Rechtseconomie
Het rechtssysteem is er voor rechtszekerheid, zodat consumenten transacties kunnen
verrichten. Minimumloon is er voor rechtvaardigheid, maar hiermee doorbreken we de
marktwerking en het zorgt dus voor inefficiëntie. Juristen vinden het rechtvaardig dat de
consument wordt beschermd, economen noemen dit opheffing van de informatie
asymmetrie.
Welvaart: niveau van behoefte bevrediging. Dit kan alles omvatten mits het met economie te
maken heeft (schaarste).
- Ruime welvaart, verder denken dan geld
- Enge welvaart, alleen in termen van geld
- Formeel inhoudsloos, iedereen heeft een andere mening over welvaart
- Materieel heeft het wel inhoud, we kunnen het uitdrukken in BBP of een inkomen
(indicatoren). We proberen het welvaartsbegrip objectiveerbaar te maken, maar strikt
genomen is het niet objectief.
- Subjectief (geluk beleving): welvaart is nooit te vergelijken met die van een ander. Bij
de een kan het bijdragen tot een grotere welvaart, bij de ander tot een lagere
welvaart.
Het criterium van Pareto voor verbetering van de welvaart houdt in dat ten minste één
iemand erop vooruit gaat en niemand erop achteruit (gaat alleen over consumenten!).
Pareto- optimaliteit/efficiënt = zolang er één iemand in de groep erop vooruitgaat en
niemand erop achteruit kom je op een gegeven moment in een optimum, daarna gaat er
iemand op achteruit. Pareto-verslechtering houdt in dat er één op achteruitgaat en de rest
er niet vooruit, maar ook niet op achteruitgaat.
Het criterium van Kaldor en Hicks voor verbetering van de welvaart heeft te maken met
compensatie. Een groep mensen gaan erop vooruit en erop achteruit, maar door
compensatie gaan ze er toch op vooruit, mits degene die erop achteruitgaan voldoende
gecompenseerd worden.
Coase theorema: verwerking van negatieve externe effecten, deze beïnvloeden onze
welvaart. Voorbeeld: twee boeren die naast elkaar wonen, de één is een groentekweker en
de ander onderhoudt koeien. De koeien komen op het terrein van de groentekweker en
vertrappen de sla blaadjes. Hoe wordt dit opgelost? Coase vindt dat de overheid hier niet bij
nodig is, maar de eigendomsrechten moeten wel duidelijk zijn afgebakend.
- Stel dat de groentekweker het recht heeft om de koeien te verbieden om op zijn
terrein te komen. De koeienboer heeft een ander idee, hij wil de sla die door de
koeien zijn kapot getrapt, vergoeden. De groentekweker zal pas akkoord gaan indien
hij meer er aan verdiend dan bij het plaatsen van een hek. Ze gaan net zo lang door
met onderhandelen tot dat ze geen voordeel meer hebben bij het vergoeden van de
sla blaadjes. Dit leidt tot optimaliteit van de allocatie en er is sprake van kaldor en
hicks optimaliteit, want er wordt gebruik gemaakt van compensatie.
- Stel de koeienboer heeft het recht om zijn koeien vrij rond te laten lopen. De
groentekweker doet een bod zodat de koeien niet meer op zijn terrein komen. De
koeienboer gaat akkoord indien het voor hem het meest voordelig is. Zolang de
vergoeding hoger is dan de kosten die de koeienboer maakt om ze niet op de
groentekwekers land te laten lopen, is er een optimaliteit van de allocatie.
- Het onderhandelingsresultaat is in beide gevallen gelijk, hoe kan dit? Er is een
vraagcurve naar het maken van hinder, hiervoor moet wel een prijs worden betaald.
Hinder = MC, wat leidt tot MC=P. Deze zal in beide gevallen leiden tot dezelfde
uitkomst.
De veronderstellingen die Coase heeft gemaakt zonder ingrijpen van de overheid:
- Wederkerigheid > als A, B hindert, hindert B ook A. Omdat B zegt dat hij last heeft
van de hinder.
- Transactiekosten zijn 0. (A en B weten alles van elkaar). Het is wel van belang dat je
weet wie jou hindert, anders zijn de transactiekosten niet 0.
- Strikte eigendomsrechten
, - Economische analyse van aansprakelijkheid. A hindert B, en B stelt hier A voor
aansprakelijk. Door te onderhandelen komen ze tot een oplossing.
Melamed en Calabresi ondervonden dat transacties niet zomaar kunnen ontstaan. Bij het
Coase theorema is de allocatie altijd het zelfde, maar degene die geen rechten heeft betaald
degene die de rechten wel heeft. Dus de verdeling kan verschillen wat veroorzaakt wordt
door de initiële toedeling van rechten:
- Minimaliseren van de kosten van handhaving
o Mechanism design (jurist) / impact calculus (econoom): hiermee reken je uit
hoeveel mensen zich niet aan de regels houdt en hier wordt de handhaving
op aangepast.
- Rechten toedelen aan degene die het recht het hoogste waardeert
o Veiling (bij op bod)
o Marktmechanisme corrigeert inefficiënte toewijzing
Transactie kosten 0
Quota: maximum productie. Bijvoorbeeld melkproductie. Iedere boer
krijgt een hoeveelheid die hij mag produceren. Deze rechten kunnen
verhandeld worden.
- Andere wijze van toedeling:
o Evenredigheid, rechtvaardigheid
Wanneer de transactiekosten laag zijn, regeren de property rules. Eigendomsrechten
kunnen gemakkelijk worden overgedragen, dus lage transactiekosten. Maar hoge
transactiekosten betekent niet dat de eigendomsrechten slecht geformuleerd zijn. Sommige
producten zijn gewoonweg verboden. Bijna bij alle transacties is er een overdracht van
rechten waarbij sprake is van een Pareto verbetering. Behalve bij het Coase theorema.
