Aantekeningen Argumentatie: kritisch denken en logisch redeneren
Structuur van redeneringen
Literatuur: Burger H3; van Eemeren H1 t/m H5 (behalve H4 vanaf 4.2)
Typen argumentatie:
- Enkelvoudig:
- Redenering die uit 1 standpunt (St) en 1 argument (A1, A2 etc.) bestaat, pas op met
verzwegen argumenten!
- Voorbeeld van verzwegen argument: Amber heeft geen ruimtelijk inzicht want Amber
is een meisje, St: Amber heeft geen ruimtelijk inzicht, A1: Lisa is een meisje,
verzwegen argument (A1’) : meisjes hebben geen ruimtelijk inzicht.
- Meervoudig:
- Een standpunt, meerdere argumenten.
- Alle argumenten zijn op zichzelf staan voldoende om het standpunt te verdedigen.
- Indicatoren: ten eerste, ten tweede, overigens, etc.
- Nevenschikkend:
- Een standpunt, meerdere afhankelijke en/of samenhangende argumenten (A1a en
A1b, A2a en A2b).
- Eén argument te zwak OF anticiperen op tegenwerping.
- Indicatoren: daarnaast, zelfs, temeer, etc.
- Onderschikkend:
- Meerdere van elkaar afhankelijke, trapsgewijs geordende argumenten.
- Argumenten worden op hun beurt weer onderbouwd door een volgend argument (A1,
A1A1, A1A1A1).
- Indicatoren: immers, omdat, want, etc.
- Complex:
- Een combinatie van meervoudige, nevenschikkende en/of onderschikkende
argumenten.
Meningsverschillen:
- Propositie: een stelling/uitspraak
- Je kunt er een positie over innemen.
- Standpunt: positieve of negatieve positie t.o.v. een propositie
- Twijfel: neutrale positie
- Meningsverschil: standpunten komen niet overeen
- Ten minste 1 standpunt + 1 twijfel
- Verdediging:
- Positieve positie: verdedigingsplicht
- Met een redenering waarbij de ingenomen positie het standpunt is.
- Negatieve positie: ontkrachting plicht
- Met een redenering waarbij de ingenomen positie het standpunt is.
- Twijfel / geen standpunt: geen plicht
- Type meningsverschillen
- Aantal proposities:
- Eén propositie: enkelvoudig
- Meerdere proposities: meervoudig
, - Aantal posities die zijn ingenomen (=partijen met verdedigingsplicht)
- Eén positie (dus twijfel bij de andere partij): niet gemengd
- Meerdere posities: gemengd
Bijvoorbeeld: enkelvoudig - niet gemengd
Docent 1: pedagogiek studenten zijn erg gemotiveerd
Docent 2: Is dat wel zo?
Enkelvoudig - gemengd
Docent 1: Pedagogiek studenten zijn erg gemotiveerd
Docent 2: Pedagogiek studenten zijn ongemotiveerd
Meervoudig - niet gemengd
Docent 1: Pedagogiek studenten zijn erg gemotiveerd, ijverig en slim
Docent 2: Ik weet niet of ik het daar mee eens ben.
Meervoudig - gemengd
Docent 1: pedagogiek studenten zijn erg gemotiveerd, ijverig en slim
Docent 2: Dat ben ik niet met je eens
Argumenteren en discussiëren
- Verschil tussen oplossen van een meningsverschil en het beëindigen van een verschil van
mening door het te beslechten.
- Beslechten: op de één of andere manier wordt ervoor gezorgd dat de geschilpunten uit
de weg worden geruimd zonder dat de ene partij de ander overtuigd heeft.
- Algemeen beschaafd geachte manier van beslechten: het verschil van mening wordt
aan een specifieke buitenstaander voorgelegd die als scheidsrechter fungeert en een
knoop doorhakt.
- Of meerderheid van stemmen
- Argumentatieve discussie: alle gevallen waarin het er in de discussie uiteindelijk om gaat een
verschil van mening tot een oplossing te brengen (ipv uitsluitend anderen ergens van de op de
hoogte te stellen).
- Protagonist: iemand die het standpunt verdedigd.
- Antagonist: iemand die twijfel aan de aanvaardbaarheid van het standpunt tot
uitdrukking brengt.
- 4 discussiefasen:
- 1. Confrontatiefase
- 2. Openingsfase
- 3. Argumentatiefase
- 4. Afsluitingsfase
- Kritische discussie: wordt alleen en uitsluitend geprobeerd om met behulp van argumentatie
vast te stellen of het standpunt waarover de protagonist en antagonist van mening verschillen
wel of niet worden aanvaard, zodat ofwel de twijfel van de antagonist ofwel het standpunt van
de protagonist moet worden ingetrokken.
, Beoordelen van redeneringen: geldigheid o.b.v. vorm
Literatuur: Burgers H4 & H5
- Deductieve argumenten: argumenten waarin conclusies worden afgeleid uit een aantal
uitgangspunten, premissen.
- Validiteit:
- Als premissen waar zijn, moet de conclusie dat ook zijn
- Geen andere conclusie mogelijk.
- Deugdelijkheid: premissen moeten geldig en waar zijn.
- Formele logica:
- Geldigheid hangt af van de vorm:
- Sommige M zijn S
- Alle M zijn P
- Dus sommige S zijn P
- Typen argumenten
- Conditionele redeneringen
- Syllogismen
Geldigheid van Syllogismen:
- Syllogismen noemen we ook wel categorische syllogismen
- Categorische proposities:
- Beweringen over categorieën
- Er worden relaties tussen groepen of klassen weergegeven.
- Alle echte mannen zijn vleeseters (de groep echte mannen is een
deelgroep van de groep vleeseters)
- Geen kind is zelf verantwoordelijk (kinderen behoren niet tot de
klasse van zelfstandige individuen.
- Etc
- 4 basisvormen:
- Alle S zijn P
- Geen enkele S is P
- Sommige S is P
- Sommige S is niet P
- Universeel vs. specifiek & Bevestigend vs. ontkennend.
- S en P staan voor subject en predicaat
- subject is het onderwerp van de zin en predicaat is datgene dat wel of niet van
toepassing is op het onderwerp.
- Bijv. Alle pedagogen zijn slechte opvoeders
- Subject: pedagogen
- Predicaat: slechte opvoeders
- Geen kind is zelf verantwoordelijk
- Subject: kinderen
- Predicaat: zelf verantwoordelijk
- Categorisch syllogisme:
- De redenering bevat enkel categorische proposities
- Bestaat uit 2 premissen en 1 conclusie
- 1 premisse bevat de subjectterm
- 1 premisse bevat de predicaatterm