Toetsmatrijs BS9
Kan het biologisch risicogedrag borderline verklaren & Kan uitleggen wat persoonlijkheidsstoornissen
zijn
Persoonlijkheid: een stabiel patroon van omgaan met jezelf en anderen, waaraan iemand herkenbaar
is, over alle situaties heen, noemen wij: persoonlijkheidsstijl
Persoonlijkheidsstijl:
- Iedereen heeft bepaalde persoonlijkheidstrekken, die soms lastig maar ook nuttig en grappig
kunnen zijn.
- Hangt af van de situatie. Zolang je je stijl maar flexibel kunt aanpassen aan de situatie.
~normale mensen bestaan niet
Wanneer wordt een persoonlijkheidsstijl een persoonlijkheidsstoornis?
Als je persoonlijkheid, de wijze van omgaan met jezelf en anderen, je in de weg gaat zitten, gaat
leiden tot problemen in de omgang met anderen, studie- en werkproblemen, relatieproblemen.
Persoonlijkheidsstoornis:
- Wordt gekenmerkt door een diepgeworteld star omgangs-, waarnemings- en denkpatroon
dat kan leiden tot ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren.
- Het vermogen om verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen gedrag is verstoord. “het
ligt niet aan mij, maar altijd aan de ander”
- Er is een beperkte kijk op zichzelf, de omgeving en de wereld om hen heen.
Medische diagnoses die je terug vind in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental
Disorders (DSM)
Persoonlijkheidsstoornissen komen vaak voor in combinatie met medische en psychiatrische
aandoeningen. Deze mensen hebben moeite om zich aan te passen aan anderen. Mensen met
ernstige persoonlijkheidsstoornis hebben een verhoogde kans op andere psychiatrische stoornissen,
zoals verslaving, afwijkend seksueel gedrag, eetstoornissen en agressief gedrag.
De verstoorde persoonlijkheidstrekken of -kenmerken komen tegen de adolescentie of vroege
volwassenheid aan het licht en blijven gedurende het grootste deel van het volwassen leven bestaan.
Kinderen met psychologische stoornissen of problematische gedragingen tijdens de jeugd, zoals
gedragsproblemen, depressie, nervositeit en kinderlijkheid, hebben een groter risico dan gemiddeld
om later een persoonlijkheidsstoornis te ontwikkelen.
Soorten persoonlijkheidsstoornissen (we hebben er 10 verdeeld in drie clusters):
- Cluster A: vreemd en exentriek gedrag
- Cluster B: dramatisch, emotioneel of labiel gedrag
- Cluster C: nerveus of angstig gedrag
,
,Borderline Persoonlijkheidsstoornis komt vooral voor bij vrouwen die als kind verwaarloosd,
mishandeld of seksueel misbruikt zijn.
- Hun stemming is instabiel, plotselinge woede aanvallen tot depressie of manie
- Vertonen impulsief gedrag, zoals promiscuïteit en middelen misbruik (impulsieve gedrag kan
ten goede gaan, maar ook ten slechte)
- Bang om in de steek gelaten te worden
- Deze mensen kunnen last krijgen van psychotische verschijnselen of eetstoornissen
- Hebben moeite om hun woede te beheersen: bij een kleine afwijzing of in het minste gering
kunnen ze in woede uitbarsten
- Ze hebben een wankel en wisselend zelfbeeld
- Ze ervaren een chronisch gevoel van leegte
Een motivatie voor zelfmoordpogingen en niet-suïcidale automutilatie komt mogelijk voort uit het
verlangen aan ongewenste emoties te ontsnappen
De impulsiviteit neemt af naar mate je ouder wordt. De problemen met impulsbeheersing wordt
mogelijk veroorzaakt door afwijkingen in de neuronale netwerken tussen de prefrontale cortex en
het limbisch systeem.
Criteria Borderline persoonlijkheidsstoornis:
- De Borderlinepersoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door een combinatie van
emotionele instabiliteit, impulsieve gedragingen en interpersoonlijke problemen en
identiteitsproblemen.
- Een diepgaand patroon van instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en affecten en
van duidelijke impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in
diverse situaties, zoals blijkt uit vijf (of meer) van de volgende kenmerken:
, Krampachtig proberen te voorkomen om feitelijke of vermeend in de steek gelaten
te worden. Het suïcidale of auto mutilerende gedrag, aangegeven in het vijfde
criterium, wordt hier niet toe gerekend.
Een patroon van instabiele en intense intermenselijke relaties gekenmerkt door
wisselingen tussen overmatig idealiseren en kleineren.
Identiteitsstoornis: duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel.
Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die in potentie betrokkene zelf kunnen
schaden (bv. Geld verkwisten, seks, misbruik van middelen, roekeloos autorijden,
vreetbuien). Het suïcidale of auto mutilerende gedrag, aangegeven in het vijfde
criterium, wordt hier niet toe gerekend.
Recidiverende suïcide gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie
Affectlabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming (bv. Periodes
van intense somberheid, prikkelbaarheid of angst, meestal enkele uren durend en
slechts zelden langer dan een paar dagen)
Chronisch gevoel van leegte.
Inadequate, intense woede of moeite kwaadheid te beheersen (bv. Frequente
driftbuien, aanhoudende woede of herhaaldelijke vechtpartijen)
Voorbijgaande, aan stress gevonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve
verschijnselen.
Diagnostiek:
- Psychiater: kijkt voornamelijk naar de risico’s, medische diagnose zoeken.
Eindverantwoordelijk en heeft een hogere functie.
- Psycholoog
Psycho-educatie= uitleggen wat houdt de diagnose in.
Behandeling: behandelplan:
- Psychotherapie (individueel/groepsverband
- Geïntegreerde aanpak
- Farmacotherapie (voor VPK specialist, zorgt ervoor dat andere therapieën beter aanslaan,
maar is nooit de oplossing)
- Psychosociale ondersteuning (kan VPK in helpen)
- Systeem therapie (heel belangrijk om familie en dichtstbijzijnde personen erbij te betrekken)
- (traumabehandeling)
- Comorbiditeit (kan VPK in helpen)
- Voorspelbaar/consequent/vaste structuur/vaste behandelaar/afspraken nakomen
Signaleringsplan: welke signalen hoort het bij iemand die in een goede staat is enz.
(theorieën) mogelijke oorzaken: Borderline persoonlijkheidsstoornis:
- “hysterie” – Freud 1856-1939
- “vroege ontwikkelingsstoornis” een niet ontwikkelde agressie regulatie drift – Kernberg 1928-heden
- “opeenstapeling van trauma’s in de kindertijd” – Rhode-Dasher 1937-heden
- “ervaringen met geweld en seksueel misbruik” – Reddeman 1943-heden, Sachse 1949-heden
- “gevolgen van bindingstrauma” – Ruppert 1957-heden
Behandelmogelijkheden:
- Cognitieve gedragstherapie= ‘verkeerde’ denkpatronen om te buigen, realistischer te kijken
naar situaties en gedrag te veranderen
- Schematherapie= schematherapie gaat ervan uit dat jou huidige gevoelsleven en de manier
waarop je naar jezelf en anderen kijkt, wordt bepaald door ervaringen en gebeurtenissen uit
het verleden
- Psychodynamisch therapie= samen met je therapeut aan het werk. Je krijgt daarbij inzicht in
vertrouwde overlevingsstrategieën en welk gedrag je kan helpen om minder last te hebben
van je klachten