Toetsmatrijs BS12
Kan de anatomie en fysiologie van het lymfestelsel uitleggen
Naast je bloedvatenstelsel is er nog een tweede vaatstelsel aanwezig in je lichaam, je lymfestelsel.
Anders dan je bloedvatenstelsel is je lymfestelsel puur een afvoerend systeem. Het lymfestelsel
begint in de weefsel en voert lymfe van de weefsels naar steeds grotere lymfevaten. Lymfe of
lymfevocht ontstaat in je weefsels en neemt vocht en afvalstoffen uit je lichaam op. als het
lymfevocht minstens één lymfeklier is gepasseerd, komt het weer in de bloedbaan terecht.
Ziekteverwekkers als bacteriën en virussen worden onschadelijk gemaakt.
Om de gezondheid in stand te houden, speelt het lymfestelsel een centrale rol.
De verschillende micro-organismen die ziekten bij de mens veroorzaken, waaronder uiteenlopende
virussen, bacteriën, schimmels en parasieten worden pathogenen of ziekteverwekkers genoemd.
Elke ziekteverwekker heeft een verschillende levenswijze en vertoont een specifieke interactie met
het lichaam.
- Virussen leven bijv. het grootste deel van de tijd binnen cellen die ze uiteindelijk vaak
vernietigen. Virussen bestaan niet uit cellen, maar alleen uit nucleïnezuren en eiwitten ;
ze kunnen zich alleen binnen een levende cel voortplanten.
- Veel bacteriën vermenigvuldigen zich in de interstitiële vloeistof en enkele van de
grootste parasieten, zoals rondwormen, graven zich een weg door inwendige organen.
Het lymfestelsel bestaat uit cellen, weefsels en organen die verantwoordelijk zijn voor de verdediging
van het lichaam. De belangrijkste cellen van het lymfestelsel zijn de lymfocyten. Deze cellen zijn
noodzakelijk voor het vermogen van het lichaam om weerstand te bieden aan infectie en ziekte of
om deze te overwinnen.
Het lymfestelsel bestaat uit de volgende vier onderdelen:
1. Vaten: een netwerk van lymfevaten begint in de perifere weefsels en eindigt bij de
verbindingen met de venen.
2. Vloeistof: een vloeistof, de zogenoemde lymfe, stroomt door de lymfevaten. Het lijkt op
bloedplasma, maar bevat een veel lagere concentratie opgeloste eiwitten.
- Door de bloeddruk lekt vloeistof weg uit de capillaire bloedvaten
- Vochtbalans tussen lymfe/bloed (bepaald door osmose)
- Balans verstoord = oedeem
3. Lymfocyten: zijn gespecialiseerde cellen die een reeks specifieke functies verrichten bij de
verdediging van het lichaam. (zie verderop meer)
Drie groepen:
- 80% T-cellen
- 10% B-cellen
- 5-10% NK-cellen
4. Lymfoïde weefsels en organen: lymfoïde weefsels zijn verzamelingen van los bindweefsel en
lymfocyten in structuren die lymfefollikels worden genoemd, bijv. amandelen. Lymfoïde
, organen zijn complexere structuren die grote aantallen lymfocyten bevatten en die met
lymfevaten zijn verbonden; bijv. de lymfeknopen, de milt en de thymus.
- Werken als filter voor:
Bacteriën
Dode, oude of geïnfecteerde cellen
Lichaamsvreemde stoffen
- Lymfeknopen: tussenstations in de lymfevaten – filters
Hebben strategische plekken in het lichaam
Kopen filteren lymfe
Knopen identificeren potentiële pathogenen
Functies van het lymfestelsel: (verwijderen van afvalstoffen uit je lichaam. Afweer tegen infecties, de lymfeklieren
bevatten witte bloedcellen)
- De productie, onderhoud en transport van lymfocyten.
Lymfocyten worden in lymfoïde organen, zoals de milt, de thymus en het
beenmerg gevormd en opgeslagen. Lymfocyten reageren op de aanwezigheid
van (1) binnendringende ziekteverwekkers zoals bacteriën of virussen; (2)
afwijkende lichaamscellen, zoals met virussen geïnfecteerde cellen of
tumorcellen; en (3) vreemde eiwitten zoals de gifstoffen die door sommige
bacteriën worden gevormd.
Lymfocyten proberen deze bedreigingen via een combinatie van fysische en
chemische effecten te elimineren of onschadelijk te maken.
- De terugkeer van vloeistoffen en opgeloste deeltjes van perifere weefsels naar het bloed.
Doordat het lymfestelsel het weefselvocht terugbrengt, wordt het bloedvolume
op peil gehouden en wordt de samenstelling van de interstitiële loeistof overal in
het lichaam constant gehouden. Het stroomvolume is aanzienlijk, ongeveer 3,6 l
per dag. Zodat een beschadiging van een groot lymfevat een snelle en mogelijk
dodelijk e daling van het bloedvolume kan veroorzaken.
