Samenvatting - Kennismaking met de Oude Wereld
Deel 1
1. Ontstaan beschavingen in Egypte & Mesopotamië
1.1 Landbouw
Twee typen: regenlandbouw (vocht door voldoende natuurlijke regenval) en irrigatielandbouw (in
Egypte en zuidelijk Mesopotamië, droge gebieden)
Nabije Oosten had weinig regenval, landbouw en dus bevolking was zeer kwetsbaar in periodes van
droogte/terugval in regenval. Relatief snel voedselcrisis.
Twee typen irrigatie: natuurlijk en kunstmatig
- natuurlijk: vb. Nijl in Egypte, zelfde soort iets gebeurt in Mesopotamië maar onregelmatiger
Irrigatielandbouw was veel lucratiever dan regenlandbouw.
Door landbouw nederzettingen, specialisaties, sociale hiërarchie, ambtenarenapparaat en
priesterkaste.
1.2 Steden
Begin neolithicum over dorpen -> grote en invloedrijke steden in 4 e eeuw v. Chr. aan oevers grote
rivieren
Centrum Mesopotamische stad = tempel, huis van staatsgod, tempeleconomie
Tempel was grote organisatie met veel grondbezit en werknemers -> landbouw, veeteelt en ambacht
Hieruit behoefte naar documentatie/schrift -> spijkerschrift
-> afbeeldingen & symbolen ipv woorden
-> elitair, kleine groep professionals
Geen stad vs. platteland. Meeste stedelingen in de oudheid waren boer. Verlieten stad dagelijks om
land te bewerken.
Grootste tegenstelling oude wereld was sedentair (landbouwers) vs. nomadisch (veeteelt). Geen
strikte scheiding. Boeren soms ook nomadisch, veetelers bleven soms binnen bepaald gebied.
Haat-liefdeverhouding: boerenangst voor plundering, maar ook wederzijdse afhankelijkheid vanwege
behoefte aan bepaalde producten.
1.3 Geografische gesteldheid: overeenkomsten en verschillen
(tussen Egypte en Mesopotamië)
Overeenkomsten
- afhankelijkheid van rivierwater (weinig regenval)
- gebrek aan grondstoffen als metalen en timmerhout
Verschillen
- Egypte heeft gunstigere voorwaarden voor landbouw dan Mesopotamië (regelmatige Nijlvloed,
geen verzilting land)
,- Egypte: abrupte overgang tussen landbouwgrond en woestijn -> daardoor minder bereikbaar
(isolatie, ook geen vreemde indringing), Mesopotamië: precies tegenovergestelde
Politieke consequenties, Egypte langer stabiel en statisch geweest
2. Derde millennium v. Chr. (vroege Bronstijd)
2.1 De indeling van de Egyptische geschiedenis
Dynastieën en rijken
Drie rijken (perioden van grote voorspoed), daarbuiten: versplintering, meerdere dynastieën, chaos
Oude Rijk (2600-2150), Middenrijk (2000-1800), Nieuwe Rijk (1550-1100)
Late tijd: internationale aanraking met andere dynastieën, onderdeel van grotere rijken (750-332)
2.2 Egypte: het Oude Rijk
Hieraan vooraf ging een periode waarin Egypte voor het eerst werd verenigd onder een koning.
Ondanks die vereniging, nog steeds verschillende lokale culturen. Verschil tussen Beneden-Egypte en
Boven-Egypte.
Oude Rijk is periode van piramides. Koning had grote, verstrekkende macht over mens en materiaal.
Hoofdstad Memphis. Koningschap is een goddelijke instelling.
Het Oude Rijk viel oa door de groeiende macht van de gouwvorsten (provinciehoofden). Grond was
salaris en werd als erfgoed samen met het ambt doorgegeven van vader op zoon. Kleine provinciale
rijken ontstonden.
(Daarnaast ook ecologische crisis door minder Nijloverstromingen en dynastische crisis)
2.3 Mesopotamië: Sumer en Akkad
Twee volken aan de basis van Mesopotamische beschaving. Sumeriërs en Akkadiërs.
Sumeriërs: Stedenbouw, gebruik schrift voor de tempel- en paleisadministratie. Bouwkunst,
beeldhouwkunst, godsdienst (tekst en beeld), literatuur, opvattingen over koningschap & recht &
maatschappij. Wetenschap (rekenkunde, letterkunde, sterrenkunde, plantkunde, geneeskunde).
Paleis en tempel centrum van de stadstaat. Wereldlijke en geestelijke macht gescheiden (soort van).
Grote rol in culturele overdracht -> verspreiding Sumerische cultuur over West-Azië via
scholing en niet via militaire macht.
Akkadiërs: Semitisch, namen veel over van de Sumeriërs (literatuur, wetenschap, godsdienstige
voorstellingen), behielden eigen goden & taal.
Derde dynastie van Ur: koningen creëerden in 3e millenium een groot rijk in Mesopotamië.
Amorieten: nomaden, meertalig, aangetrokken door rivierdalen, ramp voor plaatselijke velden. Crisis
voor Ur. Droogte en klimaatverandering -> politieke crisis + aanwezigheid Amorieten.
2.4 Het einde van het derde millenium
Egypte en Mesopotamië: periode van stagnatie en chaos. Basis van de twee rijken op voornamelijk
cultureel gebied was gelegd -> continuïteit.
, 3. Tweede millennium v. Chr.
3.1 Middenbronstijd
Egypte: Middenrijk + tweede tussenperiode
Egypte hersteld door gouwvorstdynastie, basis Thebe. Sterke koningen. Veroveringstochten in Azië
(niet blijvend). Grote ondernemingen binnen Egypte, bouw dodentempels en piramides. Dynastische
opvolging gevestigd (vader-zoon). Bloeiperiode voor cultuur (literatuur) -> klassieke werken uit deze
periode.
