MRI
Ogm MRI 06-002
Een sequentie is een combinatie van RF puls, gradiënt schakelingen en signaal metingen
Er zijn twee soorten grote sequenties, de SE en de GRE
- SE: basis sequentie
- TSE: snellere sequentie
- IR: sterker T1 contrast
Een SE is een 90 graden puls die omklapt van Mz naar Mxy, de 180 graden puls zorgt voor refasering
halverwege de TE. De TE is de tijd tussen 90 graden tot signaalmeting, signaal komt terug uit de
patiënt. De TR is de tijd van 90 graden tot de volgende 90 graden puls, herhaling van schema.
Aantal malen dat de TR wordt herhaald wordt bepaald door de beeldmatrix. Voor elke beeldlijn moet
1 echo worden gemeten, je krijgt dan: het aantal lijnen x de TR.
FID signaal ontstaat door refasering, maar is er maar heel kort.
De TSE is in 1 repetietijd meerdere 180 graden pulsen, waardoor er meerdere echo’s ontstaan, je kan
meerdere signalen opslaan per 90 graden puls. Je kan sneller scannen. Het aantal 180 graden pulsen
bepaalt de turbofactor. Bij een TSE heeft vetweefsel altijd een hoog signaal.
De IR is een variatie van het basisschema, je zet voor de 90 graden puls een extra 180 graden puls, dit
is de 180 graden inversie puls, Mz+ klapt om naar Mz-, hierna vind T1 herstel plaats, hierna geef je de
90 graden puls, je krijgt dan een groter contrastweefsel. Je versterkt het T1 contrast. TI is de Time to
Inversion. Er is een groot contrast tussen vocht en vast weefsel.
Gradiënt echo is een opname zonder een 180 graden refaseringpuls, de echo wordt geformeerd uit
een gradiënt omkering. Deze heeft een relatief korte TR, zorgt voor het sneller scannen, en een
variabele fliphoek (hoeft dus niet perse een 90 graden puls te zijn.
SE GRE
,Bij een GRE krijg je een T2*, dit is je contrastweging. Je krijgt een
T2* relaxatie.
FID signaal ontstaat na de RF excitatie puls en verdwijnt snel
door defasering ontstaan door de spin-spin interactie en
veldinhomogenitiet. Wordt gerefaseerd door 180 graden puls bij
(T)SE, wordt gerefaseerd door gradiënt schakelingen bij de GRE.
De T2* contrast wordt veroorzaakt door spin-spin interacties, B0 veldinhomogenitiet en
susceptibiliteit.
Reden: geen 180 graden puls geeft geen correctie van fase verschillen veroorzaakt door de
veldinhomogenitieten, zijn hier gevoelig voor, ook voor artefacten.
De gradiënt zal eerst gaan defaseren door de gradiënt te schakelen, het signaal neemt af en je gaat
weer refaseren, je schakelt de gradiënt positief. Een gradiënt brengt een verloop van het
magneetveld aan. Omdat er verschil in precessiefrequentie gaan ze uit-fase lopen, wanneer deze
omkeert krijgt je de spins die een hoge precessiefrequentie krijgen, word deze een stuk lager en
omgekeerd, de lage krijgen een hoge. In dit proces komen de spins elkaar tegen, bij elkaar, dit is ook
wel de echo die je ziet ter hoogte van de T2*, dit heet een bipolair.
Bij een GRE sequentie kies je meestal voor een kleinere fliphoek, deze wordt bepaald
door de RF excitatiepuls. Een kleinere filphoek zorgt voor een kleinere magnetisatie in
het transversale vlak, een kleinere transversale magnetisatie is minder signaal.
Hierdoor wordt de SNR lager in vergelijking met de (T)SE.
Bij een FRE sequentie kan een kortere TR gebruikt worden omdat je een kleinere
fliphoek gebruikt wat zorgt voor sneller herstel van de longitudinale magnetisatie. De
scantijd bij een GRE sequentie door kortere TR sneller in vergelijking met de (T)SE.
Een GRE is het soort weging beeldkenmerkend afhankelijk van de soort GRE. Je krijgt veel
susceptibiliteit artefacten. Een GRE is gevoelig voor veldinhomogenitiet, bloedingen zijn daardoor
goed zichtbaar omdat er ijzer in het bloed zit.
, T2 TSE STIR T1 TSE
T2 TSE T1 TSE
T1 IR TSE T1 TSE
PD GRE