- Het transport van hormonen, voedingsstoffen en afvalstoffen vanuit de plaats van
opname in de weefsels naar het bloed.
Sommige stoffen die de bloedsomloop niet rechtstreeks kunnen binnenkomen,
worden via lymfevaten naar venen vervoerd. De meeste vetten die door het
spijsverteringskanaal zijn opgenomen, worden bijv. niet via capillairen in het
bloed opgenomen. Deze stoffen komen pas in de bloedsomloop terecht, nadat
ze door lymfevaten zijn getransporteerd.
Lymfevaten:
- Vervoeren lymfe vanuit perifere weefsels naar het veneuze systeem. De kleinste
lymfevaten, zogenoemde lymfecapillairen, beginnen blind in de perifere weefsels.
- Lymfecapillairen zijn met endotheel bekleed (eenlagig plaveiselepitheel). Doordat rond
dit endotheel geen basaalmembraan aanwezig is, kunnen vloeistoffen en opgeloste
stoffen, virussen en celfragmenten een lymfecapillair in stromen. De endotheelcellen
overlappen elkaar, waardoor ze als ventiel werken. Hierdoor wordt voorkomen dat vocht
naar de intercellulaire ruimte terugstroomt.
- Vanuit de lymfecapillairen stroomt de lymfe de grootste lymfevaten in die naar de romp
van het lichaam lopen. De wanden van deze lymfevaten bestaan uit lagen die met die
van venen te vergelijken zijn en evenals venen bevatten deze lymfevaten kleppen. De
druk in het lymfestelsel is buitengewoon laag, zodat kleppen noodzakelijk zijn om de
lymfe in stroming te houden.
De lymfevaten monden uiteindelijk in twee groten vaten uit. De ductus thoracicus (borstbuis) en de
kleinere ductus lymphaticus dexter (rechter lymfestam).
, - De ductus thoracicus verzamelt lymfe vanuit het onderste deel van de buikholte, het
bekken en de benen en uit de linkerhelft van het hoofd, de hals en de borst. Dit vat
brengt de verzamelde lymfe naar het veneuze systeem.
- De kleinere ductus lympahaticus dexter: mondt op een overeenkomstige plaats aan de
rechterkant uit. Het voert de lymfe af vanuit de rechterkant van het lichaam boven het
diafragma. Dit lymfevat mondt uit in de rechter v. subclavia. Wanneer de afvoer van
lymfe vanuit een arm of been is geblokkeerd, kunnen deze ledematen opzwellen doordat
zich interstitiële vloeistof ophoopt. Deze aandoening wordt lymfoedeem genoemd.
Typen lymfocyten in de bloedsomloop: (lymfocyten zijn ongeveer 25% van de witte bloedcellen in de
bloedsomloop. Is een klein gedeelte van alle lymfocyten)
- T-cellen (adaptief)
80% van de lymfocyten in de bloedsomloop zijn T-cellen. Afkomstig van de
thymus. T-cellen vallen vreemde cellen of lichaamscellen die met virussen zijn
geïnfecteerd, direct aan. Deze lymfocyten zijn de belangrijkste cellen van de
celgemedieerde immuniteit, of cellulaire immuniteit.
T-helpercellen stimuleren de activiteit van T-cellen en B-cellen.
T-suppressorcellen remmen T-cellen en B-cellen. T-helpercellen en T-
suppressorcellen worden ook wel regulerende T-cellen genoemd.
- B-cellen (adaptief)
Afkomstig van het beenmerg. Vormen 10-15% van de lymfocyten in de
bloedsomloop. B-cellen kunnen zich differentiëren tot plasmacellen, die
antistoffen vormen en afgeven; antistoffen zijn oplosbare eiwitten die ook
immunoglobulinen worden genoemd.
Antistoffen binden zich aan specifieke doelmoleculen, de zogenoemde
antigenen; dit zijn meestal ziekteverwekkers, delen of producten van
ziekteverwekkers of andere lichaamsvreemde stoffen. De vorming van een
antigeen-antistofcomplex zet een keten van gebeurtenissen in gang die leidt tot
het vernietiging va het doel-molecuul of doelorganisatie.
B-cellen zijn verantwoordelijk voor de antistofgemedieerde immuniteit, die ook
wel humorale (‘vloeibare’) immuniteit wordt genoemd, omdat antistoffen in
lichaamsvloeistoffen werkzaam zijn.
- NK-cellen (aangeboren/adaptief)
De overige 5-10% van de lymfocyten in de bloedsomloop zijn NK-cellen (Natural
Killer). Deze lymfocyten vallen de volgende cellen aan: vreemde cellen, normale
cellen die met virussen zijn geïnfecteerd en tumorcellen die in gezonde weefsels
ontstaan. Ze bewaken de perifere weefsels voortdurend, wat immunologische
surveillance wordt genoemd.
