Effectief leren . . . . . . . . .
H1. Effectief leren in de les
1.1 Kenmerken van effectief leren
1.1.1 Betekenis geven
Leren is gemakkelijker en succesvoller wanneer men weet waarom men het doet. Veel lesdoelen komen voort
uit het vakgebied en hebben niet vanzelfsprekend betekenis voor de leerlingen en krijgen deze betekenis ook
niet als de docent hen niet helpt deze relatie te vinden. Zonder betekenis, cognitief en/of affectief, vraagt het
leren meer inspanning. Kennis krijgt betekenis als leerlingen weten waarvoor ze die kennis moeten gebruiken.
1. Wat is de functie, het doel van deze kennis?
2. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van deze kennis?
3. Kan ik voorbeelden van deze kennis geven?
4. Welke argumenten heb ik om deze kennis te verkrijgen?
De belangrijkste kenmerken van effectief leren zijn betekenis geven, individuele aansprakelijkheid, het leren
zichtbaar maken en motivatie. De motivatie wordt gestimuleerd als leerlingen de betekenis van hun leerstof
onderkennen. Ze voelen zich aangesproken en zijn actief met de stof bezig. Door het leren m.b.v. leeractiviteiten
zichtbaar te maken krijgt de docent meer zicht op de leerprocessen van leerlingen.
Uit onderzoek blijkt dat aansluiten bij wat leerlingen al weten, voorkennis, het leren veel effectiever maakt dan
wanneer dit niet gedaan wordt. Voorkennis is de al aanwezige kennis en ervaring; leren is voor een belangrijk
deel nieuwe informatie daar op de juiste wijze aan koppelen. Informatie is nog geen kennis, het is voor docenten
belangrijk voorkennis te activeren en te controleren. Het geeft bovendien de gelegenheid nieuwe kennis beter
te laten aansluiten bij de voorkennis. Het leren wordt daar interessanter en effectiever van.
1. Bij welke voorkennis en ervaringen van leerlingen sluit dit lesdoel aan? Welke vragen moet ik stellen om
dat te weten?
2. Hoe is zinvol gebruik door leerlingen van dit lesdoel op korte termijn mogelijk?
3. Voor welke andere vakken / thema’s is dit lesdoel ondersteunend?
4. Komt dit lesdoel voort uit beroepseisen? Zo ja, hoe kan ik dat zichtbaar maken voor leerlingen?
5. Is dit lesdoel voornamelijk voor het examen? Als dat zo is, zeg dat dan tegen leerlingen gen behandel de
stof overeenkomstig doelgericht.
1.1.2 Individuele aanspreekbaarheid
Individuele aanspreekbaarheid is zorgen dat (bijna) elke leerling zich aangesproken voelt in de les. Leerlingen
brengen vaak twee-derde van hun dag luisterend door, terwijl onderzoek aangeeft dat dit een weinig effectieve
manier van leren is. Tijdens de uitleg zal de docent moeten nagaan of belangrijk begrippen zijn overgekomen. Bij
individuele aanspreekbaarheid wordt de vraag gesteld aan alle leerlingen – alle leerlingen moeten nadenken en
een antwoord formuleren, omdat ze allemaal aangesproken kunnen worden. Individuele leerlingen aanspreken
zorgt niet voor individuele aanspreekbaarheid.
1.1.3 Zichtbaarheid
Sommige leerlingen nemen in de les zelf initiatieven die voor de docent tot zicht op hun leren leiden. Andere
leerlingen doen dit niet uit zichzelf. Daarom is het belangrijk dat de docent het leren van de leerlingen in de les
zichtbaar en hoorbaar maakt; i.e. probeer zicht op alle leerlingen te houden, ongeacht of ze vragen stellen.
1.1.4 Motivatie
Gebleken is dat de invloed van docenten op de geïnteresseerdheid van leerlingen in leren en de les, groter is dan
zij zelf denken. Positief als negatief. Er zijn zes factoren te onderscheiden die direct en merkbaar invloed hebben
op goed leergedrag van leerlingen:
1. Succesbeleving. Niet stimuleert zo sterk als het ervaren van succes. Wanneer leerlingen beloning
voor hun inspanning ervaren, zijn ze meer gemotiveerd; motiveren d.m.v. positieve feedback.
, 2. Individuele aanspreekbaarheid. Weten dat je aangesproken kunt worden motiveert meedoen.
3. Feedback, kennis van resultaten. Als de docent helder zicht heeft op het leren en de leeropbrengst
van de leerling kan hij direct (positieve) feedback daarop geven (zie ook zichtbaarheid). Goede
feedback is concreet, specifiek en komt snel. Het maakt dat de leerling weet wat hij kan en niet kan.
4. Betekenis geven. Als leerlingen het lesdoel zelf betekenis geven zullen ze gemotiveerder werken.
5. Interesse in de leerling en veiligheid. Een veilig leerklimaat is belangrijk opdat leerlingen zich
durven te laten zien en zich individueel aanspreekbaar kunnen tonen.
6. Positieve benadering. Leerlingen met een positief verwachtingspatroon benaderen zou de
toonzetting van de les moeten zijn. Ervan uitgaan dat elke leerling iets kan. Dit heeft ook positieve
invloed op de leerresultaten.