Einde Middenrijk: afbrokkeling gezag koningen, eenheid ging verloren, stop op veroveringstochten.
Tussenperiode (no. 2). Buitenlandse overheersers namen de macht over van de gouwvorsten.
Mesopotamië: Oud-Assyrische en Oud-Babylonische tijd
Begin 2e millennium ontwikkeling van twee staten die eeuwen een rol zouden blijven spelen: Assyrië
en Babylonië. Amorieten leverden hieraan ook een grote bijdrage, maar was vreemd volk.
Amorieten pasten Mesopotamische cultuur aan maar namen ook over -> wederzijdse uitwisseling.
Sumerisch en Akkadisch de enige talen. Akkadisch -> Assyrisch Akkadisch en Babylonisch Akkadisch.
Amoritisch verdween.
Noord-Mesopotamië (Assur en koning Samsi-Adad I)
- Assur bloeide als belangrijke handelsstad, niet de hoofdstad of centrum van macht
- Samsi-Adid (Amoriet) had macht over het noorden
Zuid-Mesopotamië: het Oud-Babylonische rijk
- Na val 3e dynastie: zuiden werd gebied van onafhankelijke stadsstaten, noordelijker lag Babylon
- Babylon groeide uit van onbelangrijk tot politieke grootmacht, ook invloedrijke positie ogv cultuur
-> Oud-Babylonische dialect werd klassieke taal
- Babylonische beschaving/Babylon had vrijwel heel zuidelijk Mesopotamië veroverd
- Rijk bestaat maar twee eeuwen, wel grote culturele invloed
3.2 De late bronstijd
In het oude Nabije Oosten was machtsbalans tussen grote mogendheden (Egypte Nieuwe Rijk,
Mitanni, Hethitische Rijk, Assyrië, Babylonië)
-> Amarnabrieven (gezanten, andere uitwisselingen, contact)
In deze periode ook bloeitijd van Griekenland (Minoïsche beschaving, Myceense beschaving) en aan
aantal invloedrijke stadstaten in de omgeving van huidig Palestina
Macht van staten (klein en groot) was berust op de strijdwagen -> bezitters behoorden tot
aristocratische elite (grond in ruil voor diensten). Wie grote militaire aristocratie (met strijdwagens)
had kon zelfstandigheid bewaren. Kleine staten werden hierdoor vaak satellietstaten.
Egypte: het Nieuwe Rijk
- dynastie van Thebaanse gouwvorsten – eenheid -> verdrijving vreemde overheersers
- koningen/farao´s begonnen in deze periode met het stichten van een imperium
-> veroveringstochten, verspreiding cultuur en soms gebruik van onderkoningen
-> overal: inzet Egyptisch ambtenarenapparaat
Achnaton en poging tot monotheïstische godsdienst met Aton.
Verlaten Thebe -> Achet-aton, huidige El-Amarna.
Onder Achnaton verslapping van greep op stadsstaten in het noorden. Na zijn dood terugkeer naar
Egyptische tradities. Memphis hoofdstad. Onder Ramses II nog een keer herstel.
, Babylonië en Assyrië
- Val Oud-Babylonië -> macht naar Kassieten (bleef 4 eeuwen)
-> Kassitische aanpassing aan Babylonische cultuur
-> sterke culturele & religieuze continuïteit (voortbestaan Sumerisch en Akkadisch)
Assyrië eerst zwak, onder de plak bij Mitanni, later uitbreiding Assyrische staat. Grondgebied =
macht. Mesopotamië bestond nu uit twee middelgrote staten (Babylonië, Assyrië).
Mitanni
- Hurrieten, woonden zowel in als buiten Mitanni door uitbreiding v/d staat
- eigen godsdienst en cultuur
Het Hethitische rijk
- oude stedelijke beschaving, meerdere volken, Hethieten sinds 2 e millennium (in Syrië)
- grootschalige verovering in het Nabije Oosten -> verdragen met vazalvorsten
- sterk onder invloed van Mesopotamische beschaving (taal, goden, godsdienst)
Kreta en Mycene
- bloei cultuur van Kreta (Minoïsch) en Mycene (Griekenland, ook wel Helladisch)
Kreta: belangrijke stad Knossos, flora, fauna en godsdienst overheerst in kunst (niet militair), paleis
centrum van economisch systeem, ontwikkeling schrifttype voor paleisadministratie, economische
bloei mogelijk gemaakt door handel (handelscontacten op verschillende plekken in de Middellandse
Zee)
Mycene
2e millennium: in Griekenland bloei stedelijke centra -> Mycene
Beschaving werd militaristischer (ommuringen, paleisforten), koningen heersten met elite van
wagenstrijders. Langzaam ontstaan van rijk van wat groter belang met vazalstaten in Griekenland en
Egeïsche Zee.
Lezen: Internationale betrekkingen, pp. 43
(Ongeveer dezelfde info als artikel over Amarna-archief)
4. Het eerste millennium
4.1 De vroege ijzertijd
1200-750 v. Chr.
Politieke en sociale omwenteling rond 1200: concert der mogendheden/machtsbalans viel.
Definitieve val Hethitische rijk. Einde Myceense beschaving. Verlies buitenlandse invloed Egypte.
Verzwakking Assyrië en Babylonië.
Bijzonder omdat? Ontwrichting van zoveel rijken tegelijkertijd komt niet vaak voor.
12e eeuw: ingang ijzertijd, ijzeren voorwerpen werden gebruikelijker en alledaagser
Zeevolken in het Middellandse Zeegebied.
-> grote dreiging voor Hethitische rijk, Syrië en Egypte
-> met name genoemd in Egyptische teksten, propagandistisch, overdrijven succes farao in strijd