Hoofdstuk 1 - geest, gedrag en psychologische wetenschap
Psychologie: studie van de geest. Wetenschap van gedrag en mentale processen.
3 soorten psycholoog:
- Experimenteel
- Toegepast —> gebruikt kennis van experimenteel psycholoog
- Docenten
Pseudopsychologie: psychologische aannamen, niet wetenschappelijk bewezen.
Kritisch denken:
- Wat is de bron?
- Is de bewering redelijk of extreem?
- Wat is het bewijsmateriaal?
- Anekdotisch bewijsmateriaal: weinig waargenomen, daardoor niet betrouwbaar.
- Conclusie beïnvloed door bias?
- Bias: vooroordeel.
- Emotionele bias: oordelen op basis van gevoelens.
- Con rmation bias: informatie negeren die niet bij jouw opvatting aansluit.
- Worden denkfouten vermeden?
- Zijn er meerdere invalshoeken nodig voor een oplossing?
Volkspsychologie:
- Grieken —> bewustzijn en gekte
- Azië —> bewustzijn beheersen met meditatie
- Afrika —> verklaringen voor persoonlijkheid en stoornissen
- Europa —> geest staat los van natuurwetten
6 perspectieven:
- Biologisch —> evolutie, neurowetenschap
- Scheiding tussen geest en lichaam —> Descartes
- Neurowetenschap: hoe de hersenen gedachten, gevoelens en mentale processen creëren.
- Cognitief —> mentale processen, leren, samenwerking perspectieven
- Wetenschappelijke psychologie —> Wundt, periodiek systeem, patronen en eigenschappen
van chemische elementen.
- Introspectie: bewuste ervaringen beschrijven
- Structuralisme: basisstructuren geest en gedachten
- Gestaltpsychologen: kijken naar geheel, niet elementen
- Functionalisme: functie van bewustzijn
- Behavioristisch —> meetbaar gedrag, objectief
- John Watson
- Met iedereen oneens
- Gehele persoon —> eigenschappen, levensloop
- Psychodynamisch: begrijpen van functioneren door onbewuste behoeften (Freud)
- Humanistisch: mogelijkheden, groei van de mens (Rogers)
- Karaktertrekken en temperament: verschillen tussen mensen ontstaan door verschillen in
karakter
- Ontwikkeling —> erfelijkheid, omgeving, nature en nurture
- Lichamelijke verandering —> nature
- Mentale verandering —> nurture
- Sociocultureel —> sociaal leren, cultuur
- Cultuur beïnvloedt de mens
- Holisme: totaliteit belangrijker dan losse delen
Wetenschappelijke methode:
- Hypothese ontwikkelen
- Objectieve data verzamelen
- Resultaten analyseren
fi
, - Resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren
Empirisch onderzoek: gegevens gebaseerd op ervaring en observatie
Operationele de nities: exacte beschrijving hoe het onderzoek moet worden uitgevoerd
Experimentele conditie: omstandigheden onderzoek
Experimentele groep: proefpersonen
Controlegroep: proefpersonen om mee te vergelijken
Controleconditie: omstandigheden controlegroep, meestal gelijk aan experimentele conditie
Onafhankelijke variabele: staat los van de andere variabelen, wordt gemanipuleerd
Afhankelijke variabele: wordt geobserveerd, wordt beïnvloed door onafhankelijke variabele
Randomisering: groepen gemaakt door toeval
Signi cant: e ect is door onafhankelijke variabele ontstaan, niet door toeval
Repliceren: onderzoek opnieuw uitvoeren om te kijken of resultaten hetzelfde zijn
5 soorten psychologisch onderzoek:
- Experiment —> omstandigheden controleren
- Correlatieonderzoek —> relatie tussen variabelen
- Survey —> vragenlijst
- Natuurlijke observatie —> gedrag in eigen omgeving
- Gevalstudie —> onderzoek naar enkel object of persoon
Expectancy bias: verwachtingen beïnvloeden resultaten
Placebo: lijkt op medicijn, maar is het niet
Dubbelblindonderzoek: onderzoekers en proefpersonen weten beiden niet wie welke
onafhankelijke variabele krijgt.
