100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting goederenrecht €6,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting goederenrecht

 5 keer bekeken  0 keer verkocht

Duidelijke en overzichtelijke samenvatting van het vak goederenrecht. Alle stof die je nodig hebt voor het tentamen staat netjes en strak omschreven.

Voorbeeld 4 van de 55  pagina's

  • 4 november 2021
  • 55
  • 2020/2021
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (41)
avatar-seller
kim44444
Kernbegrippen goederenrecht:

Week 1:

Absolute rechten = rechten die je tegen iedereen geldend kan maken (goederenrecht).
Relatieve rechten = rechten die slechts tegen een bepaald aantal personen gelden
(verbintenissenrecht).
🡺 Onderscheid absolute en relatieve rechten gemaakt in arrest Blauuboer-Berlips.

Zakelijke rechten = rechten die rusten op een zaak of een ander goed.
Persoonlijke rechten = rechten die samenhangen met een persoon.

Goederen = alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW).
Zaken = voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art. 3:2 BW).
Roerende zaken (art. 3:3 lid 2 BW) en onroerende zaken (art. 3:3 lid 1).
Vermogensrechten = de rechten die afzonderlijk zijn of tezamen met een ander recht
overdraagbaar zijn of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen of
zijn verkregen in ruil voor stoffelijk voordeel of zijn verkregen in ruil voor in het vooruitzicht
gesteld stoffelijk voordeel (art. 3:6 BW).
Goodwill = de meerwaarde van een bedrijf als geheel, gelegen in de vaste klantenkring, de
kwaliteit en ligging van het pand, de kwaliteit van het bedrijf en andere materiële en
immateriële factoren. Goodwill is geen vermogensrecht of goed, maar hoort wel bij het
goederenrecht.

Registergoederen = goederen voor welke overdracht of vestiging inschrijving in daartoe
bestemde openbare registers noodzakelijk is (art. 3:10). Alle onroerende zaken zijn
registergoederen, sommige roerende zaken (zoals schepen) zijn registergoederen.

Bestanddeel = geen zaken in de zin van het recht, want ze hebben geen zelfstandig bestaan.
Een bestanddeel kan zijn: de tafelpoot van de tafel. Of een zaak bestanddeel van een andere
zaak is, wordt bepaald door verkeersopvattingen of door het feit dat de zaak niet kan worden
losgemaakt zonder ernstige schade te verrichten (art 3:4 BW).
● Natrekking = Als een voorwerp bestanddeel wordt van een andere zaak, verliest het
zijn zelfstandigheid: het voorwerp wordt nagetrokken (originaire verkrijging).
● Zaaksvorming = als van meerdere voorwerpen een voorwerp met een geheel nieuwe
identiteit wordt gevormd.
Als een zaak door een hoofdzaak wordt nagetrokken, behoort het bestanddeel voortaan tot
het eigendom van de hoofdzaak.

Natuurlijke vruchten = zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken
worden aangemerkt (art. 3:9 lid 1). De vrucht, die eerst een bestanddeel vormde, wordt door
de afscheiding een zelfstandige zaak.

,Burgerlijke vruchten = rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen
worden aangemerkt (art. 3:9 lid 2), bijv. economische vruchten zoals huur of rente.
🡺 De vraag of iets als een vrucht kan worden aangemerkt en of het een natuurlijke of
burgerlijke vrucht is, moet naar verkeersopvatting worden bepaald, zie ook HR
Hollanders Kuikenbroederij.

Absoluut toekomstige goederen = indien men het oog heeft op goederen die als zodanig nog
in het geheel niet bestaan of nog bestanddeel van een andere zaak uitmaken.
Relatief toekomstige goederen = indien men nog niet de beschikking heeft over de
bestaande goederen, terwijl men wel verwacht die beschikking te eniger tijd te zullen
krijgen.

