Een volledige samenvatting van alle voorgeschreven literatuur, rechtspraak, uitgewerkte kennisclips, en de uitwerking met aanvullende aantekeningen van de onderwijsgroep, voor bijeenkomst 1 voor het vak Bewijs in strafzaken.
Bewijs in strafzaken
Bijeenkomst 1: Waarheidsvinding in strafzaken
De absolute waarheid bestaat niet. Zoals de Romeinse keizer Marcus Aurelius (heel) lang
geleden al zei “Alles wat we horen is een mening, geen feit. Alles wat we zien is
perspectief, niet de waarheid”. Dat geldt zeker ook voor de waarheidsvinding in
strafzaken.
Hoe een bepaald strafbaar feit zich heeft voorgedaan en wie daarvan strafrechtelijk een
verwijt kan worden gemaakt, dient te worden gereconstrueerd. Dat betekent dat de
waarheid – zoals betrokkenen zich die herinneren – moet worden beschreven. Soms is dat
betrekkelijk eenvoudig: bijvoorbeeld als het gaat om de vaststelling van ‘kale feiten’ die
objectief vast te stellen zijn, zoals de constatering dat iemand op een bepaalde datum
letsel heeft opgelopen. Voor andere onderdelen van delictsomschrijvingen – zoals
subjectieve bestanddelen als opzet en schuld – is dat ingewikkelder.
Het proces van waarheidsvinding vangt aan in het vooronderzoek, als politie en justitie
bewijsmateriaal verzamelen. Uiteindelijk is het de strafrechter die naar aanleiding van het
onderzoek ter terechtzitting de feiten vaststelt. Dat gebeurt grotendeels op basis van het
bewijsmateriaal dat in het vooronderzoek is verzameld. De bewijsmiddelen die de
strafrechter ter beschikking staan, moeten worden geselecteerd, geïnterpreteerd en
gewaardeerd. De Nederlandse strafrechter is daarbij aan regels gebonden die beogen te
verzekeren dat de bewijsbeslissing zoveel mogelijk overeenstemt met de waarheid. Het
bestaan van dergelijke regels is niet vanzelfsprekend: er zijn ook bewijsstelsels die
gebaseerd zijn op de veronderstelling dat waarheidsvinding niet kan worden gebonden
aan algemene regels en dus noodgedwongen moet worden overgelaten aan de wijsheid
van de rechter.
In deze bijeenkomst zal in algemene zin nader worden ingegaan op de verschillende
soorten bewijsstelsels, de kenmerken van het Nederlandse bewijsstelsel en het proces
van waarheidsvinding in strafzaken.
Literatuur
C.P.M. Cleiren, De rechterlijke overtuiging. Een sprong met hindernissen.
Inleiding
Bij de problematiek van strafrechtelijke waarheidsvinding en dwalingen is sprake van een
veelheid en samenstel van factoren, gecombineerd met een samenspel van actoren. Een
van de potentieel risicovolle factoren waaraan in het juridisch debat weinig aandacht is
besteed, betreft de in artikel 338 Sv genoemde rechterlijke overtuiging. De overtuiging is
volgens artikel 338 Sv een voorwaarde voor het bewijs van elk strafbaar feit en vormt dus
in iedere zaak die aan de rechter wordt voorgelegd het sluitstuk van zijn
oordeelsvorming.
De rechterlijke overtuiging: een oriëntatie op wet, literatuur en praktijk
Uit art. 338 Sv kan worden afgeleid dat de rechterlijke overtuiging onderdeel vormt van
het proces dat leidt tot de bewijsbeslissing. Veelal – en bijna als vanzelfsprekend – wordt
die notie gekoppeld aan het woord ‘slechts’ uit artikel 338 Sv en meegenomen bij de
bespreking van het negatief-wettelijk karakter van ons bewijsstelsel. Daarbij gaat het om
de norm dat ook bij voldoende wettig bewijs de rechter niet verplicht is te veroordelen.
Deze gedachte herkent men ook in het adagium ‘in dubio pro reo’, bij twijfel geen
veroordeling. Op basis van de formulering van artikel 338 Sv en het adagium ‘in dubio
pro reo’ kan gerechtvaardigd als uitgangspositie worden genomen dat de rechterlijke
overtuiging minimaal heeft te gelden als een conditio sine qua non voor een positieve
bewijsbeslissing.