1.2 Leren en leeractiviteiten
Er zijn drie vormen van leren en vier niveaus van beheersing, zie onder. Feitelijk is elke volgorde denkbaar, maar
zonder beheersing is er geen toepassing en zonder integratie is er geen diep begrip. De sterke kan van deze
leertheorie is dat de leeractiviteit ‘integreren’ een verbinding vormt tussen ‘onthouden/begrijpen’ en ‘creatief
toepassen’.
Leren gericht op beheersing en inzicht → Onthouden en Begrijpen.
Leren gericht op beklijving, verankeren → Integreren
Leren gericht op wendbaar, flexibel gebruik → Creatief toepassen
, Het type leeractiviteit gericht op onthouden en begrijpen is nodig om basiskennis of vaardigheden te verwerven
(beheersing). Leerlingen hebben leeractiviteiten gericht op integreren nodig om nieuw verworven kennis te
ordenen en te koppelen aan reeds bestaande kennis (voorkennis), of om eerder aangeleerde voorkennis te
activeren (beklijving). Leerlingen hebben creatief toepassen nodig om de verworven kennis te leren gebruiken in
nieuwe situaties en daarmee wendbaar te maken (wendbaar gebruik).
1.3 Kennis, vaardigheden en competenties
In het dagelijks onderwijs gaat het minstens zo vaak over denk- en handelingsvaardigheden en het begrip
competenties. Vaardigheden gaan o.a. over gedrag, handelingen, beroepsvoorbereiding en denkvaardigheden.
1.3.1 Vaardigheden
1. Cognitieve vaardigheden → Vaardigheden die het leren vormgeven en ondersteunen.
2. Motorische vaardigheden → Handelingen.
3. Affectieve vaardigheden → Reflectieve vaardigheden, directe verbinding zelfkennis.
4. Sociale vaardigheden → Omgang volgens regels met mensen en omgeving.
5. Metacognitieve vaardigheden → Inzicht in en de beheersing van het eigen denken en leren.
Het aanleren van vaardigheden veronderstelt andere leeractiviteiten dan het aanleren van kennis. Onder
procedurele kennis verstaat Marzano het beheersen van denk- of handelingsstappen die leiden tot de
vaardigheid. Men moet de stappen weten, en in de juiste volgorde, voordat ze kunnen worden uitgevoerd.
Vaardigheid is daarmee een combinatie van weten en kunnen, van declaratieve kennis en procedurele
beheersing. Het aanleren gebeurt in de volgende stappen (Marzano):
1. Voordoen. Het construeren van modellen van procedurele kennis. Leerlingen moeten zich een beeld
kunnen vormen van wat er aan stappen, aan vaardigheden, van hen gevraagd wordt. Voordoen is wat
anders dan vertellen over het doen.
2. Eigen maken. Het bijstellen en verfijnen van procedurele kennis. Leerlingen leren de vaardigheid of het
proces aan te passen aan de eigen situatie. Leerlingen ervaren waarom het model, de stappen, in deze
volgorde belangrijk zijn.
3. Automatiseren. Het verinnerlijken van procedurele kennis. Leerlingen leren zich de kennis zo eigen te
maken dat ze deze met relatief gemak kunnen uitvoeren.
1.3.2 Een praktijkvoorbeeld van het aanleren van vaardigheden
Deze paragraaf bevat een praktijkvoorbeeld van het aanleren van de vaardigheid ‘vergelijken’. De docent geeft
eerst aan wat onder de vaardigheid verstaan wordt en geeft vervolgens vier stappen van deze vaardigheid. In de
tweede fase wordt een aantal opdrachten aangeboden waarin ze de kans krijgen te oefenen met de vaardigheid.
In de derde fase wordt met enige regelmaat teruggekomen op de vaardigheid. Leerlingen weten wat er van hen
wordt verwacht, maar ze kunnen de vaardigheid nog niet gebruiken in een meer complexe situatie; ze kunnen
nog niet creatief toepassen.
Drie stelregels Rol docent Wat het niet is
Ondersteunen m.b.v. De docent is expert en voorbeeld en geeft voorbeelden Vertellen hoe het eruitziet
voorbeelden van hoe het eruitziet en/of laat leerlingen voorbeelden
geven
Leren door doen Gericht oefenen en de praktijk als toets gebruiken Aanhoren docent
In dialoog met docent Het bespreken van ervaringen en het verwoorden van Monoloog
en medeleerlingen resultaten door leerlingen. Dat betekent dat leerlingen
de mogelijkheid krijgen eigen ervaringen in te brengen
1.3.3 Competenties
In veel vormen van beroepsonderwijs spreekt men niet meer van kennis of vaardigheden maar van
competenties. Competent zijn betekent ‘het binnen een bepaalde (beroepsgerichte) activiteit bewust zichtbaar
kunnen maken van samenhangende kennis, vaardigheid en persoonlijke kwaliteit, het kunnen tonen van
(beginnend) vakmanschap’. Je kunt wat en je weet waarom. Bij competentiegericht leren gaat men ervanuit dat
kennis en vaardigheid voortdurend met elkaar verbonden zijn. Daarnaast bevat het begrip competentie een
persoonlijke kwaliteit; er is geen sprake meer van leren, maar van persoonlijkheidsontwikkeling.