Samenvatting Wielenga bladzijde 281-358, 368-372
Hoofdstuk 6 | Stabiliteit en modernisering: Nederland sinds 1918
Politiek en economie in het interbellum (1918-1940)
In juli 1918 eerste verkiezingen met nieuwe kiesrecht (alle mannen 25+).
Katholieken sterke positie. Sociaaldemocraten hadden zich voor kiesrecht
ingezet, maar wonnen er niets mee. Veel arbeiders waren namelijk
gelovig. Confessionele partijen waren alleen verbonden door afkeer niet-
christelijke partijen. Ze hadden geen gemeenschappelijk doel met
Nederland. Ook onenigheid over hoeveelheid invloed staat. In de jaren 20
ontwikkelde en moderniseerde Nederland zich snel: researchlaboratoria,
infrastructuur, communicatie. De crisis begon in Nederland later en zette
zich ook langer door. Er kwam pas een einde in zicht toen Nederland in
1936 de gouden standaard losliet.
Plan van de Arbeid liet zien dat SDAP strijd tegen kapitalisme had
opgegeven, maar een gemengde economie wilde vestigen. En in 1939
nam de SDAP voor het eerst deel aan de regering.
Kleine crisis van de democratie: onvrede met functioneren van de
staatsinstellingen. Dus trage besluitvorming, moeizame coalitievorming
etc.
Grote crisis van de democratie: onvrede met het systeem zelf. (Colijn,
NSB).
De aantrekkingskracht van Mussert was te verklaren door zijn burgerlijke
en fatsoenlijke voorkomen. Het politieke doel was vaag, maar hij kon erg
goed organiseren. Naarmate de partij agressiever werd, waren meer
mensen tegen de NSB. Dit versterkte weer de agressie etc.
2:
Zelfstandig en neutraal: de buitenlandse politiek tot 1940
Nederland werd ervan beschuldig pro-Duits te hebben gehandeld tijdens
WO1. Wilhelm II kreeg asiel en de Duitse troepen mochten door Nederland
terugkeren. België probeerde ervan gebruik te maken en Zeeland en
Limburg te veroveren. Frankrijk en Engeland wilden voorkomen dat
Nederland in pro-Duits gebied zou komen. De neutrale politiek was voorbij.
Nederland nam deel aan de Volkenbond, het Hof van Internationale Justitie
zetelde in Den Haag en het Briand-Kellogpact werd gesloten.
Nederland was economisch afhankelijk van Duitsland en wilde dan ook
geen kritiek op het nazisme leveren. Later onthield Nederland zich ook van
kritiek om veiligheidsredenen. Colijn was fan van Chamberlain en dus van
de Conferentie van München. De Volkenbond faalde en de internationale
spanningen liepen op. in Nederland leidde dit tot het verhogen van de
defensie-uitgaven en keerde Nederland zich terug in de neutrale politiek.
Toen Hitler Nederland aanviel kon Nederland niet op steun van Engeland
en Frankrijk rekenen. Zij voerden nog appeasementbeleid.
RKSP: Roomsch Katholieke StaatsPartij, tot 1945 altijd in kabinet. Sinds
1926/1904
SDAP: Sociaal-Democratische ArbeidersPartij, Troelstra, sinds 1894.
ARP: Anti-Revolutionaire Partij, eerste partij in NL, Kuyper, sinds 1879.
Troelstra was van SDB
,3:
Oorlog en bezetting (1940-1945)
De oostenrijkse Arthur Seyss-Inquart werd door de Duitsers aangesteld.
Naast hem werkten vier Generalkomissare met ieder een eigen gebied.
Hanns Albin Rauter (O): openbare orde en veiligheid, SS
Fritz Schmidt: NSDAP, openbare mening en niet-economische verenigingen
Friedrich Wimmer (O): bestuur en justitie
Hans Fischböck (O): economie en financiën
Daarnaast was FC Christiansen de Wehrmachtsbefehlhaber en Otto Bene
verantwoordelijk voor buitenlandse zaken.
De gebieden moesten samenwerken maar concurreerden elkaar ook.
Vier fasen Tweede Wereldoorlog
10 mei 1940 – februari 1941: nederlaag, acceptatie en aanpassing
Het Germaanse Nederland moest gewonnen worden voor de NSDAP.
Daarnaast moest de Nederlandse economie de oorlog dienen. De
Nederlandse Unie werd opgericht en probeerde alles rustig te laten
verlopen. De Duitsers gebruikte de NU om de integratie te
versoepelen.