Hoofdstuk 2 - biopsychologie, neurowetenschappen en de menselijke aard
Biopsychologie: interactie tussen biologie, gedrag en omgeving
Creationisme: leven is ontstaan door scheppingsdaad
Natuurlijke selectie: aanpassen aan omgeving (Charles Darwin)
Adaptief kenmerk: kenmerk aan organisme dat is ontstaan door aanpassen aan omgeving
Genen:
- Genotype: kenmerken organisme, genetisch
- Fenotype: fysieke kenmerken
- Genoom: set chromosomen
- Chromosoom: spiraalvormige draad wat bestaat uit DNA, 23 paar
- DNA: bevat informatie over genetische eigenschappen
- Genen: stukjes chromosoom, eiwit
- Autosoom: 22 paar chromosomen (overige paar is geslacht)
Genen bestaan uit honderden nucleotiden, waarvan er maar 4 verschillende bestaan die een
unieke code maken
fi ff fi
, Histoon: eiwit waar DNA omheen wikkelt
Epigenoom: reeks chemische codes, aanvullend op het DNA, passen zich aan aan omgeving en
ervaring
Neuron: zenuwcel, stuurt en ontvangt informatie
- Sensorisch neuron: geleidt informatie van zintuigen naar centrale zenuwstelsel
- Motorisch neuron: geleidt informatie van centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren
Schakelcel: informatie van ene type zenuwcel naar andere type sturen
Dendrieten: vertakte uitlopers neuron die informatie binnenhalen
Soma: kern van cel
Axon: vervoert informatie van soma naar eindknopjes
- Rustpotentiaal: elektrische lading axon is in rust
- Actiepotentiaal: verandering van lading
- Depolarisatie: actiepotentiaal, lading wordt tijdelijk omgekeerd waardoor het neuron vuurt, dit
zorgt ervoor dat de eindknopjes neurotransmitters gaan uitscheiden
Synaps: kleine spleet voor communicatie tussen neuronen
Eindknop: verdikking van uiteinde axon, bevat neurotransmitters
Synaptische transmissie: transport informatie door synaptische spleet
Neurotransmitter: brengt berichten door de synaptische spleet
Gliacel: vette laag om neuronen, myelineschede
Plasticiteit: vermogen zenuwstelsel om zich aan te passen
Zenuwstelsel:
- Centrale zenuwstelsel —> hersenen en ruggenmerg, verbindt hersenen met zenuwstelsels
- Perifere zenuwstelsel —> autonome en somatische zenuwstelsel
- Autonome zenuwstelsel —> boodschappen naar organen en klieren
- Sympathische zenuwstelsel —> reageren op stressvolle situaties
- Parasympathische zenuwstelsel —> kalmeert na stressvolle reactie
- Somatische zenuwstelsel —> boodschappen naar skeletspieren
Endocriene stelsel (hormoonstelsel):
- Bij een noodsituatie reageert eerst het sympathische zenuwstelsel, later het hormoonstelsel
met een stressreactie, omdat hormonen minder snel zijn via het bloed
- Hormoon: chemische boodschapper van het endocriene stelsel, gedragingen en emoties
- Hypofyse: manager van hormoonklieren, produceert hormonen
Agonisten: bootst neurotransmitter na of stimuleert
Antagonisten: dempt of remt neurotransmitter
3 lagen hersenen:
- Hersenstam —> oudste gedeelte, alertheid
- Medulla —> ademhaling, hartslag, zenuwbanen kruisen elkaar hier
- Pons —> hersenactiviteit tijdens slaap en dromen
- Formatie reticularis —> kern, slapen en waken
- Thalamus —> boodschappen passeren hier
- Cerebellum —> evenwicht, emoties aanpassen (kleine hersenen)
- Limbisch systeem —> emotie en herinnering
- Hippocampus —> langdurige herinneringen
- Amygdala —> motivatie, angst en agressie
- Hypothalamus —> houdt bloed in de gaten, zorgt voor een goed gevoel bij toegeven aan
honger (dopamine)
- Cerebrale cortex —> denken en waarnemen, dunne buitenste laag hersenen
- Corpus callosum —> verbindt hersenhelften met elkaar en maakt communicatie tussen de
twee mogelijk
Kwabben cerebrale cortex:
- Frontaalkwab —> voorin, beweging, denken en persoonlijkheid, linker genereert spraak
(Broca)