Samenvatting borg
Reader
Organisatiekunde is een interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt met het
bestuderen van het gedrag van organisaties, de factoren die dit gedrag bepalen en de wijze
waarop organisaties het meest doeltreffend bestuurd kunnen worden.
Een organisatie is: “Een menselijke samenwerking die doelgericht en blijvend is”.
In een bedrijf hebben de leden een formele arbeidsovereenkomst. Daarnaast verschilt een
bedrijf van een organisatie doordat er iets wordt gemaakt, geproduceerd of verhandeld. Dat
kunnen tastbare producten zijn, maar ook diensten.
Een organisatie is dus geen bedrijf, maar een bedrijf is wel een organisatie.
Profit organisaties worden ook wel ondernemingen genoemd.
Bij non-profit organisaties zijn de activiteiten het uiteindelijke doel en niet de winst. De
doelstelling van een non-profitorganisatie is de ondersteuning van private of publieke
aangelegenheden voor niet-commerciële, maatschappelijke doeleinden, zoals kunst,
educatie en zorg. De inkomsten zijn over het algemeen afkomstig uit subsidies, donaties,
sponsoring en betalende klanten.
Een non-profit organisatie is een bedrijf als het producten of diensten produceert.
De Europese Commissie deelt het midden- en kleinbedrijf in op basis van het aantal
werknemers en de jaaromzet of het balanstotaal.
Categorie Aantal werknemers Jaaromzet Balanstotaal
onderneming
Groot >250 > € 50 mln. > € 43 mln.
Middelgroot 50 – 250 € 10 - € 50 mln. € 10 - € 43 mln.
Klein 10 – 50 € 2 - € 10 mln. € 2 - € 10 mln.
Micro < 10 ≤ € 2 mln. ≤ € 2 mln.
Een klein bedrijf is bijvoorbeeld de kapper, de groenteboer of het adviesbureau. Nederland
heeft heel veel kleine bedrijven. Slecht een klein gedeelte van de bedrijven behoort tot de
middelgrote bedrijven.
Nederland heeft ook een aantal grote bedrijven, Dit aantal wordt steeds kleiner omdat
sommige grote bedrijven besluiten te fuseren met buitenlandse partners of ervoor kiezen
hun hoofdkantoor in het buitenland te vestigen. Bekende Nederlandse multinationals zijn
Philips, Shell, Unilever en AKZO-NOBEL. Een multinational is een groot bedrijf met
vestigingen of dochterondernemingen over de hele wereld.
,Scientific management (rond 1900) is een stroming binnen de managementtheorie die het
aansturen van bedrijfsprocessen op de werkvloer op een gestructureerde wijze vorm wilde
geven.
Taylor wilde door nauwkeurige bewegingsstudies prestatieverbeteringen bereiken. De
hoofdpunten van Scientific management zijn:
- Wetenschappelijke analyse van werkzaamheden en uitvoeren van bewegingsstudies
- Vergaande taakverdeling en training van arbeiders
- Hechte en vriendschappelijke samenwerking tussen leiding en arbeiders
- Bedrijfsleiders verantwoordelijk voor analyseren van en zoeken naar werkmethoden
en het scheppen van arbeidsvoorwaarden
- Juiste man op de juiste plaats door zorgvuldige selectie
Bij de General Management theorie (rond 1900) werden principes geformuleerd die overal
geldig konden zijn waar mensen samenwerken, samen produceren, verkopen, de financiële
administratie uitvoeren, het juiste personeel aannemen, de ondernemingsstrategie
bedenken en iedereen aansturen. Er worden zes onafhankelijke managementgebieden
onderscheiden: technische, commercieel, financieel, zelfbescherming (veiligheid),
boekhouding en besturing. De besturing van deze gebieden is het belangrijkste en bestaat
uit: plannen, organiseren, bevel voeren, coördineren en controleren. Daarbij gold “eenheid
van commando”: iedereen heeft slechts één baas boven zich.