De meeste lymfocyten leven relatief lang. Ongeveer 80% leeft vier jaar en sommige leven wel twintig
jaar of langer. Gedurende het hele leven wordt het aantal lymfocyten constant gehouden door de
delingen van stamcellen in het beenmerg en in de lymfoïde weefsels.
Bij de vorming en ontwikkeling van lymfocyten, ofwel de lymfopoëse, zijn het beenmerg en de
thymus betrokken. Tijdens de ontwikkeling van de afzonderlijke B-cellen en T-cellen krijgen deze
cellen het vermogen te reageren op de aanwezigheid van een specifiek antigeen; op soortgelijke
wijze verkrijgen NK-cellen het vermogen afwijkende cellen te herkennen.
Lymfoïde weefsels bestaan uit los bindweefsel en lymfocyten. Lymfefollikels zijn verzamelingen
lymfoïd weefsel die niet door een vezelig kapsel omgeven zijn. Daardoor kunnen zij in omvang toe- of
afnemen, afhankelijk van het aantal lymfocyten dat op een bepaald moment aanwezig is. grote
, lymfefollikels bevatten vaak een lichtgekleurd centraal gebied, een zogenoemd kiemcentrum, waar
lymfocyten zich actief delen.
Lymfefollikels bevinden zich onder de dekweefsels van verschillende organen van het
ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel en de urinewegen.
Omdat ons voedsel meestal vreemde eiwitten en vaak bacteriën bevat, spelen lymfoïde weefsels en
lymfefollikels van het spijsverteringskanaal een bijzonder belangrijke rol bij de verdediging van het
lichaam. De tonsillen of amandelen, grote lymfefollikels in de wanden van de keelholte, bewaken de
toegang tot het spijsverteringskanaal en de luchtwegen.
De lymfocyten in een lymfefollikel zijn niet altijd in staat bacteriële of virale binnendringers te
vernietigen en wanneer ziekteverwekkers zich in een lymfefollikel vestigen, ontstaat na deze infectie
een ontstekingsreactie. Twee voorbeelden hiervan: ontsteking van de amandelen (meestal
keelamandelen) en appendictitis (blindedarmontsteking), een ontsteking van de lymfefollikels in de
appendix.
Lymfoïde organen:
- Zijn door een kapsel van vezelig bindweefsel van de omringende weefsels gescheiden.
Belangrijke lymfoïde organen zijn onder meer de lymfeknopen, de thymus en de milt.
Lymfeknopen:
- Zijn kleine, ovale, lymfoïde organen die omgeven zijn door een vezelig kapsel; ze hebben
een diameter van 1 tot 25 mm.
- Afferente lymfevaten voeren lymfe naar een lymfeknoop en efferente lymfevaten
vervoeren de lymfe verder, in de richting van het veneuze systeem. Lymfeknopen
filteren en zuiveren de lymfe voordat deze het veneuze systeem bereikt.
- Wanneer de lymfe door een lymfeknoop stroomt, wordt ten minste 99% van de
antigenen door vaste macrofagen uit de lymfe verwijderd. Terwijl de antigenen worden
gedetecteerd en verwijderd. Terwijl de antigenen worden gedetecteerd en verwijderd,
worden T-cellen en B-cellen gestimuleerd en brengen een immuunreactie op gang.
Lymfeknopen bevinden zich in gebieden waar ze schadelijke ‘binnendringers’ kunnen
detecteren en onschadelijk kunnen maken voordat ze de vitale organen van het lichaam
bereiken.
De thymus:
- Is een roze klier die in het mediastinum ligt, achter het borstbeen. Het bestaat uit twee
kwabben die talrijke lobjes heeft en is verdeeld door vezelige tussenschotten of septae
(septum=een wand).
- Elk lobje bestaat uit een compacte buitenste cortex (schors) en een lichter gekleurde
centrale medulla (merg).
De cortex bevat groepen lymfocyten die door andere cellen zijn omgeven; deze
laatste cellen geven de hormonen af die bij elkaar thymosinen worden genoemd.
Deze stimuleren de delingen van lymfoïde stamcellen en de rijping van T-cellen.
Nadat de T-cellen naar de medulla zijn gemigreerd, verlaten ze de thymus via
een van de bloedvaten in dat gebied.
- Hier worden T-cellen gevormd en tot rijping komen. (met name van geboorte tot
puberteit heel actief)
- De thymus bereikt zijn grootste omvang (ten opzichte van de omvang van het lichaam) in
het tweede jaar na de geboorte en zijn maximale absolute omvang tijdens de puberteit;
dan weegt die 30-40 gram. Daarna wordt de thymus geleidelijk kleiner.
De milt:
- Bevat de grootste hoeveelheid lymfoïd weefsel in het lichaam.
- Het orgaan is 12cm lang en kan ongeveer 160 gram wegen.