Hoorcollege 1 VITALE FUNCTIES
- Kan de belangrijkste basale functies en organisatieniveaus in levende organismen
herkennen en beschrijven.
Basale functies:
- Groei
- Voortplanting
- Stofwisseling
- Beweging
- Reactievermogen
Organisatieniveau’s:
- Chemisch niveau
- Celniveau
- Weefselniveau
- Orgaanniveau
- Orgaanstelselniveau
- Organismeniveau
- Kan uitleggen wat wordt verstaan onder “homeostase” en waarom het lichaam daar
altijd naar streeft en dat homeostase een dynamisch (en geen statisch) proces is.
Homeostase = het streven naar een stabiel intern milieu. Het is een dynamisch proces omdat
het evenwicht kan veranderen, maar het uiteindelijk weer terugkeert naar een normaal niveau.
Homeostase gaat vrijwel bijna altijd via negatieve terugkoppeling en wordt gereguleerd via
een receptor, een controlecentrum en een effector.
- Kan benoemen wat vitale functies zijn en uitleggen waarom dat vitale functies
genoemd worden.
Vitale functies:
- Luchtweg
- Ademhaling
- Circulatie
- Temperatuur
- Bewustzijn
- Kan verklaren waarom zuurstoftekort in de weefsels een levensbedreigend situatie
kan opleveren.
Zuurstoftekort in de weefsels kan levensgevaarlijk zijn omdat dit onomkeerbaar is. Wanneer
weefsels te weinig zuurstof krijgen, sterven deze af.
- Kan het belang en de onderdelen van de primary survey noemen
,Onder de primary survey wordt het eerste oriënterend onderzoek verstaan. Hierin worden met
name de vitale functies onderzocht en gestabiliseerd.
A = airway en CWK
B = breathing
C = circulation
D = disability
E = exposure/ environment
Hoorcollege 2 ORIËNTATIE/BASIS ANATOMIE
- De orgaanstelsels van het menselijk lichaam benoemen en beschrijven en de
samenhang tussen de orgaanstelsels uitleggen.
Orgaanstelsel:
1. De huid > bescherming lichaam, temperatuur regelen
2. Beenderstelsel > bescherming weefsels, ondersteuning, opslagplaats voor mineralen
en vorming bloedcellen
3. Spierstelsel > beweging, stevigheid, productie warmte
4. Zenuwstelsel > maakt onmiddelijke reactie op prikkels mogelijk door het coördineren
van andere orgaanstelsels
5. Hormoonstelsel > reguleert langdurige veranderingen in de activiteit van andere
orgaanstelsels
6. Cardiovasculair stelsel > transport van cellen, opgeloste stoffen, voedingsstoffen,
afvalstoffen en gassen
7. Lymfestelsel > verdedigt tegen infecties en ziekten, zorgt voor terugkeer van
weefselvocht naar de bloedsomloop
8. Ademhalingsstelsel > transport lucht naar gaswisselingsoppervlakten, afscheiding van
afvalstoffen, produceert geluid
9. Spijsverteringsstelsel
10. Urinewegstelsel > verwijderd overtollig water, zouten en afvalstoffen
11. Voortplantingsstelsel
- Mannelijk: productie van geslachtscellen en hormonen
- Vrouwen: productie van geslachtscellen en hormonen, ondersteunt embryonale
ontwikkeling van bevruchting tot geboorte
- Veelgebruikte Latijnse termen en die in de anatomie en pathologie gebruikt worden
herkennen vertalen en verklaren.
Voorvoegsels
Hyper- en hypo- Hoog/boven en laag/onder
Supra- en infra-, sub- Boven, onder
Para- Naast, bij, verkeerd
Ad-, epi- Bij
a- Geen, niet
Tachy- en brady- Snel en langzaam
En-, end, ent, intra In, binnenkant
Circum-, peri Rondom
, Achtervoegsels
-cyt Cel
-itis Ontsteking
-ase Meestal: enzym dat stof afbreekt
-emie In bloed, m.b.t. bloed
-urie In urine, m.b.t. urine
-lyse Afbraak, losmaken
Anatomische termen voorkant lichaam
Cefaal Hoofd
Orbitaal Oogholte
Oraal Mondholte
Thoracaal Borstkast
Brachiaal Arm
Abdominaal Buik
Inguinaal Lies
Femoraal Bovenbeen
Cruraal Onderbeen
Pedaal Voet
Frontaal Voorhoofd
Nasaal Neusholte
Cervicaal Nek
Axillair Oksel
Sternaal Borstbeen
Mamaal Borst
Umbilicaal Navel
Carpaal Pols
Digitaal Vingers
Pubisch Genitaal
Patellair Knieschijf
Tarsaal Enkel
Digitaal Teen
Hallux Grote teen
Anatomische termen achterkant lichaam
Occipitaal Achterhoofd
Vertebraal Wervelkolom
Lumbaal Onderrug
Saccraal Heiligbeen
Gluteaal Billen
Perinaal Tussen anus en genitaliën
Poplietaal Knieholte
Calcaneaal Hiel
, Plantair voetzool
Belangrijkste botten
Clavicula Sleutelbeen
Scapula Schouderblad
Humerus Bovenarm
Radius Spaakbeen
Ulna Ellepijp
Carpalen Handwortelbeentjes
Phalangen Vingerkootjes
Metacarpalia Middenhandsbeentjes
Pelvis Bekken
Femur Dijbeen
Patella Knieschijf
Fibula Spaakbeen
Tibia Kuitbeen
Tarsalen Voetwortelbeentjes
Metatarsalia Middenvoetsbeentjes
Phalangen teenkootjes
- Doorsneden, regio’s en lichaamsdelen en hun onderlinge positie beschrijven aan de
hand van anatomische termen: frontaal, sagittaal, transversaal, anterior, posterior,
ventraal, dorsaal, craniaal, caudaal, superior, inferior, mediaal, lateraal, proximaal,
distaal, sinister en dexter.
- De belangrijkste lichaamsholten en hun onderverdeling herkennen en benoemen.
Thoraxholte:
- Twee pleurale holtes
- Pericardale holte
- Mediastinum
Abominale holte:
- Peritoneum