De toetsmatrijs 2019/2020
Hoofdstuk 1: Taalonderwijs, taal en taalontwikkeling
Onderwerp De deelnemer:
1.1 Waarom Kent de 3 kernfuncties van onderwijs: kwalificatie,
(taal)onderwijs? socialisatie en subjectivering en kan voorbeelden van
deze kwalificaties herkennen.
Kwalificatie : in het onderwijs verwerf je kennis en
vaardigheden om een beroep uit te oefenen
Socialisatie : door het onderwijs ga je deel uitmaken van
het maatschappelijk leven. Je leert door het onderwijs hoe
de maatschappij in elkaar zit en hoe je daarin een rol kunt
vervullen.
Subjectiveren : onderwijs geeft je ook de ruimte om je
eigen specifieke plaats te verwerven. Dat is de
persoonsvormende functie.
Kan aangeven waarom er taalonderwijs op de basisschool
wordt gegeven.
We geven taalonderwijs op de basisschool in de eerste
plaats om leerlingen beter te leren spreken en luisteren,
schrijven en lezen. Daartoe laten we leerlingen oefenen in
deze taalvaardigheden en stellen we bepaalde kennis over
taal aan de orde die we belangrijk vinden omdat
leerlingen daarmee betere taalgebruikers worden.
Een andere reden om taalonderwijs te geven is dat taal nu
eenmaal een belangrijk element is van onze cultuur. Taal
is het instrument bij uitstek waardoor wij als mens
verschillen van alle andere bekende levenssoorten van
onze wereld.
Ten slotte geven we taalonderwijs omdat leerlingen door
taal zichzelf leren kennen en uitdrukken.
1.2Visies Kent de ontwikkeling van visies op leren en kan
voorbeelden herkennen.
Constructivisme : stelt de interactie tussen de lerende en
de leeromgeving centraal ; leren is een actief proces van
kennisverwerving, waarbij kennis ontstaat in interactie
met anderen.
8 belangrijke visies op het taalonderwijs :
1. Traditioneel onderwijs : hierbij wordt taal gezien
als een belangrijke drager van onze cultuur. In het
traditionele onderwijs ligt de nadruk op schriftelijke
vaardigheden, en daarbinnen op vormaspecten.
2. Thematisch-cursorisch taalonderwijs :
uitgangspunt van thematisch-cursorisch
taalonderwijs is dat leerlingen vooral taal leren door
taal te gebruiken in zinvolle gebruikssituaties.
Leerlingen werken zo veel mogelijk vanuit bepaalde
thema's met taal.
3. Taal bij alle vakken : in de visie taal bij alle vakken
wordt ervan uitgegaan dat taal meer is dan materie
die geleerd moet worden en dat je door middel van
taal kunt leren. Een voordeel van het werken vanuit
deze visie is dat leerlingen taal gebruiken in een
situatie die voor hen betekenisvol is, maar ook
transferproblemen worden zo voorkomen.
,De toetsmatrijs 2019/2020
4. Communicatief taalonderwijs : bij communicatief
taalonderwijs staat centraal dat leerlingen leren om
goed mondeling en schriftelijk te communiceren. De
aandacht gaat minder uit naar de correctheid van het
taalgebruik en meer naar het tot stand komen van de
communicatie en het overbrengen van de bedoeling
van de spreker/schrijver.
5. Whole-languagebenadering : deze taalvisie gaat
ervan uit dat het voor leerlingen onnatuurlijk is om
taal op te delen in kleinere eenheden die apart
aangeleerd worden. In plaats van in hapbare
abstracte stukjes wordt taal als geheel aangeboden.
6. Strategisch taalonderwijs : het strategisch
taalonderwijs is gebaseerd op de visie dat leerlingen
voor het uitvoeren van communicatieve taken
strategieën moeten leren beheersen. In het
taalonderwijs worden de belangrijkste strategieën
uitgelegd, gedefinieerd en aangeleerd. Een voordeel
hiervan is dat leerlingen de beschikking krijgen over
een middel om greep op de taal te krijgen.
7. Taakgericht taalonderwijs : taakgericht
taalonderwijs gaat uit van het idee dat leerlingen niet
alleen een taal leren om er taken mee te kunnen
uitvoeren, maar dat ze taal leren juist ook door zulke
taken uit te voeren. In deze visie vindt onderwijs
plaats vanuit taken die leerlingen zelf inhoudelijk
interessant vinden. Het vertrekpunt is de inhoud,
maar in de taak die leerlingen krijgen, is een
zodanige kloof ingebouwd dat er taal nodig is om de
taak tot een goed einde te brengen. De bedoeling
van taakgericht taalonderwijs is dat leerlingen
gemotiveerd zijn om die kloof te overbruggen en al
doende in interactie met anderen taalvaardiger te
worden.
8. Interactief taalonderwijs : interactief onderwijs
kent drie pijlers ;
o Betekenisvol leren : kinderen leren het best in
contexten die voor hen belangrijk zijn. Deze
contexten zijn rijk, uitdagend, motiverend,
herkenbaar en functioneel.
o Sociaal leren : leerlingen leren in samenspraak
en samenwerking met anderen. Onder invloed
van het voorbeeldgedrag van volwassenen en
door hun gesprekken met volwassenen en
leeftijdgenoten ontdekken leerlingen de
betekenis en functie van gesproken en
geschreven taal.
o Strategisch leren : leerlingen hebben concrete
strategieën nodig om bepaalde taalproblemen
op een efficiënte wijze op te lossen. Zij
verwerven veel van die strategieën als vanzelf
door samen te werken met anderen en door
modelgedrag van volwassenen over te nemen.
