aspect.
4. Ethnografisch onderzoek naar speech events;
Verschillende soorten speech events:
• Small talk • Relationship talk
• Conflict • Sports talk
• Current events talk • Gossip
• Joking around • Catching up
• Recapping • Getting to know
, • Morning talk • Bedtime talk
• Reminiscing • Making up
• Love talk • Talking about problems
• Serious conversation• Bringing bad news
• Complaining • Group discussion
• Persuading • Decision making
• Instructions • Class information talk
• Lecture • Interrogation
• Making plans • Asking a favour
• Asking out
(Bv. tentamen hoeveel speech events zie je, waarom verandert dit)
Mensen hebben sociale interactie nodig, en we hebben anderen nodig. Veel dingen die we leuk vinden
ontstaan vanuit het feit dat we anderen nodig hebben.
Waarom roddelen mensen: (gossip as cultural learning) – artikel nog toevoegen
Om normen te bouwen. Niet om negatief te praten, maar om sociale normen vast te stellen. Dat is een doel
op sociaal level, niet het persoonlijke doel van de persoon die dit doet. Artikel laat zien dat bv. Roddelen een
andere functie heeft dan op individueel level, je ziet dan dat we echt sociale dieren zijn.
----------------------------------------College 2: Hoe praten we?--------------------------------------------------------
Eigenschappen van een stem:
1. Objective acoustic aspects: hoogte, snelheid, objectieve metingen door bv een logopedist.
2. Judgements of voice characteristics: ik hoor iemand spreken en ik vind iemand hoog bv snel praten. Je
eigen evaluatie van de stem.
3. Personal characetistics: o.b.v. de stem infereer je persoonlijkheidseigenschappen. Hoe iemand praat zegt
iets over wat diegene voor karakter heeft. (Betrouwbaarheid)
Paralanguage:
Interpretatie van stem, je hebt verschillende stem eigenschappen: de eigenschappen zorgen dat je een
persoon op een bepaalde manier zal zien en interpreteren.
- Timbre: kenmerken van het geluid, herkenning van een specifieke stem, onderscheid tussen
verschillende geluiden en stemmen kunnen maken
- Resonance: lage of hoge stem, kan bv uitdragen of je dominant en masculiene bent. Trillingen uit je
stembanden.
- Loudness: volume van je stem, kan wederom een teken van dominantie zijn. Sociale situatie bepaalt ook
hoe luid je kan praten, omgeving bepaalt ook hoe luid je praat.
- Tempo: gerelateerd aan haast hebben, psychologisch gezien haastig zijn en nerveus zijn, maar ook een
care-free houding. Trager praten om bepaalde woorden te benadrukken.
- Pitch: door strakke spieren praat je hoger. (Toonhoogte)
- Intonatie: melodieus of monotone spraak.
- Syllabic duration
- Ritme
Mentale representaties:
Mensen willen bepaalde representaties communiceren door middel van de stem. Hier kan emotie aan
gekoppeld zijn waardoor je stem verandert. Ook kan er een bepaalde intentie of doel zitten achter de
communicatie, wat je door het veranderen van de stem kan aangeven. Als laatste kan door de stem herkent
worden wat voor relatie je hebt met de ander.
Prosody:
Onopvallende non verbale speech behaviors:
- Stress: klemtoon of nadruk leggen
- Center:
- Juncture: verbinding, zinnen maken
- Pitch (dingen benadrukken, veranderen)