Human relations: De aanhangers van het human relations of gedragsmatig
managementperspectief leggen bij het management van organisaties sterk de nadruk op het
feit dat organisaties groepen van mensen zijn, een mensgerichte kijk.
Elton Mayo (rond 1945): Werknemers behalen betere resultaten wanneer zij het gevoel
krijgen dat ze belangrijk zijn en er aan ze wordt gedacht. Fysieke condities en/of financiële
invloeden hebben een minder motiverend effect. Mayo kwam tot de conclusie dat het
welzijn van de werknemer in grote mate afhangt van het informele sociale patroon binnen
een groep.
Revisionisme (1950) staat voor revisie (nieuwe kijk) op de Human Relations-beweging,
omdat deze te idealistisch zou zijn. (In de praktijk kwam men het niet tegen. Bij het
revisionisme is het belangrijk dat er afstemming is tussen een mens en de organisatie. Een
synthese tussen Scientific Management en Human Relations.
Likert (1961): Organisatiestructuur en communicatie. De leidinggevende vormt met zijn
ondergeschikten een team waarmee hij of zij zoveel mogelijk groepsgewijs tot beslissingen
dient te komen. Hij kwam met de linking-pin waarbij groepen uit de organisatie elkaar
overlappen doordat de leidinggevende van een groep ook in een andere groep zit.
, Herzberg bracht met zijn motivatietheorie verfijningen aan in de theorie van Maslow (1959).
Maslow onderscheidde binnen zijn piramide vijf niveaus van behoeften, waarbij de onderste
behoeften van de piramide bevredigd moeten worden voordat gestreefd wordt naar een
hoger niveau.
- Zelfontplooiing
- Behoefte aan waardering en erkenning
- Behoefte aan sociaal contact
- Behoefte aan veiligheid en zekerheid
- Lichamelijke behoeften
Douglas Mc Gregor (1960): Koppelt een beeld van mensen aan de wijze waarop ze
gemotiveerd moeten worden. Theorie X gaat ervan uit dat mensen van nature lui zijn en een
afkeer hebben van werken. Een medewerker van type X heeft graag leiding, vermijdt
verantwoordelijkheden, heeft weinig ambities en zoekt vooral zekerheid in een baan. Een
medewerker wordt gemotiveerd door beloning en strikte controle.
Volgens de Y-theorie zijn mensen van nature hardwerkend, geïnteresseerd, enthousiast en
bereid om verantwoordelijkheden te dragen. Een leidinggevende kan zijn medewerkers
motiveren door betrokkenheid te tonen en medewerkers inspraak te geven.
Systeemtheorie (rond 1950): Zodra je iets verandert in een onderdeel heeft dat zijn effect op
andere organisatieonderdelen. De systeembenadering vindt daarom dat het management
organisatieproblemen integraal moet aanpakken.
Contingentietheorie (rond 1960): De contingentiebenadering gaat ervan uit dat de
toegepaste managementtechniek in een organisatie afhankelijk is van de omgeving
waarbinnen een organisatie opereert. De kunst is om te ontdekken in welke situatie welke
managementtechniek het beste kan worden toegepast.
Totale kwaliteitszorg (1980): Kwaliteitsmanagement vloeit voort uit de overtuiging dat
kwaliteit van producten en processen vrijwel altijd het gevolg is van zorgvuldige en
nauwkeurige analyse en vervolgens daarop gebaseerde planning. Totale kwaliteitszorg
omvat onder andere het plannen en ontwerpen van kwaliteit, het voorkomen van fouten,
het corrigeren van fouten, en het continue verbeteren van de kwaliteitsstatus van proces en
product al naar gelang technisch, economisch en qua concurrentie mogelijk is.
Lerende organisatie: Er wordt collectief geleerd. Een lerende organisatie is een organisatie
waarin de managers verandering initiëren, bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie
leggen en hiërarchie zo veel mogelijk vermijden.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen is het leiden van een organisatie door het maken
van vrijwillige, gebalanceerde keuzes tussen economische aspecten, ecologische aspecten en
sociale aspecten van de bedrijfsvoering. Ze houden hierbij rekening met