Economische & Sociale Geschiedenis
Inleiding
Kenmerken van de economisch- en sociale historiografie:
- Oog voor de groepsaspecten van het menselijk bestaan. Verschillende criteria
voor deze groepen: macht, welstand, beroep, levensstijl, etc.
- Benadering van de geschiedenis in zowel de lange als de korte termijn. Primaire
concentratie op ontwikkeling, niet gebeurtenis of tijdvak.
- Probleemgericht werken: men concentreert zich op bepaalde problemen in de
geschiedenis, die op systematische manier opgelost wordt. Vaak combinatie van
beschrijving, analyse en vergelijking, vaak gebruik van kwantitatieve gegevens en
van inzichten en methoden uit verwante disciplines.
Boek geschreven aan de hand van een aantal basisproblemen van de maatschappij:
- Inkomen: probleem van verwerving en verdeling van inkomen.
- Macht: probleem van vorming en verdeling van macht.
- Risico’s: probleem van de kwetsbaarheid van het bestaan.
Deze drie problemen zijn verbonden, er vinden wisselwerkingen tussen plaats.
Daarnaast hebben ook ‘mentale constructies’ (men handelt op basis van gewoontes,
tradities, ideeën, overtuigingen of geloofsopvattingen) invloed op de drie
probleemvelden, terwijl zij op hun beurt worden beïnvloed door de omstandigheden
van deze probleemvelden: zij hebben een centrale positie. Mentale constructies vormen
bovendien een verbindingsschakel.
Deze basisproblemen variëren in de wijze waarop ze aangepakt worden: oplossing
kunnen in de loop der tijd veranderen door langdurige, ingrijpende processen
(bevolkingsgroei, verstedelijking, industrialisatie, etc.). Twee begrippen die vaak
voorkomen in dit boek:
- Modernisering: de moderniseringstheorie genoot tot voor kort veel aanhang –
de transformatie van een ‘traditionele’ naar een geïndustrialiseerde samenleving
loopt volgens deze theorie volgens een standaardpatroon, wat bestaat uit een
complex van onderling afhankelijke veranderingen op demografisch, economisch,
institutioneel, sociaal en cultureel gebied en dat de uitkomst overal hetzelfde is.
Tegenwoordig niet meer in gebruik: modernisering als overkoepelend begrip is
in de wetenschap in onbruik geraakt, het suggereert namelijk teveel een
eendimensionale, lineaire ontwikkeling. Moderniteit kan worden opgevat als een
programma van kernwaarden die door bepaalde groepen worden nagestreefd,
dan als een beschrijving van een historische toestand of proces.
- Globalisering: intensivering en uitbreiding van relaties tussen mensen op
wereldwijde schaal. Zowel trends naar homogenisering, als naar divergentie
kunnen zich voordoen. Globalisering heeft zich net als modernisering niet via een
vast patroon voltrokken. Vanaf 1800 erg snel toegenomen.
- Great divergence: Aan de overkant van de Noordzee ontstond in de 18e eeuw
een nieuw economisch centrum dat, als bakermat van de Industriële Revolutie,
ertoe bijdroeg dat zich na 1800 een steeds scherper verschil in welvaart tussen
1
, Noordwest-Europa en Azië aftekende. Historici verschillen van mening over
wanneer en in welke mate het welvaartsniveau in Europa en Azië precies uiteen
begon te lopen. Markeert een duidelijke wending in de wereldgeschiedenis.
Voor het boek is het beginpunt omstreeks het jaar 1000 gekozen, omdat Nederland toen
pas een groot deel van het gebied dat we nu ‘Nederland’ noemen in cultuur werd
gebracht en bevolkt. Het is als staatkundige eenheid geleidelijk ontstaan, de huidige
staatsgrenzen bestaan sinds 1830. Grote overlapping met de Republiek der Verenigde
Nederlanden, maar daarvoor vormden de gebieden die nu tot Nederland behoren
onderdeel van dynastieën. Vanaf de 17e eeuw had bestond Nederland ook uit haar
koloniën. Het door het boek genomen eindpunt is de 21e eeuw.
2