Goederenrecht 2021-2022
Hoorcollege 1
In boek 7 van het BW is de koopovereenkomst geregeld (benoemd contract). In artikel 7:26 lid 1 BW
vind je de verplichting van de koper om de koopprijs te betalen en in artikel 7:9 lid 1 BW vind je de
verplichting van de verkoper m de verkochte zaak over te dragen.
Het goederenrecht is een gesloten systeem, met in beginsel dwingend recht. Het verbintenissenrecht is
daarentegen een (semi-) open systeem, met in beginsel regelend recht.
Een ander kenmerkend verschil tussen het goederenrecht en het verbintenissenrecht is dat het
goederenrecht gaat over de vermogensrechtelijke verhouding van persoon tot goed en
verbintenissenrecht over de vermogensrechtelijke verhouding van persoon tot persoon.
Art 3:1 BW: goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten.
Vermogensrechten kunnen onderverdeeld worden in vorderingsrechten en andere
vermogensrechten, zoals bijvoorbeeld IE-rechten.
Art 3:2 BW: zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
Zaken kunnen dan onderverdeeld worden in 3 categorieën: roerende zaken (wel registergoed),
onroerende zaken (registergoed) en roerende zaken (niet-registergoed).
Art 3:10 BW: registergoederen zijn goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in de
daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.
In veel gevallen gebeurd dit aan de hand van een authentieke of notariële akte + inschrijving.
Art 3:3 lid 2 BW: roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn.
Art 3:3 lid 1 BW: onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond
verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd,
hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.
Het meest omvattende recht van zaken is eigendom, je bent dan (logischerwijs) eigenaar (5:1 BW).
Van vermogensrechten ben je rechthebbende.
Artikel 3:84 BW
Voor de uitvoering van de overdracht hebben we artikel 3:84 BW nodig. Artikel 3:84 lid 1 BW geeft
in abstracto de vereisten voor een rechtsgeldige overdracht, namelijk: 1) een geldige titel, 2) levering
van het goed en 3) door een beschikkingsbevoegde.
Geldige titel
De titel moet tot overdracht strekken. Daarnaast moet de titel de levering ‘dekken’. Hiermee wordt
bedoeld dat de titel moet overeenstemmen met de leveringshandeling, zoals dezelfde hoeveelheid en
het juiste goed. Als laatst dient de titel ook geldig te zijn. Er is geen geldige titel wanneer er sprake is
van nietigheid of na vernietiging (vernietiging heeft immers terugwerkende kracht (3:53). De titel
wordt geacht nooit te hebben bestaan).
Beschikkingsbevoegdheid
Beschikkingsbevoegdheid is de bevoegdheid die iemand heeft om een goed te vervreemden
(overdragen) en/of te bezwaren. Normaal gesproken is de rechthebbende degene die
beschikkingsbevoegd is.
De eigenaar van een goed is in beginsel volledig beschikkingsbevoegd. De eigenaar is niet volledig
beschikkingsbevoegd wanneer het goed is bezwaard met een beperkt recht. In het hoorcollege wordt
de vergelijking gemaakt met een taart. Stel je hebt een bouwmachine en daar wordt een beperkt recht
op gevestigd, denk aan een stil pandrecht of vruchtgebruik, een deel van de metaforische taart draag je
,over aan de beperkt gerechtigde. Als je de bouwmachine wilt overdragen, kan je niet meer overdragen
dan je hebt, dus een taart met een stuk eruit.
De beschikkingsbevoegdheid word je volledig ontnomen als je failliet verklaard wordt (art 23 ev
Faillissementswet). In dat geval gaat de volledige beheers- en beschikkingsbevoegdheid over van de
gefailleerde op de curator.
De regels van beschikkingsbevoegdheid zijn van dwingend recht. Die kunnen (in beginsel) niet bij
contract worden uitgesloten.
Levering
De juiste manier van leveren verschilt per goed. Zo moet je bij registergoederen meestal naar de
notaris. Er wordt dan een notariële akte opgemaakt en die wordt ingeschreven in het openbare register.
Een auteursrecht lever je daarentegen door middel van een ‘gewone’ onderhandse akte. Dat kan ook
een bierviltje zijn.
Roerende zaken niet registergoederen die in het bezit zijn van de vervreemder worden geleverd door
bezitsverschaffing (3:90 BW). Bezitsverschaffing is meestal bezitsoverdracht.
Vormen van levering door bezitsverschaffing:
- Feitelijke machtsverschaffing (3:114 BW).
- Traditio constituto possessorio (3:115 sub a BW). Dit is een vormvrije tweezijdige verklaring
waarbij de bezitter houder wordt voor de nieuwe bezitter (bezitter wordt houder).
- Traditio brevi manu (3:115 sub b BW). Dit is een vormvrije tweezijdige verklaring waarbij de
houder voor de bezitter voortaan bezitter is (houder wordt bezitter).
- Traditio longa manu (3:115 sub c BW). Dit is een vormvrije tweezijdige verklaring plus
mededeling aan / erkenning door de houder, waarbij de houder voor de een voortaan houdt
voor de ander (houder voor de een wordt houder voor de ander).
