Glebbeek & Vos, Heeft de sociologie nog toekomst? Over de hardnekkige onvolledigheid
van de sociologische beroepsopvatting.
Dit artikel staat stil bij het belangrijkste verschil tussen de PSO en de markt.
De onpersoonlijkheid van marktrelaties bestaat eruit dat het relaties betreft
waarbinnen directe ruil plaatsvindt. In dit type relaties verwachten mensen van elkaar dat ze
calculerend zijn en resultaatgericht. Na een dienst geleverd te hebben, verwachten ze de
wederdienst onmiddellijk of eventueel op een later, maar dan contractueel vastgelegd,
tijdstip. Dit zijn de zogenaamde directe ruilrelaties.
Persoonlijke relaties hebben een ander karakter. Er vindt wel ruil plaats, maar wordt
heeft meestal het karakter van hulp of van giften. Daarbij geldt dat de partners vaag zijn over
het moment waarop iets wordt terugverwacht, en ze maken zich weinig zorgen over de
waarde van wat wordt terugontvangen. Deze niet calculerende houding wordt zelfs
verwacht en op prijs gesteld.
Bij de directe ruilrelatie gaat het om de opbrengsten ervan (in relatie tot de kosten),
terwijl bij de wederkerigheidsrelatie het hebben van de relatie op zich als waardevol ervaren
wordt. Dit verklaart waarom er op de markt vaak gemakkelijk van relatie wordt gewisseld
('exit').
De wederkerigheidsrelaties van de PSO voorzien in specifieke sociaal-emotionele
behoeften, zoals: de behoefte om ergens bij te horen, elkaar te waarderen, elkaar
gemakkelijk te begrijpen, en om voor elkaar te zorgen. Uit de aard van deze behoeften volgt
dat wederkerigheidsrelaties altijd veel langduriger van aard zijn dan directe ruilrelaties.
Ontevredenheid leidt niet snel tot 'exit', maar in ieder geval eerst altijd tot herstelpogingen.
Binnen elke gemeenschap zorgden de wederkerigheidsrelaties ervoor dat zowel de
materiele als de sociaal-emotionele behoeftes werden bevredigd. Het ontstaan van de
markteconomie betekende dat de materiele behoeften steeds beter bevredigd konden
worden door gebruikmaking van arbeidsverdeling, specialisatie en voordelen van
schaalgrootte. Daardoor breidde de sfeer van onpersoonlijke marktrelaties zich steeds
verder uit en kromp de sfeer van wederkerigheidsrelaties steeds meer in. Het werd
gemakkelijker om materiele goederen (en onpersoonlijke diensten) te verkrijgen, maar het
werd het steeds moeilijker om de sociaal-emotionele behoeften te bevredigen. Dit verklaart
waarom mensen steeds meet tot het inzicht komen dat hun levensgeluk vooral afhankelijk is
van het hebben van relaties met familie en vrienden (wederkerigheidsrelaties).
1
, De PSO moet bestudeerd worden in zijn relaties tot de andere sociale ordes van de
hedendaagse maatschappij: de markt, de overheid, de ondernemingen en de andere
formele organisaties. De PSO omvat dus meer dan het domein van familie- en
vriendschapsrelaties.
De PSO is de bron van de bevrediging van de sociaal-emotionele behoeften. Zoals de
economen de markt zien als de bron van economische welvaart, moeten de sociologen de
primaire sociale orde zien als de bron van sociale welvaart.
Komter, Patronen van geven en ontvangen.
Wanneer we een ander iets geven verwachten we dat dat te zijner tijd met een passend
tegengeschenk beantwoord zal worden. Wederzijdse giftuitwisseling is een belangrijk
mechanisme van sociale cohesie en solidariteit. Barry Schwartz bracht een nieuw perspectief
naar voren, namelijk dat van ‘akelige giften’. Giften zeggen iets over de identiteit van de
gever en de ontvanger. Giften vormen een spiegel voor wie we zijn en reflecteren de manier
waarop we de identiteit van de ontvanger waarnemen. Morele verplichting en dankbaarheid
zorgen ervoor dat de ontvanger te zijner tijd een geschenk terug zal geven. Sociale banden
en gevoelens kunnen door giften gemaakt en gebroken worden.
Psychologische functies van het geven
Een eerste belangrijke functie van een gift is die van moreel bindmiddel. Giften binden
mensen doordat wederzijdse verwachtingen en verplichtingen ontstaan. Giften zijn
symbolische tekens die iets vertellen over de aard, kwaliteit en intensiteit van een relatie.
Vrijwel alles kan dienen als gift.
Een tweede functie heeft te maken met de onthulling, bevestiging of ontkenning van
identiteiten. We onthullen hoe we de ander waarnemen, hoe we de smaak en behoeften
van de ander getaxeerd hebben, onze eigen smaak, financiële mogelijkheden, culturele
bagage, iets over wie we zij en wat we met de ander voorhebben.
Als laatste bepaalt de sociale identiteit mede de aard van de gift. Veel giften zijn
seksegebonden. Sokken worden doorgaans niet aan vrouwen gegeven en een
schoonheidsbehandeling niet aan mannen. Bij veel giften is echter de persoonlijke identiteit
belangrijker dan de sociale identiteit. De gift fungeert als bevestiging van iemands identiteit
en gevoel van eigenwaarde of zelfrespect.
Motieven om te geven
2
, 1. Positief gevoel
We zijn het meest vertrouwd met giften waarmee een positief gevoel wordt uitgedrukt,
zoals vriendschap, liefde en dankbaarheid. Sommigen willen met hun gift bijdragen aan
iemands welzijn zonder dat ze aan een tegenprestatie denken. Ze helpen omdat ze een
morele verplichting voelen om dat te doen. Je geeft omdat een ander dat nodig heeft,
zonder direct iets terug te verwachten. Bijdragen aan het welzijn van een ander kan ook het
eigenbelang dienen. Zo kan men geven bij wijze van vergeving of om het eigen geweten te
sussen.
2. Onzekerheid
Door middel van een gift hoop je de onzekerheid van de status van een relatie te
verminderen. De meeste giften worden gegeven om relaties zeker te stellen. Je geeft aan
anderen omdat je niet helemaal zeker bent van hun gevoelens of bedoelingen. Je kunt ook
geven omdat je bang bent om een dierbare relatie te verliezen.
3. Macht en prestige
Giften kunnen worden gegeven door een behoefte aan macht, prestige en reputatie. Door te
geven plaats je jezelf in een superieure positie. Je verplicht een ander tot op zekere hoogte
aan je. Een gift geven die niet met een passende tegengift beantwoord kan worden is
vernederend. Giften kunnen dienen om een ander te domineren, van je afhankelijk te maken
of te kleineren.
4. Wederkerigheid, gelijkheid
Het onderliggende idee is dat gunsten beantwoord moeten worden met een gelijkwaardige
tegenprestatie. Gevoelens van morele verplichting om terug te geven zijn de belangrijkste
psychologische achtergrond van wederzijds geven. Een diepgevoelde behoefte om een
ander een dienst te bewijzen ontbreekt hier.
5. Eigenbelang
Doel is bevordering van de eigen belangen of de belangen van de ontvanger te schaden of
hem te benadelen. Bijvoorbeeld om iets bij iemand gedaan te krijgen, iemand om te kopen
of te chanteren. Persoonlijke kosten en baten zijn de hoofdmotieven en geven is gebaseerd
op een soort marktmodel waarbij het eigen voor- en nadeel de belangrijkste overweging
vormt.
6. Vijandschap, haat, minachting
3