, Wet en literatuur
Betekent dit nu dat wij de in art. 338 bedoelde overtuiging moeten opvatten als een
subjectieve graad van zekerheid, afhankelijk van de persoonlijke waarderingen en
inzichten van de rechter? In beginsel is dat inderdaad het geval, maar het is niet het
enige dat hier een rol speelt. De verplichting tot motivering is daarom in zijn visie
doorslaggevend. Aan die eis is voldaan indien de juistheid van de tenlastelegging op
grond van de in de motivering aangegeven resultaten van een zorgvuldig onderzoek
‘buiten redelijke twijfel’ ondubbelzinnig vaststelbaar is.
Corstens stelt dat de overtuiging, anders dan in het Franse stelsel waar men uitgaat van
de conviction intime, beredeneerd moet zijn: de conviction raisonnée. De overtuiging
moet op bewijsmiddelen zijn gebaseerd.
De rechtspraktijk
In de motivering van de bewijsbeslissing die krachtens artikel 350 jo. 359 Sv in het vonnis
wordt opgenomen, wordt veelal volstaan met een standaardformule. Volgens Buruma
blijkt uit twee recente uitspraken van de Hoge Raad dat ‘verantwoording en
controleerbaarheid mogelijk zijn voor zover het gaat om de kwaliteit van gebruikte
bewijsmiddelen, maar heel problematisch wordt waar het gaat om de kwaliteit van de
overtuiging. Die overtuiging is eigenlijk één met de selectie en waardering van de
bewijsmiddelen.
Bevindingen
Functies rechterlijke overtuiging:
- Een opdracht aan de rechter om zich bewust te blijven van zijn rechterlijke
verantwoordelijkheden in het kader van de waarheidsvinding (een
inscherpingsfunctie, de referentie aan het geweten);
- Een vereiste dat bemiddelt tussen de onvermijdelijke scheiding tussen feiten en
recht (een normatieve brugfunctie);
- Een vereiste dat bemiddelt tussen de onvermijdelijke scheiding tussen een (grote)
mate van waarschijnlijkheid en het categorisch ja/nee-oordeel dat de rechter in
zijn bewijsbeslissing vormgeeft (een wetenschappelijke/inductieve brugfunctie);
- Een extra vereiste (bovenop de bewijsmiddelen), dat geldt als conditio sine qua
non voor de bewijsbeslissing en waarbij wordt erkend dat de rechter ruimte heeft
voor zijn eigen persoonlijke waardering of voor zijn morele of ‘praktische’ wijsheid
(een surplus, een constituerende voorwaarde, een complementaire functie);
- Een maatstaf ter bevordering van het ‘waarheidsgehalte’ van de bewijsbeslissing
door een bepaalde standaard, een niveau van waarschijnlijkheid te eisen (een
empirische en betrouwbaarheidsfunctie);
- Een opdracht om de aanvaardbaarheid van de bewijsbeslissing te ondersteunen
door het achteraf verantwoorden van de beslissing naar veroordeelde en
samenleving (motiverings-, legitimerings- en argumentatieve functie).
De vereisten van artikel 338 Sv
De beperking tot de inhoud van wettige bewijsmiddelen en het onderzoek ter
terechtzitting
Bij beschouwingen over de beperking tot de inhoud van wettige bewijsmiddelen wordt
met name aandacht besteed aan het feit dat de wet geen beperkingen aanbrengt ten
aanzien van een overtuiging die van invloed is op het aannemen van
strafuitsluitingsgronden of het bepalen van de strafsoort of -maat. Daarnaast wordt deze
aanwijzing betrokken op de invulling van de motiveringsverplichting krachtens artikel 350
jo. artikel 359 Sv.
De beperking tot het onderzoek ter terechtzitting sluit aan op het gegeven dat in
ons stelsel de rechter beslist of de verdachte het in de tenlastelegging omschreven feit
heeft begaan. Het bewijsoordeel vormt het sluitstuk in een keten van bewijsgaring en de
rechter ter terechtzitting is de beslissende actor te midden van een veelheid van actoren
die zich bezighouden met waarheidsvinding.
De beperkingen in het tot stand brengen van een zekerheidsoordeel
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper shannonstiels. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,39. Je zit daarna nergens aan vast.