Toetsmatrijs BS3
kan benoemen welke vragen en lichamelijk onderzoek gesteld/gedaan kunnen worden in de
anamnese gericht op het domein voeding:
Anamnese= de eerste fase van het verpleegkundig proces. Het systematisch verzamelen
van relevante en belangrijke patiëntengegevens. Geven informatie en feiten weer over de
patiënt.
- Verzamelen
- Verifiëren= het controleren of de gegevens kloppen.
- Ordenen
- Vastleggen
Een verpleegkundige anamnese richt zich op de reacties van de patiënt, niet op
ziekteprocessen en pathologie.
Cliëntgegevens: bloeddruk, kleur van urine, laboratoriumuitslagen
Geinsgegevens: samenstelling, gezinsinkomen, gegevens over veiligheid in huis.
Gemeenschapsgegevens: omgeving (lucht, water), morbiditeit en mortaliteit.
Subjectieve gegevens= zijn niet meetbaar of observeerbaar. Kunnen alleen worden
verkregen door wat de cliënt je verteld. (gaat om gedachten, overtuigingen, gevoelens,
sensaties, zelfbeleving en gezondheidsbeleving (bijv. pijn, duizeligheid). Berust op meningen
en inzichten en NIET OP FEITEN. Symptomen (symptoms)
Objectieve gegevens= kunnen ook door iemand anders dan de cliënt zelf worden
waargenomen. Deze gegevens verkrijg je door de cliënt te observeren of te meten. (vb:
polsslag, de kleur van de huid, de mictie en uitslagen van onderzoeken en röntgenfoto’s).
verschijnselen (signs)
Primaire gegevens= van de cliënt zelf verkregen informatie.
Secundaire gegevens= de info vermeld van iemand anders dan de cliënt. (bijv. andere
mensen, cliëntendossiers)
Initiële anamnese= afgenomen bij het eerste contact met de cliënt en bestaat uit alle
subjectieve en objectieve gegevens die betrekking hebben op de gezondheidstoestand van
de cliënt. Gaat het om een initiële anamnese van de patiënt die opgenomen wordt, dan
spreken we ook wel van een opname anamnese.
Vervolganamnese= bestaat uit alle gegevens die verzameld worden nadat de initiële
anamnesegegevens bijeen zijn gebracht.
Lichamelijk onderzoek:
Inspectie= kijken -> naar het lichaam, overgewicht/ondergewicht?
- Kleur (bleek, rood, blauw, geel)
- Voedingstoestand (uitdroging)
- Bewustzijn, algemene indruk
Auscultatie= luisteren -> longen, hebben deze het zwaar? Ademhaling, gaat dit makkelijk?
- Ronchi (reutelen) in de longen
- Hartruis
Palpatie= voelen -> aan de buik voelen
- ‘pitting oedeem’ (eudeem: vochtophoping, druk je erop dan blijft je vinger staan)
- Druk/loslaatpijn (vb. blindendarmontsteking)
- Polsslag
Percussie= kloppen
Vitale functies:
- Meten van bloeddruk, temperatuur, saturatie
,Domein Voedings- en stofwisselingspatroon:
Dit patroon beschrijft de opname van vocht en voedsel in verhouding tot de fysiologische
behoeften en de indicatoren op basis waarvan men overgaat tot plaatselijke
voedingstoediening. Inbegrepen zijn individuele eet- en drinkgewoonten, de dagelijkse
eettijden, soorten voedsel en voedselvoorkeuren en het gebruik van voedings- en
vitaminesupplementen. Eventuele huiddefecten en het vermogen tot genezing hiervan vallen
onder dit patroon, als ook de toestand van de huid, haren, nagels, slijmvliezen en gebit, en
lichaamstemperatuur, lengte en gewicht.
Vragen bij dit patroon zouden kunnen zijn:
- Heeft u over het algemeen een goede eetlust?
- Is uw eetlust sinds uw zieke veranderd?
- Heeft u een dieet?
- Heeft u een vochtbeperking?
- Heeft u benauwdheidsklachten, oedemen?
- Wat was uw gewicht voor de nierziekte?
- Heeft u huidproblemen, wondjes of last van jeuk?
Observatie gegevens:
- Lengte en gewicht
- Gewichtsverandering
- Toestand van de huid
- Toestand van de toegang tot de bloedbaan
- Oedeem
Kan benoemen welke vragen en lichamelijk onderzoek gesteld/gedaan kunnen worden in de
anamnese gericht op het domein welbevinden:
Welbevinden:
Vragen:
- Heeft u last van chronische pijn?
- Heeft u acute pijn?
- Heeft u last van een gestoord welbevinden?
- Hoe is uw omgevingscomfort?
- Hoe is uw sociale welbevinden?
- Bent u eenzaam?
