Samenvatting Dieetleer
Samenvatting Dieetleer
Leerjaar 3
Periode 1
Dieetleer literatuur:
harde kaarten en aanvullende informatie uit de DBR + lessen + PPP
, Samenvatting Dieetleer
Week 1: Nierinsufficiëntie I
Doelen:
Na deze les:
Weet je welke diëtistische diagnose-instrumenten worden ingezet bij patiënten met
chronische nierinsufficiëntie.
Weet je welke informatie in de diëtistische anamnese verzameld wordt om tot een goede
diëtistische diagnose te komen bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie.
Ben je in staat om een diëtistisch onderzoek uit te voeren en een diëtistische diagnose op te
stellen voor een patiënt met chronische nierinsufficiëntie .
Behandeling progressiefactoren
· Bijdrage leveren aan vertraging achteruitgang nierfunctie.
· Ondersteunen van de bloeddrukregulatie.
· Bijdrage leveren aan verminderen albuminurie/proteïnurie.
· Indien van toepassing: bijdrage leveren aan goede diabetesregulatie.
· Indien van toepassing: bijdrage leveren aan normalisering van serum urinezuur.
Doel: Behandeling complicaties:
• · Bijdrage leveren aan goede calcium- en fosfaathuishouding; streven naar
normaalwaarde serum fosfaat (0,7 - 1,5 mmol/L*), serum calcium (2,10 - 2,55
mmol/L*). Een streefwaarde voor PTH is niet geformuleerd.
• · Bijdrage leveren aan de behandeling van metabole acidose; streven naar serum
totaal bicarbonaat ≥ 20-22 mmol/L.
• · Regulering van de elektrolytenbalans; streven naar serum kalium < 5,5 mmol/L.
• · Bijdrage leveren aan behandeling anemie.
• · Uitstellen van uremische klachten.
• · Verminderen van vochtretentie.
• · Bewaken van de voedingstoestand en voorkomen van ondervoeding; streven naar
een eiwitinname die overeenkomt met de eiwitbehoefte (zie kenmerken).
Dieetadvies
Energie, eiwit, natrium, kalium, fosfaat en fosfaatbinders, calcium, vocht, volwaardigheid
voeding RGV.
Dieetadvies: Macro Nutriënten
• EN: WHO bij bmi onder de 30 x 1,3 altijd 30% tenzij aanduiding nog hoger
• E: 0,8 g eiwit/kg. Bij ernstige ondervoeding: 1,0-1,2 g eiwit/kg.
Ga bij BMI < 20 kg/m2 uit van gewicht BMI = 20 kg/m2, ga bij BMI > 27 kg/m2 uit van
gewicht BMI = 27 kg/m2 en bij overvulling van het gewicht voordat er sprake was van
overvulling.
• Vocht: 1,5 – 2 liter/dag
• Voeding samenstellen voor zover mogelijk volgens adviezen Richtlijnen Goede
Voeding.
, Samenvatting Dieetleer
Elektrolyten/ Mineralen
• Natrium: beperking bij hypertensie en/of albuminurie: 2000-2400 mg
• Kalium: beperking op geleide van laboratoriumbepalingen: bij serum kalium >5,5
mmol/L: 2000-3000 mg (50-75 mmol) afhankelijk van voedingsanamnese en/of
gebruik kaliumverlagende medicatie.
• Fosfaat: beperking op geleide van laboratoriumbepalingen: bij serum fosfaat >
normaalwaarde of iPTH > normaalwaarde: fosfaat 800-1000 mg, waarbij dit een
adequate eiwitinname niet in de weg mag staan. Indien fosfaatbindende medicatie
geïndiceerd is, zal afstemming van fosfaatbindende medicatie op fosfaatintake nodig
zijn
• Calcium: < 2000 mg elementair calcium, dit is inclusief het calcium verkregen uit
fosfaatbinders op basis van calcium.
Fosfaatbinders
Een verstoorde calcium- en fosfaathuishouding is een belangrijk gevolg van chronisch
nierfalen. Dit kan leiden tot ernstige complicaties, met name in de botten en bloedvaten.
Naast calcium en fosfaat spelen ook PTH en vitamine D een rol in dit proces. De behandeling
is multidisciplinair. De diëtist heeft een belangrijke rol in de behandeling.
• Hyperfosfatemie moet behandeld worden door intensieve dieetbehandeling,
fosfaatbinders en afstemming van het dialyseregime.
• Fosfaatbinders: Een fosfaatbinder bindt in het maag-darmkanaal fosfaat waardoor de
resorptie van fosfaat in het maag-darmkanaal vermindert. De meest gebruikte
fosfaatbinders zijn op basis van metaalionen, waaronder calcium
Deze neem je in met warme maaltijden.
Week 2: Nierinsufficiëntie II
Doelen:
Na deze les:
Weet je welke dieetbehandelingen mogelijk zijn voor deze doelgroep patiënten
, Samenvatting Dieetleer
Ben je in staat om een dieetbehandeling op te stellen voor een patiënt met een
nierfunctiestoornis.
Weet je op welke manier je de effectiviteit van de dieetbehandeling kan evalueren bij individuele
patiënten.
PPT Dialyse
Dialyseren:
Er wordt overgegaan op de nierfunctie vervangende therapie als de restfunctie slecht 3-5%
is. (terminale nierschade, eGFR <5-10 ml/min/1.73m2)
Of in een eerder stadium bij het bestaan van uremische klachten, of wanneer er sprake is
van DM.
Hemodialyse:
Zorgt voor de verwijdering van afvalstoffen en het te veel aan vocht. Hiervoor is een
directe verbinding met de bloedbaan nodig. Het bloed wordt via een dialysemachine
door een kunstnier gepompt. Hier komt het bloed in contact met dialysevloeistof, de
zogenaamde dialysator. Het bloed en het dialysaat zijn gescheiden door een
halfdoorlaatbaar membraan die de afvalstoffen en het water doorlaten, maar cel
elementen en bijvoorbeeld eiwitten niet. Op deze manier worden de afvalstoffen in het
bloed en het te veel aan vocht met het dialysaat via de kunstnier verwijderd. Een
dergelijke hemodialysebehandeling moet vele uren per week plaatsvinden, afspraken
worden gemaakt aan de hand van uw laboratoriumuitslagen.
Aandachtspunten voor een diëtist bij de hemodialyse:
Lab uitslagen serumwaarde voor dialyse of na dialyse
Behandeling: dialyse schema en dialysevorm
Gewicht voor en na dialyse
Relevante medicatie
Co morbiditeit (bv diabetes of ondervoeding)
Complicaties bij tensie daling tijdens dialyse
Klachten van belang voor diëtist: moeheid, jeuk, smaakveranderingen, anorexie,
misselijkheid.
Verdere aandachtspunten:
• Aversie tegen bepaalde voedingsmiddelen
• Smaakveranderingen t.g.v. uremische complicaties en/of medicijngebruik
• Veranderingen in voedingspatroon door dialyse (verschuiven van etenstijden,
overslaan van maaltijden)
• dorstgevoel
• Waarde die patiënt hecht aan eten
• Betekenis van het dieet voor de patiënt
• Emotionele en/of culturele invloeden op voedingspatroon
• Voedingsanalyse: beoordelen van eiwit, natrium, kalium, fosfaat, energie, vocht,
verzadigd vet, vezels en volwaardigheid.