Kennen en kunnen
- 13 leidende vragen (bij paragrafen HC’s) beantwoorden adhv verplichte voorbeelden
- 43 verplichte voorbeelden kennen en kunnen toelichten met info uit HC’s
- Uitleggen hoe verplichte voorbeelden gezien kunnen worden als voorbeeld van de 24
geselecteerde kenmerkende aspecten (bij de HC’s)
- 25 overige kenmerkende aspecten herkennen in gegevens en bronnen
- 10 tijdvakken en 5 perioden met jaartallen kennen
- 49 kenmerkende aspecten + 10 tijdvakken + 5 perioden kennen
- Historische denkvaardigheden met bijbehorende begrippen kunnen toepassen op
onderwerpen en bronnen
- Alle ontwikkelingen, begrippen, personen en jaartallen uit de HC’s kennen
Kenmerkende aspecten
,Tijdvak 1 - Tijd van jagers en boeren (prehistorie, tot 3000 v.C.)
1. De levenswijze van jager-verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Tijdvak 2 - Tijd van Grieken en Romeinen (oudheid, 3000 v.C. tot 500 n.C.)
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en
politiek in de Griekse stadstaat
5. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in
Europa verspreidde
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa
8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten
Tijdvak 3 - Tijd van monniken en ridders (vroege middeleeuwen, 500-1000)
9. Het ontstaan en de verspreiding van de islam
10. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door
een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa
Tijdvak 4 - Tijd van steden en staten (hoge en late middeleeuwen, 1000-1500)
13. De opkomst van handel en ambacht legde de basis voor het herleven van een
agrarisch-urbane samenleving
14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de
geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
17. De expansie van de christelijke wereld, onder andere in de vorm van de kruistochten
Tijdvak 5 - Tijd van ontdekkers en hervormers (renaissance, vroegmoderne tijd, 1500-
1600)
18. Het veranderde mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een
nieuwe wetenschappelijke belangstelling
19. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
20. Het begin van de Europese expansie overzee
21. De protestantse reformatie had splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot
gevolg
22. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse
staat
Tijdvak 6 - Tijd van regenten en vorsten (Gouden Eeuw, vroegmoderne tijd, 1600-1700)
23. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie
, 24. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel
opzicht van de Nederlandse Republiek
25. Het streven van vorsten naar absolute macht
26. De wetenschappelijke revolutie
Tijdvak 7 - Tijd van pruiken en revoluties (verlichting, vroegmoderne tijd, 1700-1800)
27. Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
28. Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op
eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
29. De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
30. Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën
en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het
abolitionisme
Tijdvak 8 - Tijd van burgers en stoommachines (industrialisatietijd, moderne tijd, 1800-
1900)
31. De industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële
samenleving
32. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme en feminisme
33. Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en
vrouwen aan het politieke proces
34. De opkomst van emancipatiebewegingen
35. Discussies over de ‘sociale kwestie’
36. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
Tijdvak 9 - Tijd van de wereldoorlogen (moderne tijd, 1900-1950)
37. Het voeren van twee wereldoorlogen
38. De crisis van het wereldkapitalisme
39. Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en
fascisme/nationaal-socialisme
40. De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisatie
41. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme
42. Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en
de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering
43. Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden
44. De Duitse bezetting van Nederland
Tijdvak 10 - Tijd van televisie en computer (moderne tijd, 1950-heden)
45. De dekolonisatie maakte een eind aan de westerse hegemonie in de wereld
46. De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een
wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
, 47. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw
aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
48. De eenwording van Europa
49. De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen
Maatschappijhistorische tijdsindeling
- Samenleving van jagers-verzamelaars: mensen zijn nomaden en leven van jagen,
vissen en voedsel verzamelen
- Landbouwsamenleving: mensen wonen in dorpen en leven van landbouw
(akkerbouw en veeteelt)
- Landbouwstedelijke samenleving: de meerderheid van de bevolking leeft als boer
op het platteland, een minderheid woont in de stad en leeft van handel en nijverheid
- Industriële samenleving: de meerderheid van de bevolking woont in de stad, waar
veel mensen werken in de industrie en de dienstensector
- Informatiesamenleving: mensen maken in werk en vrije tijd veel gebruik van ICT,
zoals computers en telefoon
Samenvattingen/overzicht van de tijdvakken
Tijdvak 1 - Tijd van jagers en boeren (prehistorie, tot 3000 v.C.)
3 perioden: de steentijd, de bronstijd en de ijzertijd
De levenswijze van jager-verzamelaars