Wat de drie vormen van bezitsverschaffing van art 3:115 BW met elkaar gemeen hebben is dat het een
vormvrije tweezijdige verklaring is. Er hoeft niets op papier te staan. Dit maakt het dan ook
fraudegevoelig.
Als de zaak niet in het bezit is van de vervreemder, dan kan er alsnog geleverd worden. Dit kan dan
gedaan worden door middel van een akte (3:95 BW). Aan welke situaties moet je dan denken? Hét
voorbeeld is hier gestolen zaken. Als een goed van jou wordt gestolen, dan ben je nog steeds eigenaar.
Gelukkig ben je verzekerd voor diefstal. In de polis van de verzekering staat: ‘wij gaan over tot
uitkering als u eigendom van de auto aan ons overdraagt’. De auto kan je dan, ondanks dat de zaak niet
meer in jouw bezit is, door middel van een akte overdragen aan de verzekeringsmaatschappij.
3:84 BW dient ook toegepast te worden voor de vestiging, overdracht en afstand van een beperkt
recht
Art 3:84 lid 1 BW: voor overdracht van een goed wordt vereist een levering krachtens geldige titel,
verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken
+
Art 3:98 BW: tenzij de wet anders bepaalt, vindt al hetgeen in deze afdeling omtrent de overdracht van
een goed is bepaald, overeenkomstige toepassing op de vestiging, de overdracht en de afstand van een
beperkt recht op een zodanig goed
=
Voor vervreemding (overdracht), bezwaring (vestiging beperkt recht) en afstand van beperkt recht
wordt vereist een leverings- of vestigingshandeling krachtens geldige titel, verricht door hem die
bevoegd is over het goed te beschikken.
,Als je dus een beperkt recht op een bepaald goed wilt vestigen, dan moet je in beginsel naar dezelfde
vereisten kijken als bij de overdracht van een goed. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de vestiging van
een pandrecht. Door middel van de schakelbepaling van 3:98 BW dient er voor de vestiging van een
pandrecht sprake te zijn van een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid.
Art 3:84 BW als verkrijging onder bijzondere titel
Overdracht is een vorm van verkrijging onder bijzondere titel. Kijk hiervoor in artikel 3:80 BW:
Lid 1: men kan goederen onder algemene en bijzondere titel verkrijgen.
Lid 2: men verkrijgt goederen onder algemene titel door erfopvolging, door boedelmenging, door
fusie als bedoeld in artikel 309 van boek 2, door splitsing als bedoeld in artikel 334a van boek 2 (…)
Lid 3: men verkrijgt goederen onder bijzondere titel door overdracht, door verjaring en door
onteigening, en voorts op de overige in de wet voor iedere soort aangegeven wijzen van
rechtsverkrijging.
Lid 4: men verliest goederen op de voor iedere soort in de wet aangegeven wijzen.
Wat is dan het verschil tussen verkrijging onder algemene titel en verkrijging onder bijzondere titel?
Verkrijging onder algemene titel wil zeggen dat je je rechtsvoorganger opvolgt in een geheel
vermogen of een evenredig deel daarvan. Hierbij krijg je niet alleen de goederen, maar ook de
schulden. Bij opvolging onder bijzondere titel krijg je alleen het goed en niet de schulden.
Art 4:182 BW: de erfgenamen volgen van rechtswege op in de voor overgang vatbare rechten van de
erflater. Zij worden van rechtswege schuldenaar van de schulden van de erflater die niet met zijn dood
tenietgaan.
Zuiver persoonlijke verplichtingen gaan niet mee over op erfgenamen. Denk aan een
arbeidscontract.
Art 6:249 BW: de rechtsgevolgen van een overeenkomst gelden mede voor de rechtsverkrijgenden
onder algemene titel, tenzij uit de overeenkomst iets anders voortvloeit.
Twee voorbeelden
Voorbeeld 1: A is eigenaar van een auto. Hij geeft de zaak in bruikleen aan B. A overlijdt en C is zijn
enige erfgenaam. Kan C de auto opeisen van B of moet hij de bruikleen eerbiedigen en dus nakomen?
C is rechtsopvolger van A onder algemene titel (zie artikel 3:80 lid 2 BW). Je treedt in de schoenen
van je rechtsvoorganger. Je krijgt niet alleen de goederen, maar ook de ‘schulden’. Dus hij moet het
contract nakomen van zijn voorganger en de bruikleen eerbiedigen.
Voorbeeld 2: A is eigenaar van een auto. Hij geeft de zaak in bruikleen aan B. Vervolgens verkoopt A
de auto aan C en draagt deze aan C over. Kan C de auto opeisen van B of moet hij de bruikleen
eerbiedigen en dus nakomen? Hier is C opvolger onder bijzondere titel. Bij opvolging onder
bijzondere titel ben je, althans zo luidt de hoofdregel, niet gehouden het contract dat jouw voorganger
heeft gesloten met betrekking tot het goed na te komen. Dat staat nergens in de wet, maar volgt uit de
rechtspraak (HR Blaauboer/Berlips).