Beperkte rechten (art. 3:8) = rechten die zijn afgeleid uit een meeromvattend recht, hetwelk
met dat beperkte recht is bezwaard. Het beperkte recht is afgesplitst van het moederrecht.
Een beperkt recht kan rusten op een zaak of vordering. De beperkte rechten zijn:
● Opstal (art. 5:101)
● Erfdienstbaarheid (art. 5:70)
● Hypotheek (art. 3:260)
● Vruchtgebruik (art. 3:201)
● Pandrecht (art. 3:236)
● Erfpacht (art. 5:85)
Nemo plus- beginsel = de rechthebbende kan niet meer recht overdragen dan hij heeft.
Vestiging van een beperkt recht werkt op dezelfde manier als de overdracht van het goed
waarop de beperkte rechten worden gevestigd (art. 3:98).

Afhankelijke rechten = rechten die zodanig aan een ander recht zijn verbonden dat ze niet
zonder dat recht kunnen bestaan (art 3:7 BW).
● Pandrecht (art. 3:236)
● Hypotheek (art. 3:260)
● Erfdienstbaarheid (art. 5:70)
● Opstal (art. 5:101)

Bezit = het houden van een zaak voor zichzelf.
Houderschap = het houden van een zaak voor een ander.

Eigendomsverkrijging (titel 3.4):
1. Eigendomsverkrijging ten aanzien van alle goederen (dus ook vermogensrechten):
● Door verkrijging onder algemene titel (erfopvolging, boedelmenging, fusie, splitsing)
● Door verkrijging onder bijzondere titel (overdracht, verjaring, onteigening).
2. Eigendomsverkrijging ten aanzien van zaken:
● Roerende zaken: door natrekking, vermenging en zaaksvorming.
● Onroerende zaken: door natrekking.

,Originaire verkrijging = de verkrijger ontleent zijn recht niet aan een voorganger, maar er
ontstaat een nieuw recht (zaaksvorming, verjaring, verkrijgende verjaring, vinderschap,
occupatie, schatvinding en natrekking). Voorgeschiedenis irrelevant.
Derivatieve verkrijging = de verkrijger ontleent zijn recht aan een rechtsvoorganger door
rechtsovergang (overdracht of erfopvolging). Oud recht wordt dus ontleend aan ander recht.

Verkrijging van goederen onder (art. 3:80):
Algemene titel = erfopvolging, boedelmenging, fusie (art. 2:309) en splitsing (art. 2:334a). De
overgang voltrekt zich door het voordoen van het rechtsfeit van rechtswege. Er is dus geen
uitvoeringshandeling van de partijen vereist.
Bijzondere titel = overdracht, verjaring en onteigening. Het gaat om een deel van een
vermogen of om een specifiek goed. Het gaat in ieder geval niet om een overdracht en bloc.

Beperkte rechten gaan altijd mee naar de nieuwe verkrijger. Persoonlijke verplichtingen gaan
niet mee naar de nieuwe verkrijger. Maar nieuwe verkrijger kan wel profiteren van
persoonlijke verplichting (art. 6:251). A maakt afspraak met B dat A erf van B mag gebruiken
als doorgang. C neemt erf van B over. Afspraak A-B wordt niet een afspraak A-C: C niet
gebonden aan persoonlijke verplichting B, zie Blaauboer/Berlips.
● Uitzondering 1: verkrijging onder algemene titel waar ook schulden worden
overgenomen (zoals erfopvolging).
● Uitzondering 2: verbintenissen met absolute kenmerken, zoals huur.

Verlies van goederen:
Absoluut verlies = het goed gaat hier teniet (bijv. door voldoening van een vordering).
Relatief verlies = een ander wordt rechthebbende op het goed.
Verlies en verkrijging beperkt recht = art. 3:81 lid 2.

