Samenvatting Ecologie
Hoofdstuk 15 – Kwetsbare ecosystemen
Paragraaf 1 – Energiestromen
De heuvels van Lachay
De kust van Peru is een van de droogste gebieden op aarde, ver valt slechts een paar mm per jaar.
Toch zijn er planten die er wel kunnen groeien, zoals de Tillandsia. De heuvels van Lachay zijn een
oase in Peru. Het is een uniek ecosysteem, met een wisselwerking tussen de organismen onderling
(biotische factoren) en de omgeving (abiotische factoren). Er leven veel organismen zoals planten,
maar ook insecten, zoogdieren en vogels.
Energie
In elk ecosysteem (T93B) gebruiken organismen energie om organische stoffen te vormen. Deze
stoffen hebben het element C, waar vervolgens H-atomen aangekoppeld zijn. Door fotosynthese
maken planten C6H12O6 (glucose) en O2 uit CO2 en H2O. De 2 laatstgenoemde zijn anorganische
stoffen, ze hebben geen C en H-verbinding en komen vrij in de natuur voor. Elk organisme gebruikt
een deel van de organische stoffen als bouwstof of als energiebron.
Energiebron
Aan het begin van een voedselketen staan organismen die energie vast leggen in organische
verbindingen, die zijn de producenten. Organismen die met behulp van lichtenergie organische
stoffen uit anorganische stoffen maken zijn foto-autotrofe organismen. Heterotrofe organismen zijn
de consumenten van het ecosysteem/ de voedselketen. Zij gebruiken een deel van de organische
stoffen als bouwstof, een ander deel is brandstof, weer een ander deel komt naar buiten als warmte.
Reducenten leven van gestorven organismen en hun organische afvalproducten, dus wat over blijft
zijn alleen anorganische stoffen.
Andere energiebronnen
In de bodem leven bacteriën die hun eigen organische stoffen maken uit anorganische stoffen. Zij
gebruiken de chemische energie die vrijkomt bij de oxidatie van stoffen als NH 4+ (ammonium) en NO2-
(nitriet). Dit noemen we chemosynthese: het opbouwen van organische stoffen uit anorganische
stoffen m.b.v. energie die vrijkomt bij een chemische reactie met anorganische stoffen.
De Nitrosomonas oxideert NH4+ tot NO2-, de vrijkomende energie gebruiken de nitrietbacteriën om
glucose te vormen uit CO2 en H2O. Andere bacteriën oxideren NO 2- tot NO3- (nitraat), ook zij
gebruiken vrijkomende energie om organische stoffen te maken. Beide groepen bacteriën zijn
chemo-autotroof en spelen een belangrijke rol in het hergebruik van stikstof door planten. Voor
nitraatbacteriën is NO3- een afvalstof, planten nemen dit op om eiwitten te maken die later weer
terechtkomen in de natuur. Na rotting ontstaat NH 4+ dat de nitrietbacteriën weer gebruiken.
Begrippen:
Begrippen Betekenis
Ecosysteem Een begrensd gebied met een wisselwerking tussen organismen
onderling (biotische factoren) en de omgeving (abiotische factoren)
Organische stoffen Stoffen met element C waaraan H-atomen gekoppeld zijn, gemaakt
door een organisme
Fotosynthese Proces waarbij planten m.b.v. zonlicht CO 2 en H2O omzetten in
C6H12O6 en O2
Anorganische stoffen Stoffen zonder C-H-verbindingen, deze komen vrij voor in de
natuur.
, Producenten Organismen aan het begin van de voedselketen die d.m.v.
fotosynthese hun eigen voeding maken. Ze leggen energie vast in
organische verbindingen vanuit anorganische stoffen.
Foto-autotrofe organismen Organismen die m.b.v. lichtenergie organische stoffen maken uit
anorganische.
Heterotrofe organismen Organismen die organische stoffen halen uit voedsel, dit zijn
consumenten en reducenten
Consumenten Organismen in het midden van de voedselketen die producenten of
andere consumenten eten.
Reducenten Organismen aan het einde van de voedselketen, die leven van
gestorven organismen en hun organische afvalproducten
Chemosynthese Het opbouwen van organische stoffen uit anorganische, m.b.v.
energie die vrijkomt bij een chemische reactie met anorganische.
Nitrietbacteriën Chemo-autotrofe bacteriën die energie halen uit de oxidatie van
NH4+ naar NO2-.
Chemo-autotrofe Organismen die m.b.v. energie uit oxidaties van anorganische
organismen stoffen organische stoffen maken uit anorganische.
Nitraatbacteriën Chemo-autotrofe bacteriën die energie halen uit de oxidatie van
NO2- naar NO3-.
Paragraaf 2 – Populaties
Kleine, kwetsbare populaties
Als er een kleine groep van bijvoorbeeld wolven op een eiland is, dan is dat niet altijd even voordelig.
Zo kan hun fitness te laag worden, dit is het vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de
volgende generatie. Daarnaast kan het zijn dat de populatie wolven zo klein is, dat er sprake is van
inteelt, dit betekend dat de dieren alleen kunnen paren met familieleden. Andere problemen die
voor kunnen komen in kleine populaties zijn parasieten, dit zijn bijvoorbeeld teken die op/in de huid
van het dier gaan zitten en hiervan profiteren, terwijl het dier er last van heeft. Ongunstig biotische
(parasieten) en abiotische factoren (de kou) beïnvloeden populaties negatief. Populaties nemen af
door sterfte en emigratie, ze nemen toe door geboorte en immigratie.
Leven in een nieuwe omgeving
Hoeveel soorten er maximaal kunnen leven in een gebied, hangt af van de grootte van het gebied.
Een groter gebied/eiland heeft meer habitats en ecologische niches, dan kleinere gebieden. Als
omstandigheden veranderen, kunnen er andere habitats en niches ontstaan. De grootste
biodiversiteit vind je in een landschap waar ecosystemen in elkaar over gaan, het tussenliggende
gebied vormt een gradiëntecosysteem.
Begrippen:
Begrippen Betekenis
Fitness Het vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende
generatie.
Inteelt Kruisen van nauwverwante dieren, waarbij afwijkingen kunnen ontstaan.
Parasieten Bacteriën die leven bij een ‘gastheer’ waarbij het een nadeel is voor de
gastheer maar een voordeel voor de bacterie
Abiotische factoren Factoren die gaan over niet-levende dingen (temperatuur)
Biotische factoren Factoren die gaan over levende dingen (parasieten)
Habitats Locaties
Ecologische niches Functies
Dynamisch evenwicht In een ecosysteem houden de dieren en planten elkaar in evenwicht, de