HR Blaauboer/Berlips
Wat was het geval? Berlips heeft twee stukken grond in eigendom: perceel 1 en perceel 2. Perceel 1
verkoopt hij en draagt hij over aan Blaauboer (koopcontract). De verkoper Berlips verplicht zich dus
tot overdracht van perceel 1. Hij belooft daarbij dat hij op perceel 2 een straat zal gaan aanleggen.
Voordat hij dat echter doet, verkoopt hij perceel 2, en draagt hij ook over, aan Maks. Maks is de
opvolger onder bijzondere titel.
De vraag is nu: is Berlips van zijn schuld bevrijd tegenover Blaauboer als hij perceel 2 verkoopt en
overdraagt? Of is Maks nu gebonden tegenover Blaauboer? Kortom, gaat debiteurschap van Berlips
over op opvolging onder bijzondere titel? HR: bij opvolging onder algemene titel zou Maks gebonden
zijn tegenover Blaauboer. Dan volgt Maks immers zijn rechtsvoorganger op in al zijn rechten en
plichten. Echter is er in dit geval sprake van opvolging onder bijzondere titel. Berlips blijft ondanks de
, overdracht van perceel 2 aan de bestratingsbepaling gebonden (‘niet van zijn persoonlijke verbintenis
bevrijd’). Maks raakte niet door de enkele eigendomsovergang van perceel 2 gebonden aan de
bestratingsverbintenis.
Als ze hadden afgesproken dat Maks zich voortaan verplicht om de bestrating te regelen, dan kan dat.
Maar als Maks daar niet aan meewerkt gaat het niet van rechtswege over.
Opvolging onder algemene titel vs opvolging onder bijzondere titel
Opvolging onder algemene titel:
- Een verkrijger onder algemene titel volgt op in een geheel vermogen of een evenredig deel
daarvan
- Een verkrijger onder algemene titel krijgt in beginsel alle verbintenisrechtelijke rechten en
plichten van zijn rechtsvoorganger met betrekking tot het (deel van het) vermogen dat
verkregen is
- Zie bijvoorbeeld art 6:249 en art 4:182 BW
Opvolging onder bijzondere titel:
- Een verkrijger onder bijzondere titel verkrijgt een specifiek goed
- Een verkrijger onder bijzondere titel is in beginsel niet gebonden aan de verbintenissen van
zijn voorganger die zien op het verkregen goed (zie HR Blaauboer/Berlips)
- Verbintenissen hebben relatieve werking, alleen tussen debiteur en crediteur
- Maar er is wél ‘gebondenheid’, ook van de opvolger onder bijzondere titel, als sprake is van
een goederenrechtelijk recht dat rust op het goed, zoals een beperkt recht.
o Als er een vorm is waar je je afspraak in kunt gieten die door het goederenrecht wordt
erkend als een beperkt recht, dan zijn ook de opvolgers onder bijzondere titel
gebonden. Dat wordt dan met droit de suite aangeduid.
Voorbeeld: we hebben twee buren, A en B. A bouwt een garage. Hij let echter niet goed op en heeft
een deel van zijn garage op het perceel van B gebouwd. B zou tegen A mogen zeggen dat hij de garage
moet slopen. Dit doet hij echter niet en hij gooit het op een akkoord met A: ‘ik ben best bereid om een
deel van jouw garage op mijn grond te dulden, maar dan wil ik wel betaald worden’. A en B zetten
deze afspraak op papier (maken een contract). Als B de grond zou verkopen en overdragen aan C, dan
is C niet gebonden aan de afspraak (HR Blaauboer/Berlips).
Is C is deze situatie niet de koper maar de erfopvolger, dan is C wél gebonden aan het contract. Hij
volgt zijn rechtsvoorganger dan immers op in al zijn rechten en plichten.
Het zou voor A beter zijn om de afspraak die hij heeft gemaakt met B te gieten in de vorm van een
beperkt recht. Een beperkt recht dat je hier zou kunnen gebruiken is erfdienstbaarheid (art 5:70 BW) of
opstal (art 5:101 BW). A is in dat geval de beperkt gerechtigde en B krijgt dan eigendom dat is
bezwaard met een beperkt recht. Als B dan aan C overdraagt dan verkrijgt C eigendom dat is
bezwaard met een beperkt recht.
Moederrecht en beperkt recht
Art 3:81 lid 1 BW geeft allereerst een algemeen uitgangspunt: hij aan wie een zelfstandig en
overdraagbaar recht toekomst, kan binnen de grenzen van dat recht de in de wet genoemde beperkte
rechten vestigen.
De rechthebbende van een goed is gerechtigd om de in de wet genoemde beperkte rechten te vestigen
op zijn goed. Dat noemt men ook wel de numerus clausus: beperkte rechten zijn alleen beperkte
rechten als ze door de wet zijn erkend als beperkte rechten (gesloten stelsel).
Het beperkte recht rust op het moederrecht dat daarmee is bezwaard.
Als je een zaak hebt, dan ben je eigenaar. Dat is het meest omvattende moederrecht. Als je een
vermogensrecht hebt, dan ben je geen eigenaar maar een rechthebbende.