Eigendom = het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben (art. 5:1).
Bevoegdheden eigenaar:
1. Gebruiksrecht = de eigenaar mag alles met zijn goed doen. Hij mag het zelfs
vernietigen. Zijn gebruiksrecht is exclusief (art. 5:1 lid 2).
● Tegenwoordig veel meer beperkingen op gebruiksrecht: art. 5:1 lid 2.
2. Beschikkingsbevoegdheid = de eigenaar is bevoegd zijn eigendom te vervreemden
(art. 3:83 BW, overdragen) of te bezwaren (art. 3:81 BW, beperkt recht vestigen).
Eigenaar niet meer beschikkingsbevoegd, indien hij failliet is.
3. Revindicatie = de eigenaar kan zijn zaak terugvorderen als iemand anders zijn goed
zonder recht onder zich heeft.

De eigenaar van een erf mag geen hinder toebrengen aan eigenaren van andere erven (art.
5:37 jo. 6:162 jo. 6:168 BW). Dit is een inbreuk op het genot van het eigendomsrecht. Art.
3:37 BW ziet ook op hinder toegebracht door personen die een van het eigendom afgeleid
zakelijk recht of persoonlijk recht hebben (huur, pacht). Of hinder onrechtmatig is hangt af
van de aard, ernst of de duur van de hinder en de omstandigheden van het geval.

, Misbruik van recht = Hij, die als eigenaar een handeling verricht, die wordt ingegeven door
het verlangen een ander te benadelen zonder dat hij zelf daar enige baat bij heeft, maakt
misbruik van zijn recht (art. 3:13). Zie art. 3:13 lid 2 voor criteria van misbruik van recht.


Wanneer is iets een bestanddeel van een andere zaak?
1. Verkeersopvattingscriterium = wat maakt krachtens verkeersopvatting onderdeel uit
van een zaak? – art. 3:4 lid 1.
2. Fysieke criterium = of een zaak wel of niet van de hoofdzaak kan worden losgemaakt
zonder schade toe te brengen aan een van de zaken. – art. 3:4 lid 2.
🡪eigendom van bestanddelen wordt geregeld in Boek 5 (art. 5:3 en 5:14 e.v.).

Natrekking = een voorwerp verliest zijn zakenrechtelijke zelfstandigheid doordat het
bestanddeel wordt van een andere zaak (art. 5:14 jo. art. 5:20 BW). Vormen:
1. Natrekking door bestanddeelvorming (art. 5:14 e.v.)
2. Natrekking roerende zaken door onroerende zaken (art. 5:20)

Natrekking door bestanddeelvorming stappenplan:
1. Is er sprake van een bestanddeel? 🡪 kijken naar art. 3:4 BW d.m.v.
verkeersopvattingscriterium en fysieke criterium.
2. Is er een hoofdzaak aanwezig? 🡪 omschrijving wat “hoofdzaak” is vind je in art. 5:14
lid 3:
● verkeersopvatting of;
● grotere waarde dan bestanddeel.
🡺 Ja: de eigenaar van de hoofdzaak is eigenaar van de bestanddelen (art. 5:14 lid 1)
🡺 Nee: alle zaken zijn bestanddeel: de eigenaren van de oorspronkelijke zaken zijn nu
mede-eigenaar van de nieuwe zaak (art. 5:14 lid 2).

Natrekking door grond stappenplan:
1. Is er sprake van een onroerende zaak? 🡪 kijken naar art. 3:3 jo. 5:20 lid 1 sub e en f:
“duurzaam met de grond verenigd”.
Roerend of onroerend (Portacabin):
● Iets is duurzaam met de grond verenigd als het naar aard en inrichting is
bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven.
● Deze bedoeling (van de bouwer of diens opdrachtgever) is naar buiten
kenbaar. De bouwer heeft bijvoorbeeld een pad, een tuin of riolering
aangelegd. Ook uit de inrichting kan worden afgeleid wat de eigenlijke
bedoeling van de bouwer/de opdrachtgever nu eigenlijk is. De technische
mogelijkheid van verplaatsbaarheid is daarbij niet van belang.
2. Als het duurzaam met de grond is verenigd wordt het nagetrokken door de grond.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kim44444. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 52510 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,99
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd