Nutritional science
General
At the end of this course the student should be able to:
1. Describe global and regional food consumption patterns and trends and their
impact on health.
De voedselconsumptieveranderingen die ‘’nutrition transition’’ wordt genoemd,
omvatten kwalitatieve en kwantitatieve veranderingen in het voedselpatroon.
Deze negatieve dieetverandering bestaat uit:
- Veranderingen in de structuur van het voedingspatroon (minder regelmaat)
- Dieet met hogere energiedichtheid
- Meer vet
- Meer toegevoegde suikers
- Meer verzadigd vet (vooral van dierlijke bronnen)
- Minder inname van complexe koolhydraten en vezels
- Minder inname van groente en fruit
Deze verandering in het dieet wordt verergerd door veranderingen in leefstijl die
bestaat uit een verminderde lichamelijk activiteit tijdens werk en in de vrije tijd.
Echter, tegelijkertijd is er een trend gaande waarbij armere landen steeds meer te
maken hebben met voedseltekorten en voedingsstoffen deficiënties.
Enkele regionale patronen:
- Graanconsumptie is redelijk stabiel, alleen in ontwikkelingslanden loopt deze
wat terug, grotendeels veroorzaakt door het feit dat granen in middeninkomen
landen als Brazilië en China minder de voorkeur hebben.
- Laagste hoeveelheid vet wordt in Afrika gegeten. Noord-Amerika en Europa
kent de hoogste vetconsumptie. Vetconsumptie is wereldwijd enorm verhoogd,
behalve in Afrika, daar is hij eigenlijk gelijk gebleven.
- In ontwikkelingslanden eten ze tegenwoordig veel meer geharde vetten
(margarine) met veel transvet er in. In Azië is palmolie een belangrijke olie om
te eten, in de Mediterraanse keuken is vooral olijfolie van belang.
- De consumptie van dierlijke voeding neemt toe in opkomende landen zoals
Brazilië en China. Toch zijn de consumptiehoeveelheden nog ver onder het
niveau van Noord-Amerika.
- Visconsumptie in geïndustrialiseerde landen was lang aan het stijgen, maar
is toen weer gedaald om weer op hetzelfde niveau terug te komen. In lage
inkomenslanden is de visconsumptie gestegen, maar omdat de
vleesconsumptie harder is gestegen is het in percentage van de totale dierlijke
eiwitten consumptie gedaald.
- In China en India is men meer groente en fruit gaan eten, maar in het
grootste gedeelte van de wereld behaalt men niet de richtlijn van de WHO om
400 gram groente en fruit te eten.
2. Explain terminology and recommendations of international Dietary Guidelines.
Zie WC 1, leerdoel 1
3. Interpret, use and explain the origin of differences among international food
composition tables.
,Zie HC 1 leerdoel 4 en WC 1 leerdoel 3
4. Describe the “world food supply issue”, especially the situation in developing
countries. Mention solutions for certain nutritional problems in developing countries.
De volgende ontwikkelingen doen zich voor in de wereldvoedselvoorziening:
- De groeisnelheid van de productie en voedselgewasopbrengsten is wat aan het
vertragen. Deze vertraging is niet opgetreden, omdat men niet in staat is voldoende
te produceren of om te verbouwen, maar omdat de vraag ook is verminderd.
- Een groter gedeelte van de wereld leeft in armoe en kan ook niet voldoende kopen.
- Wereldwijde tekorten aan voedsel lijken onwaarschijnlijk, maar serieuze problemen
in de voedselvoorziening bestaan zeker op nationaal en lokaal niveau en worden ook
alleen maar erger.
HC 1
After this lecture you should be able to:
1. Describe the world food situation and the situation in each region, specify the
global and regional food consumption patterns and trends, both in terms of nutrients
and foods.
Eetpatronen verschillen zeer over de hele wereld. Hoe eetpatronen van bepaalde
volken er uit zien, wordt beïnvloed door:
- Inkomen en voedselprijzen
- Individuele voorkeuren, geloven/religie en culturele tradities
- geografische ligging en milieu
- Sociale factoren
Enkele opvallende punten uit het eetpatroon per werelddeel:
- Noord Amerika: Grote portie, veel fastfood en snacks. Ontbijten met ontbijtgranen
en relatief weinig groente en fruit.
- Europa: Veel verschil. Rond de middellandse zee is er het Mediterraans eetpatroon
(veel pasta of rijst, olijfolie, groente). De oost Europese kant is armer en daar wordt
dan ook minder en/of ongezonder gegeten. West-Europa gaat meer richting het
Amerikaanse eetpatroon.