Nederlandsche Unie: concurrent van de NSB.
februari 1941 – zomer 1943: toenemende onderdrukking en
Jodenvervolging
Razzia’s, Februaristaking. Verzuiling versterkte saamhorigheid. Het
was duidelijk dat Nederland niet voor de NSDAP zou gaan, dus
hoefden de Duitsers minder hun best te doen. Meer Nederlanders
moesten in Duitsland gaan werken.
zomer 1943 – september 1944: toenemende uitbuiting en groeiend
verzet
April-meistakingen omdat Nederlandse soldaten zich moesten
melden. Verzuilde illegale pers nam toe. Operatie Market Garden
mislukte en het zuiden van Nederland was bevrijd.
september 1944 – mei 1945: hongerwinter, frontgebied en totale
ontreddering
Spoorwegstaking zorgde voor honger en kou.
Verklaring meegaandheid:
Verzuiling, traditionele volgzaamheid en respect voor autoriteit
(bureaucratie), veel Oostenrijkers, geen militair maar civiel
bezettingsbestuur, joden waren goed geassimileerd en waren dus ook heel
volgzaam, vooral adviezen van de Joods Raad werden opgevolgd.
4:
Tussen politieke vernieuwing en continuïteit (1945-1966)
Er kan gesproken worden van politieke continuïteit na de oorlog. Maar er
waren ook veranderingen. Geest van Gestel wilde breken met verzuiling.
De Nederlandse Volks Beweging werd opgericht die voor vernieuwing
stond. Ook de PvdA werd opgericht die socialdemocraten, links-liberalen
en vooruitstrevende confessionele integreerde. Kleine crisis was voorbij.
De relatie tussen werkgevers en werknemers veranderde ook met de
komst van de Stichting van de Arbeid. Ook de Sociaal Economische Raad
, was opgericht. Daarnaast kwam er een basis voor de verzorgingsstaat. Er
werden in de jaren 50 pogingen gedaan om de jeugd te verzuilen, maar
dat lukte niet. In de zuilen werd het steeds onrustiger. De paus verbood
katholieken om lid te zijn van sociaaldemocratische organisaties.
De economie ging ook niet goed. Er werd meer geïmporteerd dan
geëxporteerd en het verlies van Nederlands-Indië had ook gevolgen. Met
de Marshallhulp kwam ook de Amerikaanse cultuur. Ook werd het CPB
opgericht, met Tinbergen als directeur. Er werd om de economie te
stimuleren veel aan industrialisatie gedaan.
Verschillen in voor en na de oorlog: verlies Nederlands-Indië, nieuwe
internationaal georiënteerde politiek, verzorgingsstaat,
consumptiemaatschappij, invloed arbeidersbeweging in politiek.
Overeenkomsten: verzuiling.
Verklaring snelle wederopbouw: stabiele politiek, vakbonden staakten niet,
vondst van de gasbel en ontwikkeling sociale zekerheid.
Breuk in de buitenlandse politiek en de dekolonisatie van
Nederlands-Indië
Nederland wachtte rustig af na WO2 op buitenlands toneel. Als klein land
had Nederland ook weinig keus. In 1948 sloot Nederland met Engeland,
Frankrijk, België en Luxemburg het Pact van Brussel. Lidmaatschap van de
NAVO ging voor de Europese plannen. Maar Nederland had op economisch
gebied veel belang bij Europa dus uiteindelijk kwamen die
samenwerkingen er wel. Zeker na de oprichting van EGKS was Nederland
bereid veel in Europa te investeren.
Na WO2 riep Soekarno de onafhankelijkheid uit. Een jaar later was
Nederland weer terug, maar het was al te laat. Met het Akkoord van
Linggadjati leek er een oplossing te zijn maar beide partijen waren het er
niet mee eens. Er volgden twee politionele acties tussen de KNIL en de
plaatselijke bevolking. Onder druk van het buitenland (VS met
Marshallhulp) werd Indonesië uiteindelijk onafhankelijk.
5:
Ontzuiling, polarisatie en ‘poldermodel’ (1966-2002)
In 1970 had Nederland hoge lonen. De welvaart steeg en meer dingen
veranderden. De ontzuiling vond plaats, samen met secularisering,
individualisering en de wens naar meer participatie in de democratie. De
zuilen waren flexibel. De jongerenorganistie Provo had geen politiek
programma, maar wilde provoceren. Vergeleken met andere landen
gebeurden de grote veranderingen zonder veel geweld. De confessionele
partijen kregen minder stemmen en voegde zich samen tot het CDA. Er
kwamen meerdere politieke partijen en de polarisatiestrategie deed zijn
intrede. Dit werd door links gebruikt om de voorheen confessionelen
stemmen aan de linkerkant te krijgen.
Met Den Uyl werd spreiding van kennis, inkomen en macht de nieuwe leus
en kreeg het feminisme een nieuwe impuls.
Gevolgen ontzuiling: confessionele partijen minder populair, polarisatie,
D66, PvdA.
6: