Moduleopdracht: Werken met
Methodieken
Voorletters en naam: ………
Studentnummer: ……….
Datum: 16-03-2020
NCOI: NCOI
Naam van de opleiding: Maatschappelijk werk / Social Work (met subsidie)
Naam module: Werken met Methodieken
Voorwoord
Mijn naam is …… en sinds 2014 ben ik werkzaam bij …….
1
,In het kader van persoonlijke ontwikkeling en het verbreden van mijn loopbaanmogelijkheden, ben ik
in maart 2019 begonnen met de opleiding HBO Maatschappelijk Werk / Social Work (met subsidie).
Momenteel zit ik nog in mijn eerste schooljaar en ik hoop dat ik voor de zomervakantie mijn
propedeuse kan behalen.
Voor u ligt de moduleopdracht van de module Werken met Methodieken. Tijdens deze module maakte
ik kennis met de plancyclus en een aantal andere methoden. Tevens besprak deze module ook
onderwerpen, zoals interventies en wet- en regelgeving. Het fundament van deze opdracht is het
onderwerp ‘de plancyclus’. De plancyclus wordt beschreven aan de hand van een casus, waarbij een
persoon een probleem ervaart. Het betreft een man die overmatig middelen gebruikt. Ik kwam op deze
casus door een bekende van mij, die zelf net uit een behandeling komt bij een instelling die ik in deze
opdracht Stichting X noem. Omdat ik zelf nog geen werk heb binnen het sociaal domein heb ik
Stichting X benaderd en gevraagd of zij mij wat konden uitleggen over hun werkwijze. Zodoende
kwam ik aan de informatie die ik nodig had om aan de slag te gaan met De plancyclus, zoals
beschreven staat in het boek De plancyclus in het sociaal-agogisch werk.
Het maken van deze moduleopdracht vond ik enorm leerzaam en interessant. Het bood voor mij
nieuwe inzichten in hoe je als hulpverlener een hulpverleningstraject doorloopt met een persoon die
problemen ervaart. Door de theorie van het boek toe te passen op een casus heb ik geleerd hoe ik
structuur geef aan de hulpverlening. Zo kan men in de hulpverlening voorkomen dat men ‘zomaar wat
doet’. Ook ben ik tot het inzicht gekomen dat het van belang is om systematisch te observeren. Het is
een essentieel diagnostisch middel om hypothesen te beoordelen. Kortom de plancyclus maakt dat de
hulpverlening gestructureerd verloopt, wat de hulpverlening solide en professioneel maakt.
Mijn dank gaat uit naar de docent, mevrouw van …... Haar inzichten en begeleiding hebben mij goed
op weg geholpen gedurende deze module. Ook wil ik mijn vriendin, Willemijn, bedanken. Zij
controleert mijn werk op taal- en stijlfouten, wat ik ervaar als een zeer fijne ondersteuning.
Ik wens u veel leesplezier.
……….
……, Maart 2020
2
, Samenvatting
Deze module wordt afgesloten met een moduleopdracht. De moduleopdracht betreft het maken van
de plancyclus volgens Fontaine (2010) aan de hand van een persoon die een probleem ervaart. Het
betreft een tweeënveertig jarige man die na een werkongeval blijvende schade heeft aan zijn fysieke
gesteldheid. Dhr. gebruikt dagelijks alcoholische middelen en kan eigenlijk niet zonder. Ook ervaart hij
pijnklachten en ondervindt hij stressklachten, slapeloosheid en een negatieve stemming. Zijn
thuissituatie is ook niet positief. Dhr. voelt zich ongelukkig en de sociale relaties met zijn vrouw en
kinderen zijn ook niet sterk. Zijn vrouw verzoekt hem om naar de huisarts te gaan, die dhr.
doorverwijst naar Stichting X, een ggz-instelling voor ambulante verslavingszorg.
Na het intakegesprek wordt er een onderzoek uitgevoerd. Voor de opzet van het onderzoek wordt het
probleemgedrag opgedeeld in drie niveaus. Dit wordt gedaan aan de hand van het biopsychosociale
model (Fontaine, 2010). Uit dit onderzoek zijn er drie hypothesen opgesteld:
- Het medisch-biologisch niveau: Dhr. vertoont dit gedrag, omdat de fysieke klachten invloed
hebben op zijn zingeving, waardoor hij negatieve stemmingen en stress ondervindt.
- Het individueel-psychologisch niveau: Dhr. kreeg steeds minder zin in het leven en is zijn
problemen en stress gaan vermijden door dagelijks middelengebruik.
- Het sociale niveau: Dhr. vertoont dit gedrag, omdat de primaire sociale relaties (thuissituatie en
werk) niet toereikend zijn, waardoor dhr. zich ongelukkiger voelt worden en waardoor dhr. geen zin
kan geven aan het leven.
In samenspraak met collega’s wordt er primair gekozen voor de individueel-psychologische
hypothese, want het is in de eerste plaats van belang dat de dhr. leert omgaan met de stimuli voor het
middelengebruik en zelf de waarde ervan inziet om te veranderen. Om doelgericht te werken, is het
van belang dat het doel van de observaties wordt vastgelegd. De individueel-psychologische
hypothese vormt daarin de basis. Door het middelengebruik van dhr. in kaart te brengen, kan er een
patroonherkenning gevonden worden. De observatievraag luidt daarom: ‘Hoe is de aard en de ernst
van het middelengebruik van dhr. en hoeveel zorg heeft hij nodig?’.
Aan de hand van het observatiedoel is er een observatieplan gemaakt ten behoeve van het tweede
intakegesprek, die is uitgevoerd door de regiebehandelaar. Aansluitend volgt er een gezamenlijk
overleg met het team om tot een intersubjectief zorgadvies te komen. Uit dit overleg ontstaat er een
diagnose die vaststelt dat er een hoge ernst is van de verslaving en een excessief middelengebruik.
De conclusie is dat dhr. een ambulante behandelaanbod krijgt bij Stichting X met als basismethodiek
een individueel cognitief gedragstherapeutische behandeling
Deze diagnose vormt het begin van de planningsfase, die start met het uiteenzetten van een
handelingsdoel, die tijdens een adviesgesprek in samenspraak met dhr. wordt opgesteld. Het
handelingsdoel luidt: Dhr. stopt met het gebruiken van verdovende middelen gedurende een periode
van één maand vanaf de tweede bijeenkomst op 07-05-2020 tot en met de zevende bijeenkomst op
08-06-2020.
Na een analyse van de haalbaarheid en een weging van factoren ontstaan er tussendoelen. Op basis
van deze gegevens wordt er tijdens een multidisciplinair overleg met de intaker, de regiebehandelaar
en de tweede regiebehandelaar een behandelplan uitgewerkt. Hiermee is er een concrete
stappenplan ontwikkeld, waarin staat beschreven wanneer het tussendoel wordt bereikt en hoe dat
wordt bereikt. Aan de hand van een adviesgesprek met de regiebehandelaar wordt het behandelplan
aan dhr. voorgesteld. In samenspraak met dhr. wordt het behandelplan eventueel gewijzigd en
ondertekend. De voortgang van de behandeling wordt binnen Stichting X gemonitord door de
regiebehandelaar met de cliënt zelf. De regiebehandelaar evalueert tijdig en periodiek met dhr.,
waarbij de regiebehandelaar ondersteuning kan krijgen van een medebehandelaar. Aan het einde van
het behandelplan of in aanloop naar een nieuw behandelplan wordt er middels een multidisciplinair
overleg een cliëntbespreking gedaan. Dit om te evalueren of de doelen zijn behaald, maar ook om het
nieuwe behandelplan op te stellen (De …. Midden-Nederland, 2017).
3