Aanhangers van de interactieve visie hechten veel
waarde aan open leersituaties waarin leerlingen de
gelegenheid hebben om het geleerde toe te passen,
,De toetsmatrijs 2019/2020
maar onderkennen ook het belang van gerichte
instructies.
1.3Inhouden en Kent de inhouden van het vak Nederlands en kan deze
doelen van elkaar onderscheiden: vaardigheden (spreken,
luisteren, schrijven en lezen), taalbeschouwing,
jeugdliteratuur en woordenschat.
Het vak Nederlands :
Vaardigheden ; spreken, luisteren, schrijven, lezen
Woordenschat
Jeugdliteratuur
Taalbeschouwing
Kent de verschillen tussen onderwijsdoelen: kerndoelen
basisonderwijs, tussendoelen, het referentiekader taal en
rekenen, leerstoflijnen, doelen uit de methode of
zelfgekozen doelen en groeps- en individuele doelen.
De afgelopen jaren zijn er nogal veel documenten
verschenen over de doelen en inhouden van het
taalonderwijs. Ze ondersteunen leerkrachten bij het
selecteren van de juiste doelen.
De kerndoelen basisonderwijs ; de overheid is
verantwoordelijk voor goed onderwijs en stelt
daarom globale eisen aan het onderwijs. Scholen
zijn verplicht een onderwijsaanbod te realiseren dat
voldoet aan de kerndoelen die betrekking hebben
op de onderwijsinhoud. De lijst van kerndoelen zegt
dus eigenlijk; dit aanbod moet in ieder geval door
de school worden geboden. Kerndoelen zijn dan ook
geen eisen aan de leerlingen maar aan
leerkrachten.
Tussendoelen ; de meeste basisscholen zorgen
ervoor dat ze aan de kerndoelen voldoen door niet-
verouderde methoden te kiezen en het
taalonderwijs op deze methoden te baseren. Op
deze manier kan worden gewaarborgd dat de
resultaten van de leerlingen goed zijn binnen de
marges die men op grond van de populatie van de
school kan verwachten. Om scholen te
ondersteunen bij de keuze van de inhouden van het
taalonderwijs heeft de overheid tussendoelen en
leerlijnen laten ontwikkelen.
Het referentiekader taal en rekenen ; de kerndoelen
geven aan welk aanbod een school moet realiseren.
Ze zeggen nog niets over het niveau van de
leerlingen. In het referentiekader taal en rekenen
staat beschreven wat leerlingen op verschillende
momenten in hun schoolloopbaan op het gebied
, De toetsmatrijs 2019/2020
van tal een rekenen moeten kennen en kunnen. Het
referentiekader onderscheidt voor taal vier
domeinen; mondelinge taalvaardigheid, lezen,
schrijven en begrippenlijst & taalverzorging. Voor
deze domeinen worden vier niveaus onderscheiden;
fundamenteel niveau 1 voor het eind van het
basisonderwijs, speciaal onderwijs en
praktijkonderwijs, niveau 2F voor het MBO (1, 2, 3)
en VMBO, niveau 3F voor MBO (niveau 4) en eind
havo, en niveau 4F voor eind VWO.
Leerstoflijnen bij het referentiekader taal ; de
invoering van de wet op de referentieniveaus leidt
ertoe dat de basisscholen meer dan vroeger
moeten weten wat de inhoud is van de domeinen
van het taalonderwijs; basisscholen moeten een
beeld hebben van de eindniveaus 1F en 1S/2F. Voor
basisscholen is het ook belangrijk om te weten
langs welke weg de eindniveaus 1F en 1S/2F
kunnen worden bereikt.
Doelen uit de methode of zelfgekozen doelen ; er
zijn dus twee wettelijke kaderdocumenten die beide
geconcretiseerd zijn in verschillende publicaties.
Methodemakers en beleidsmakers gebruiken deze
publicaties om concrete leerlijnen op te stellen voor
de verschillende groepen van de basisschool.
Sommige scholen kiezen ervoor om niet met
methodische materialen te werken. Dergelijke
scholen hebben meestal een plan waarin alle
leerlijnen taal goed beschreven staan zodat
leerkrachten houvast hebben en een heldere koers
kunnen uitzetten.
Groeps- en individuele doelen ; kerndoelen en
referentieniveaus worden vertaald in leerlijnen; een
bundeling van concrete lesdoelen. Leerkrachten die
vooral lesgeven met behulp van een methode
zullen veelal de doelen gebruiken die de methode
voorstelt. Als een leerkracht verder wil
differentiëren, kan hij ervoor kiezen om aparte
taaldoelen te formuleren voor groepjes leerlingen of
zelfs voor individuele leerlingen.
1.4 Didactiek van Herkent manieren waarop kinderen leren: incidenteel en
het taalonderwijs intentioneel. Herkent soorten leersituaties: instructieve en
constructieve (ankers en routines) en kan voorbeelden
van activiteiten plaatsen binnen een leersituatie.
Er zijn twee manieren waarop leerlingen leren :
Incidenteel : het leren vindt spontaan en
'onbedoeld' plaats.
Intentioneel : als een kind er bewust voor kiest om
iets te leren.