Naast negatieve externe effecten (lawaai van vliegtuigen, milieu vervuiling) zijn er ook
positieve externe effecten, bijvoorbeeld: bloemetjes – bijtjes – imker, door veel mensen
onderwijs laten volgen, hierdoor verwachten we een betere welvaart
Property rights ≠ eigendomsrechten. Dit komt door het verschil in rechtssysteem van de
VS en de EU. In Nederland kennen wij civil law = wettenboekenrecht. De VS kent common
law = rechtersrecht, elke rechter kan aan een situatie uitspraak doen (maatwerk). Daarnaast
heeft ieder land/staat hun eigen soort recht en kennen zij het federale recht wat voor de
gehele VS geldt.
Eigendomsrechten betreffende een schaars goed:
- Mogelijkheid om het te gebruiken
- Mogelijkheid om er inkomsten van te trekken
- Mogelijkheid deze mogelijkheden en bevoegdheden aan een derde over te dragen.
Eigendomsrechten: rechten op een zaak
Property rights: subjectieve rechten die je moet toekennen aan een persoon of instelling.
Property rights moeten goed gedefinieerd worden zodat transacties kunnen plaats vinden.
Soms zijn de transactiekosten zo hoog dat geen transactie plaats kan vinden. Bij
onduidelijkheid over property rights, creëert dit transactie kosten. In het zwarte circuit zijn er
geen property rights, maar toch functioneert het goed, hoe kan dit? Als iemand zijn
afspraken niet nakomt, kan dit leiden tot de dood.
Eenzijdige transacties: hierbij krijgt één partij niks terug, bijvoorbeeld: een uitkering
Tweezijdige transacties: voorbeeld: goederen ruil. Twee partijen die beide iets krijgen.
Rationeel handelen: kosten en baten afwegen.
Methodologisch individu: methode van onderzoek die het individu (de subjectieve
voorkeuren) als uitgangspunt neemt.
Impact calculus (jurist) of mechanism design (econoom). Voorbeeld: hoe beloon je een
klokkenluider. Hier hebben we het dilemma, dat bij een te hoge beloning verkeerde types
worden aangetrokken en bij een te lage beloning het niet interessant genoeg is om de klok
te luiden.
Markt: het geheel van vraag en aanbod van verwante goederen.
Marktgedrag: feitelijk gedrag van ondernemingen.
, Marktvormen:
- Volkomen concurrentie:
o Transparant (volledige info)
o Heel veel aanbieders en vragers
o Geen uit/toetreding barrières
o Homogene goederen = identieke goederen in de ogen van de consument
o Lage transactiekosten (0)
o Eigendomsrechten zijn scherp gedefinieerd, anders kom je niet gemakkelijk
tot een transactie
o Het is mogelijk om een vraag en aanbod curve op te stellen (MC=P)
Volkomen concurrentie leidt tot 1 prijs en een optimaliteit van de
allocatie
- Monopolistische concurrentie:
o Heterogene goederen
o Veel aanbieders en vragers
o Winst is op den duur 0, door het wegconcurreren van concurrenten
o Aanbodfunctie: tegen welke prijs hoeveel goederen aangeboden wordt. Deze
is alleen te maken bij een monopolistische concurrentie (10 schoenenwinkels
in één winkelstraat). De aanbieder heeft niet zoveel invloed op de prijs.
- Monopolie:
o Één aanbieder
o Homogeen product
o Voorbeeld: overheid, NS, fifa
- Oligopolie:
o Markt met weinig aanbieders (minimaal 2), die rekening met elkaar houden
o Cournot-duopolie: kwantiteit concurrentie, homogene goederen, twee
aanbieders
o Bertrand had kritiek op Cournot, omdat wanneer je lager gaat zitten dan krijg
je de gehele markt en kom je uiteindelijk op P=MC
o Stackelberg: je hebt een leider en een volger. De leider doet iets en de
volgers reageren. (first mover advantage)
Veiling: de vrager krijgt wat hij hebben wilt, bij het opbieden > efficiënte allocatie. Degene
die het koopt, betaald ervoor wat hij er voor over heeft. Dit is een hogere prijs dan wanneer
het in de markt verkocht zou worden (soort monopolie).
Reserveringsprijs is het bedrag dat de verkoper minimaal wil hebben voor zijn product.
Quantitive easing: geld in economie pompen door staatsobligaties op te kopen
Bij een non-coöperatief spel kunnen er geen bindende afspraken worden gemaakt. Het
prisoners dilemma is een voorbeeld van een non-coöperatief spel, daarnaast is het ook
pareto inferieur. Een coördinatiespel is pareto superieur.
Collectieve goederen worden door de overheid geproduceerd (bijvoorbeeld: een dijk). Er is
dan sprake van:
- Non-rivaliteit: de een zit de ander niet in de weg als beide er gebruik van maken
- Non-exclusiviteit: de een kan het gebruik van de ander niet uitsluiten
Efficiënte allocatie:
Voorwaarde: MC = P
MC= productie middelen die je niet meer voor een ander product kan gebruiken (=
opportunity cost)
Stel de prijs is hoger dan de MC en de prijs (=vraagcurve) geeft weer wat de consumenten
ervoor over hebben. Dan willen mensen meer van dat goed hebben. Daarom MC = P
De overheid heeft het monopolie van de wetgeving. Hier is ook optimaliteit van de allocatie
mogelijk, maar wel in bepaalde mate. Je kunt de kwaliteit van de wetgeving niet weergeven
en te veel wetgeving is ook niet goed.