- Afrika: Veel honger, vanwege laag inkomen en onvruchtbare grond dus weinig
mogelijkheid tot verbouwen. Wat er wordt gegeten zijn veelal granen, hoofdzakelijk
rijst.
- Aziatisch: Veel rijst en vis. In opkomende landen ook steeds meer vlees.
- Zuid-Amerikaans: Ook zeer verschillend. In de opkomende lanen (Mexico, Brazilië)
veel frisdrank en andere suikerrijke producten (cornflakes bijv.). Tegelijkertijd ook wel
veel groente en fruit. In armere en wat meer agrarische landen (bijv. Ecuador) eten
ze wel veel meer ‘’natuurlijke voeding’’ (bonen, groente, fruit).
Naast wereldwijde verschillen zijn regionale verschillen ook erg zichtbaar. Verschil
tussen arm en rijk maakt dat de ene burger van een bepaald land zich veel meer kan
veroorloven dan de ander. Meer hierover in leerdoel 2.
Er is een steeds groter verschil tussen arm en rijk. Trends die we hierdoor zien in de
eetpatronen van mensen over de wereld zijn:
- Rijkere bevolking vraagt meer naar vlees (en i.v.m. veevoer ook granen), snacks,
snoep en andere luxe voedingsmiddelen.
, - Arme bevolking in ontwikkelde en opkomende landen eet vooral veel van de
goedkope ongezonde voedingsmiddelen (fast food, snacks, snoep, frisdrank,
cornflakes) en dus vooral veel suiker, vet en zout. Deze mensen worden te dik en/of
voedingsstofondervoed.
- Arme bevolking in ontwikkelingslanden eten vooral weinig en eenzijdig. Deze
mensen worden mager en voedingsstoffen- en energieondervoed.
In ontwikkelingslanden zijn heel veel mensen ondervoed. Dit komt door chronische
honger. Zie wel het verschil tussen hongersnood en chronische honger:
- Hongersnood: Een sterke toename van de sterfte door acute honger en honger-
gerelateerde ziekten. Oorzaken van hongersnood zijn veelal natuurrampen of
oorlogen en conflicten.
- Chronische honger: Aanhoudende te lage voedingsinname. Deze vorm van honger
wordt veel minder aandacht gegeven in de media, maar het doodt wereldwijd
waarschijnlijk meer mensen dan hongersnood bij een acute crisis. Oorzaken van
chronische honger zijn armoede, verminderd mentale en fysiek mogelijkheden,
ongelijkheid in de wereldwijde markt, de recente economische crisis, de voedsel- en
olie crisis in 2006-2008 met als gevolg hoge voedselprijzen.
Samengevat het verschil tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen:
Ontwikkelde landen Ontwikkelingslanden
Hoog calorisch dieet Voedselonzekerheid voor veel mensen,
voedseltekorten
Veel vet Weinig vet
Veel verzadigd vet, vooral van dierlijke Weinig verzadigd vet
oorsprong
Meer toegevoegd suiker Weinig dierlijke voeding
Lage inname van complexe koolhydraten Hoge inname van
en vezels basisvoedingsmiddelen (rijst, cassave,
peulvruchten); de koolhydraatbronnen
Lage fruit- en groente-inname Voedingsstoftekorten: eiwitten en
micronutriënten (voornamelijk jodium,
ijzer, vitamine A)
Gebrek aan beweging In hoge inkomensgroepen meer obesitas
In lage inkomensgroepen meer obesitas
2. Rationalize the health problems which may appear from these food consumption
patterns.
Niet alleen zijn er wereldwijde verschillen in eetpatronen, ook regionale verschillen
zijn zichtbaar. Vaak mondt dit uit in problemen die gepaard gaan met onder- en
overvoeden. Neem als voorbeeld de USA. Aan de ene kant heeft 2/3 van de USA
overgewicht. Dit gaat gepaard met hoge medische kosten (hoge bloeddruk, diabetes,
hart- en vaatziekte, kanker), terwijl heel veel mensen in Amerika geen goede
gezondheidszorg krijgen. Omdat hoogcalorisch voedsel goedkoper is, wordt dit
veelal gegeten door mensen met lagere inkomens en komt in die groepen dan ook
vaker ondervoeding door nutriënttekorten voor.
Tegelijkertijd in er onder 11% van de bevolking van de USA voedselonzekerheid en
hebben mensen honger. Dit heeft te maken met de hoge medische kosten en komt
dan ook vooral voor onder lage-inkomensgroepen.