Samenvatting: Wat is onderzoek? Praktijkboek voor methoden en
technieken.
Hoofdstuk 1: De functie van onderzoek
1.1: Onderzoek moet je leren
Uitvoeren van een onderzoek = de opgedane kennis & vaardigheden
combineren. Je moet een soort helikopterview ontwikkelen.
Verschil onderzoekers en niet-onderzoekers:
Zelf heb je je eigen referentiekader om conclusies te trekken: informele
observatie, onderzoeker: systematische observatie.
Kenmerken van een onderzoeker:
1. Houding = moet onafhankelijk zijn, openheid (voor commentaar) , legt
verantwoording af over je resultaten. Als ze je onderzoek tegenspreken, is
je onderzoek niet minder, maar is je onderzoek weerlegd = ontstaan van
onderzoeksontwikkeling.
2. Kennis = van methoden (kennis v/d methode & criteria & wat de voor- en
nadelen
van deze methoden zijn) en van het onderwerp dat je onderzoekt.
3. Vaardigheden = actief bezig zijn met je onderzoek: doen en trucs leren.
Trucjes bij het doen van een onderzoek:
Selecteren van de onderzoeksgroep
Invoeren van gegevens in een softwarepakket
Het aanmaken van een toets(steekproef)
1.2: Uitgangspunten van onderzoek
Bij het doen van het onderzoek:
- Eerst onderzoeksplan maken: Praktische aandachtspunten: formuleert je
probleemstelling, eerdere onderzoeken en hun conclusie, bepalen van de
deadline, hoeveel budget er nodig is.
Uitgangspunten van onderzoek:
2 Hoofdtypen van onderzoek:
- Fundamenteel onderzoek = Hier zul je meestal vragen beantwoorden
die niet primair gericht zijn op de toepassing in de praktijk = een
kennisvraag, is vaker wetenschappelijk relevant. Voorbeeld: spinnenfobie.
- Praktijkgericht onderzoek = Gaat om oplossen van problemen uit de
praktijk = een praktijkvraag. Voorbeeld: hoog personeelsverloop.
Kennis en praktijkvragen:
- Kennisprobleem / kennisvraag = Een vraag over wetenschappelijke theorie
die met behulp van fundamenteel onderzoek wordt beantwoord.
- Praktijkprobleem = Komt uit dagelijkse praktijk uit de samenleving. Heeft
vaak te maken met hogere maatschappelijke relevantie.
1
,Kwalitief of kwantitief onderzoek? Dit onderscheid is belangrijk als je moet kiezen
welke methode van onderzoek je gaat gebruiken: afhankelijk van de
probleemstelling.
Kwantitatief onderzoek = Gebruik gemaakt van cijfermatige
(numerieke) informatie, gegevens over objecten, organisaties,
personen. Bijv: Hoeveel mensen hebben het bedrijf het afgelopen jaar
verlaten?
∟ Als je het uitwerken heet het = statistische technieken = gebruikt om een
beschrijvingen van de resultaten te geven en om een verwachtingen over de
verwachting te toetsen.
Kwalitatief onderzoek = Geen cijfers, onderzoek met de
werkelijkheid: De betekenis, achterliggende redenen. Bijv: Waarom zijn
de medewerkers niet tevreden?
Holisme = Hiermee bedoelt men dat een ervaring als onderdeel van het geheel
van de belevingswereld van personen moet worden gezien, niet als een
opzichzelfstaand feit.
- Veel mensen vinden kwantitatief onderzoek beter. Er wordt waarde
gehecht aan de betekenis die mensen aan zaken geven. Er kan niet
worden ingesprongen op onverwachte situaties.
- Sommige onderzoekers vinden kwalitatieve onderzoeksresultaten
minder betrouwbaar. Kwalitatieve onderzoekers vinden dat cijfers
minder diepgang hebben.
Triangulatie = Een combinatie van de kwalitatieve en kwantitatieve
methode.