Observaties:
- Gedrag
- Non-verbaal gedrag
- Concentratie vermogen
Kan een risico-inschatting/vroeg signalering maken op het domein voeding:
Risicofactoren:
Gewichtstoename ontstaat door een langdurige, veelal subtiele, onevenwichtigheid in de
energiebalans.
Risicofactoren Literatuur
Zwangerschapsdiabetes moeder
Roken tijdens zwangerschap
Perinatale factoren
Laag geboortegewicht met snelle inhaalgroei
Hoog geboortegewicht
Snelle toename gewicht (leeftijd 0-1 jaar > 0,67 SDS)
Biologische factoren Vroege puberteit
Depressiviteit
Socio-demografische Lage socio-economische positie
,factoren Etniciteit (Turks, Marokkaans)
Ouders met overgewicht / obesitas
Omgevingsfactoren en
Weinig bewegen
gedrag
Fastfood
Genetische factoren Genetische aanleg
Beschermende factoren
Perinatale factoren Borstvoeding
Veel bewegen, buitenspelen en voldoende plaats om buiten te
Omgevingsfactoren
spelen
Totale hoeveelheid en soort vetten in de voeding
Ontbijt overslaan
Snoepen en snacken
Inconsistente factoren Gezoete dranken
Televisie kijken
Kinderdagverblijf
Korte slaapduur
Instrumenten overgewicht:
Instrumenten kunnen gebruikt worden voor het daadwerkelijke meten van overgewicht, zoals
de Body Mass Index. Maar ook om de oorzakelijke en in standhoudende factoren in kaart te
brengen.
- Effectevaluatie: meten de veranderingen in eet/beweeggedrag.
- Vragenlijst laten invullen die het type eetgedrag meet, is de Nederlandse Vragenlijst
voor Eetgedrag Kind (NVE-K).
- Ouderlijke controle. De CFQ meet de opvattingen, attituden en gedrag van ouders als
het gaat om de voeding van hun kind met het doel de mate van ouderlijke controle
vast te stellen.
Kan benoemen wat de onderstaande NANDA-diagnoses inhouden:
- Voedingsteveel
- Risico op instabiele bloedsuikerwaarden
- Sociaal isolement
Voedingsteveel:
Risico op instabiele bloedsuikerwaarden:
= verhoogde kans op variatie in bloedglucosewaarden buiten den normaalwaarden, met
mogelijk schadelijke gevolgen voor de gezondheid.
- Behoort bij domein 2 voeding. Klasse 4 stofwisseling.
Risicofactoren:
Accepteert diagnose niet
Bovenmatige stress
Dagelijkse lichaamsbeweging is minder dan voor leeftijd en geslacht is aanbevolen
Extreem gewichtsverlies
Extreme gewichtstoename
Ineffectief medicatiemanagement
Ontoereikend diabetesmanagement
, Ontoereikende voedselinname
Onvoldoende kennis over beïnvloedbare factoren
Onvoldoende kennis over ziektemanagement
Onvoldoende monitoren van bloedglucosewaarden
Therapieontrouw aan behandelplan voor diabetes
Risicopopulatie:
Achterstand in de cognitieve ontwikkeling
Gecompromitteerde fysieke gezondheidstoestand
Snelle groeiperiode
Verandering in de mentale status
Samenhangende aandoening:
o Zwangerschap
Sociaal isolement:
= gevoel van alleen zijn dat volgens de betrokkende is opgelegd door anderen en als
negatief of bedreigend wordt ervaren.
- Domein 12 welbevinden. Klasse 3 sociaal welbevinden.
Bepalende kenmerken:
Afwezigheid van een sociaal netwerk
Beperkende aandoening
Betekenisloze handelingen
Culturele incongruentie
Deel uitmaken van subcultuur
Doelloosheid
Onvermogen aan de verwachtingen van anderen te voldoen
Onzekerheid in het openbaar
Preoccupatie met de eigen gedachten
Repeterende handelingen
Slecht oogcontact
Teruggetrokken zijn
Verdrietig affect
Vijandigheid
Vlak affect
Voorgeschiedenis van afwijzingen
Waarden niet congruent met culturele normen
Wens om alleen te zijn
Zich anders dan anderen voelen
Ziekte
Samenhangende factoren:
Interesses ongepast bij de ontwikkelingsfase
Moeite met het vormen van relaties
Onvermogen bevredigende persoonlijke relaties aan te gaan
Onvoldoende persoonlijke middelen en mogelijkheden
Sociaal gedrag niet congruent met normen
Waarden niet congruent met culturele normen
Risicopopulatie:
Ontwikkelingsachterstand
Samenhangende aandoening:
o Verandering in de mentale status
o Verandering in de uiterlijke verschijning
o Verandering in welzijn
Kan de 11 gezondheidspatronen van Gordon benoemen: