Goederenrecht hoorcolleges
Hoorcollege 1 03-11-20
Onderwerpen
Eigendom van roerende zaken
Eigendom van onroerende zaken
Eigendomsvoorbehoud (inleiding)
Gemeenschap (Titel 7 van Boek 3 BW)
Mandeligheid
Een aantal basisbegrippen
1. Eigendom (art. art. 5:1 BW): het meest opvattende recht dat je als persoon kan hebben op
een zaak
2. Zaak (art. art. 3:2 BW (dieren zie art. 3:2a BW)): zaken zien heel specifiek op objecten die
je kan aanraken.
3. Roerend/onroerend (art. 3:3 BW)
4. Gemeenschap (art. e.v. 3:166 e.v. BW): eigenaar van goederen, je kan gemeenschappelijk
rechthebbende schuldeiser zijn op een vordering, of op een erfpachtrecht.
5. Mandeligheid (art. art. 5:60 e.v. BW): betreft onroerende zaken een hele specifieke vorm
van eigendom. Dit is een gemeenschap die gelinkt is aan onroerende zaken. Het gaat echt
om het geval dat een schutting of een gebouw grensoverschrijdend is op 2 erven, dit is die
bijzonderheid van de mandeligheid.
Eigendom van roerende zaken
Verkrijging; natrekking; vermenging; zaakvorming; oneigenlijke vermenging
Verkrijging van eigendom van roerende zaken
Bijzondere titel, bijv. overdracht (bijv. titel koop) en verjaring (hoorcollege week 2) (art.
3:80 lid 3 BW).
Algemene titel, bijv. juridische fusie of (af)splitsing van een rechtspersoon, erfenis (art.
3:80 lid 2 BW)
Je hoeft niet het goed apart specifiek over te dragen, maar een bepaalde
rechtshandeling bewerkstelligt dat een veelheid aan goederen in een keer door die
ene rechtshandeling over gaan naar een andere persoon of een andere
rechtspersoon: juridische fusie of afsplitsing van een rechtspersoon, en bij personen
de erfenis: alle goederen gaan over naar de erfgenamen, niet elk goed hoeft
persoonlijk te worden overgedragen.
Overige wijze van verkrijging onder bijzondere titel (art. 3:80 lid 3 BW):
Toe-eigening, vinderschap, schatvinding
Vruchttrekking
Natrekking, vermenging, zaaksvorming
Toe- eigening; Vinderschap
Toe-eigening (art. 5:4 BW)
Alleen bij roerende zaken zonder eigenaar (res nullius) (art. 5:18 BW)
, Inbezitneming (art. 3:113 lid 1 BW) – feitelijke macht verschaffen
Dus door een aan niemand toe behorende zaak in bezit te nemen waaruit duidelijk
blijkt dat er geen eigenaar is kan je een roerende zaak in bezit nemen en daardoor
eigenaar worden.
Een onroerende zaak heeft altijd een eigenaar (art. 5:24 BW)
Je ziet wel vaak kraak panden, maar een onroerende zaak kan je niet zomaar
eigendom maken.
De Staat is eigenaar van onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben
Vinderschap (art. 5:5 e.v. BW) – te goeder trouw
Alleen bij roerende zaak; onbeheerd (dus niet in de macht van een ander)
Roerende zaak moet onder zich worden genomen plus aangifte bij daartoe
aangewezen gemeenteambtenaar doen
Vindersloon bij opeising door eigenaar (“naar omstandigheden recht op een
redelijke beloning”) (art. 5:10 BW)
Eigendomsverkrijging na één jaar (art. 5:6 lid 1 BW) – daarvoor houder
Beperkte rechten op de zaak vervallen dan ook, je verkrijgt de zaak dus onbezwaard.
In art 5 lid 1 staan de verplichtingen die je hebt; aanifte doen kan in iedere gemeente
worden gedaan, mededeling doen en de zaak in bewaring te geven aan de gemeente
die het vordert.
Schatvinding (art. 5:13 BW)
Roerende zaak van waarde
Zo lang verborgen dat daardoor de opsporing van de eigenaar onmogelijk is
geworden
Aangifte doen bij de gemeente
Schat komt toe aan de ontdekker én de eigenaar van de zaak (roerend of onroerend)
waarin de schat wordt aangetroffen (gemeenschappelijke eigendom; Titel 3.7 BW))
- Onroerend: je graaft iets op waarbij de grond eigendom is van iemand anders,
dan komt de schat toe aan de ontdekker en de eigenaar van de grond ->
gezamenlijk voor gelijke delen eigenaar.
- Of bij het repareren van een kast vind je een dubbele bodem, dan ben jij samen
met de eigenaar van de kast gezamenlijk eigenaar.
- In geval van een archeologische vondst bij opgraving gevonden en waarop
niemand zijn recht van eigendom kan bewijzen: aparte regeling in de
Erfgoedwet (art. 5.7), dit komt dan meestal toe aan de staat of aan een
provincie/gemeente waar de schat is gevonden.
Vruchttrekking
Natuurlijke vrucht: was eerst bestanddeel van een andere zaak (art. 3:9 lid 1 BW jo.
art. 3:4 BW
appel van de boom die verenigd is met de grond en de appel word eraf gehaald
wordt het als natuurlijke vrucht een zelfstandige zaak waar je eigendom van kan
hebben. je wordt eigenaar van het ei dat uit het kip komt.
- Wordt door afscheiding een zelfstandige zaak (art. 3:9 lid 4 BW
- Eigenaar van de zaak wordt in beginsel eigenaar van de afgescheiden vrucht
(art. 5:1 lid 3 BW)
Uitzonderingen: vruchtgebruiker (art. 5:17 BW jo. art. 3:216 BW), erfpachter
(art. 5:89 lid 1 BW), pachter (art. 7:316 BW), eventueel de huurder (art. 7:202
, BW), eigendomsvoorbehoud is in beginsel ook eigenaar van de vruchten
daarvan (art. 7:9 lid 3 BW jo. art. 7:14 BW)
vruchtgebruik van de appels plukken, dan ben ik rechthebbende eigenaar
van de vruchten ten aanzien waarvan ik het vruchtgebruik heb, niet van de
hele boomgaard.
Burgerlijke vrucht: vruchten van goederen niet zijnde zaken (denk aan: rente)
- Wordt door opeisbaarheid zelfstandig recht (art. 3:9 lid 4 BW)
- Het belangrijke voorbeeld hiervan zie je in lid 2: de rente, je hebt een
vorderingsrecht op de bank door je bankrekening, als je hier rente over krijgt als
hij wat hoger is dan nu dan is dit een burgerlijke vrucht
Natrekking, vermenging, zaaksvorming; wat ingewikkelder vanaf art 14 ev
Heeft gevolgen voor de eigendom:
Natrekking: voorheen individuele zaken worden één zaak, vaak heb je hier een
hoofdzaak bij, die onroerend of roerend kan zijn
Ik heb een fiets en ik breng er een nieuw ketting of fietsband erop. Ik heb een huis, ik
bestel een keuken die ingebouwd moet worden, als dit is gebeurd is er sprake van
natrekking en word ik als eigenaar van het huis ook eigenaar van de ingebouwde
keuken.
Vermenging: vloeistoffen, gassen, zand, e.d.
Zaken waarbij vermenging voorstelbaar is.
Oneigenlijke vermenging: zaken blijven afzonderlijke zaken, maar wie eigenaar is kan
niet meer worden bewezen. Je kan de zaken er los uithalen maar het is heel
onduidelijk en heel moeilijk te bewijzen wie nou eigenaar is geworden van de 2
zaken.
Zaaksvorming: ‘iemand’ vormt uit roerende zaak/zaken een nieuwe zaak.
Natrekking
Hoofdzaak, bestanddelen
- Hoofdzaak (art. 5:14 lid 3 BW):
Waarde hoofdzaak aanmerkelijk (aanzienlijk) hoger dan die van de andere zaak (die
bestanddeel wordt). Zeer belangrijk en logisch criterium.
Wijze van verlies en verkrijging van eigendom. Stel je was eerst eigenaar van de
hoofdzaak en daar wordt iets aan vastgemaakt (vastgebouwd) waarvan je geen
eigenaar was wordt je toch eigenaar van de hoofdzaak eigenaar van alle
bestanddelen dus ook van dat vastgemaakte deel volgens de wet. Andersom: Verlies;
je was eigenaar van een aparte roerende zaak die bij een hoofdzaak gaat horen, dan
verlies je je eigendom want de eigendom van die van oorsprong aparte roerende
zaak gaat als bestanddeel op in de eigendom van de hoofdzaak.
- HR 14 augustus 2015 (Glencore/Nationale Borg-Maatschappij): in geval van
vermenging van gelijksoortige zaken is dit het enige criterium waar je naar moet
kijken (in dat geval spelen verkeersopvattingen geen rol) Bijv bij vermenging (art 15)
van 2 vloeistoffen= gelijksoortige zaken, kijken we alleen naar het waarde criterium
en niet naar de verkeersopvattingen
Art. 15 verwijst weer terug naar artikel 14, daarom is dit arrest van belang.
, Volgens verkeersopvatting als hoofdzaak te beschouwen, moet de rechter beslissen.
De wetgever heeft het open gelaten zodat zij niet te veel werk heeft.
- Bestanddeel art. 3:4:
Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt (art. 3:4 lid 1
BW) = algemene regel. In boek 5 komt een nadere uitwerking voor zaken.
- HR 15 november 1991, NJ 1993/316 (Dépex/Bergel)
Criterium van Schade; Afscheiding niet mogelijk zonder beschadiging van betekenis
(art. 3:4 lid 2 BW), dat is ook weer een belangrijke aanwijzing dat iets een bestandeel
is.
3 criteria: verkeersopvattingen, niet mogelijk zonder beschadiging van betekenis
weer los te maken weer af te scheiden en dat waarde criterium.
Depex/bergel arrest; wanneer kan iets bestanddeel worden van een hoofdzaak?
Ging om installatie in een fabriekshal. Wanneer kan je die installatie als bestanddeel
van de hoofdzaak aanmerken? Het is van belang als de installatie bijvoorbeeld heel
makkelijk weer weg te halen is. of nee het is zo op elkaar afgestemd dat ze bij elkaar
horen. HR somde criteria op die je steeds moet checken;
1. In constructief opzicht op elkaar afgestemd: dan aanwijzing dat gebouw en apparaat
als één zaak moeten worden gezien (afstemmingscriterium). Met name bij
gebouwen.
2. Geschiktheid als fabrieksgebouw bij ontbreken van apparatuur onvoltooid
(onvoltooidheid-/incompleetheidscriterium), als het fabrieksgebouw nou onvoltooid
is zonder die apparatuur dan is het gebouw niet voltooid/incompleet, dan verliest het
haar geschiktheid als fabrieksgebouw. De moeilijkste want zonder de installatie kan
een gebouw nog steeds heel geschikt zijn als fabrieksgebouw.
3. Functie van de apparatuur in het productieproces niet van belang, bijv
productieproces van gemaakte producten, de functie van dat apparaat in het proces
is niet van belang. Dat is maar’ een proces maar niet een goederenrechtelijk
argument om te zeggen dat het een bestanddeel is geworden van dat
fabrieksgebouw. Men neemt dit niet te snel aan wanneer het nou van belang is.
Prorail/ stichting rijswijk
Casus; tunnel gebouwd door ProRail, een treintunnel, om dat te bouwen heb je ook extra
steun voor nodig, zeker in NL met een niet al te sterke ondergrond. Er werd gebouwd op de
grond boven het groutlichaam: word vaak ingebracht in de grond waarbij ze tunnels kunnen
bouwen. Er werd hier gebouwd boven de grond van het groutlichaam, maar wie is nou
eigenaar van het groutlichaam? Is dat nou een bestanddeel van de grond, of een constructie
die de tunnel samenhangt, waar is dat bestanddeel van geworden?
HR: Of iets bestanddeel is, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval
- Een aard- of nagelvaste verbinding is niet vereist om iets als bestanddeel
tebeschouwen.
- Echter, als iets een tijdelijke functie als hulpconstructie vervult tijdens de bouwfase
van een zaak (zoals een groutanker/-lichaam) en bestemd is om daarna te worden
verwijderd, levert dat in het algemeen een aanwijzing op dat het naar