Inductief onderzoek = de thema’s of theorieën zijn van tevoren onbekend. Doel
= gaande deze theorie te ontwikkelen. (Vaak bij kwalitatief onderzoek, is
theorievormend).
Deductief onderzoek = de onderzoeker formuleert een verwachting aan de hand
van theorieën en modellen. (vaak bij kwantitief onderzoek, is theorie toetsend).
Hypothese = verwachte onderstelling , op kwalitatieve wijze getoetst.
Maatschappelijke relevantie = er kan een maatschappelijk probleem mee worden
opgelost. Komt van beroepsbeoefenaren en hogescholen hebben vaak met deze
soort te maken. Beide onderzoeken kunnen elkaar helpen met de oplossing. Een
theorie uit fundamenteel onderzoek kan worden toegepast op een bepaald
maatschappelijk probleem.
1.3: Stromingen in onderzoek
1. Empirisch-analytisch: Neemt afstand van de
onderzoekseenheden)proefpersonen, situaties, objecten etc.). Niets is
toeval, onderzoekers ontwerpen onderzoek dat herhaalbaar en controleer
baar is. Zeg gaan niet af op gevoel, denken van tevoren logisch na.
2. Interpretatief: Uitleg van een persoon over een situatie, dus niet alleen
cijfers.
2
, 3. Kritisch-emancipatorisch: Kritisch naar de maatschappij kijken en naar
eigen onderzoeksresultaten. Nadruk op observeren en ingrijpen.
1.4: Kwaliteitscriteria van een onderzoek
Onafhankelijkheid: onafhankelijk van invloeden door de onderzoeker.
Draait om objectiviteit. Onderzoeker moet intersubjectief zijn:
onderzoekers zijn het eens over de resultaten.
Toetsbaarheid van uitspraken: Gaat erom dat er uitspraken worden gedaan
die getoetst kunnen worden. Vooral bij kwantitatief onderzoek.
Betrouwbaarheid: De mate waarin het onderzoek vrij is van fouten. Speelt
bij kwalitatief en kwantitatief een belangrijke rol.
Informativiteit: Om een uitspraak te toetsen moet hij heel nauwkeurig zijn
geformuleerd.
Generaliseerbaarheid: Nagaan of hun resultaten uitspraken doen over een
zo groot mogelijke groep personen of situaties. Statische generalisatie =
d.m.v. statische testen getoetst of een bepaald resultaat generaliseerbaar
is.
Valditeit: De geldigheid en de zuiverheid van een onderzoeksresultaat.
Praktische criteria: Efficiënt & bruikbaar: Alle kosten moeten in verhouding
zijn met
de resultaten. Tijdpad moet haalbaar zijn.
1.5: De onderzoekcyclus
De w-vragen moet je jezelf stellen bij het onderzoek (wat, waar, wanneer,
waarom, wie en hoe)
Empirische cyclus: = Het onderzoek leidt steeds opnieuw naar nieuwe vragen
toe en dus een nieuw onderzoek. Dit is een kringloop van fundamenteel
onderzoek.
Bij praktijk onderzoek wordt een Regulatief cyclus gehanteerd: deze is meer
gericht op beslissingen en/of veranderingen. Doel = bieden van een kader
waarbinnen het oplossen van een praktijkprobleem ondersteund wordt = handig
hulpmiddel bij vormgeven van je onderzoek.
Saunders: Onderzoek is iets wat mensen ondernemen om iets op een
systematische manier uit te zoeken, waardoor hun kennis toeneemt.
Onderzoeksontwerp: (Saunders); een model van onderzoekers.
• Filosofie
• Benadering (inductief of deductief)
• Strategie
• Kwantitatief of kwalitatief
• Tijdshorizonten
• Technieken en procedures
1.6: Fasen in onderzoek
Fasen in onderzoek
1. Probleemanalyse: Afbakening vraag en doelstelling.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper SophiexPrins. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.