Bewegen en leerprocessen samenvatting
inleiding
- Motorisch leren: vaardigheden op het gebied van bewegen.
- Cognitief leren: sommen maken, dingen onthouden en op verschillende manieren nadenken.
- Sociaal-emotioneel leren: boosheid beheersen, rekening houden met anderen, goede manier
omgaan met anderen.
Theorie van Kolb heeft vier fases van het leerproces
verbonden met vier leerstijlen.
- Doeners: leren door zich snel aan te passen aan
nieuwe situaties. Kenmerkend, uitvoeren van
plannen en experimenten, nemen van risico’s,
makkelijke omgang, soms wat ongeduldig.
- Dromers: leren door gebruik te maken van
verbeeldingskracht. Kenmerkend, verschillende
perspectieven zien, nieuwe ideeën verzinnen,
geïnteresseerd in mensen en hun emotionele aard.
- Denkers: leren door slim verbinden van
feitelijkheden. Kenmerkend, redeneren logisch,
gericht op abstracte begrippen en concepten en zijn minder op mensen gericht, nauwkeurig.
- Beslissers: leren door actief een duidelijke keuze te maken. Kenmerkend, vertalen ideeën,
praktisch en gericht op één oplossing voor één probleem, liever alleen dan samen iets
regelen en weinig geëmotioneerd.
Opa model geeft weer dat bij elke gebeurtenis die plaatsvindt drie aspecten betrokken zijn:
- Persoon, degene die aan het leren is.
- Omgeving, medestudenten, trainer, therapeut (sociale omgeving) en materialen (fysieke
omgeving)
- Activiteit, leerstof, werkvormen, de taak, soort therapie, de sport.
Beweegreden om als persoon iets wel of niet te leren -> motivatie. Drie basisbehoeften:
- competentie: behoefte om iets te kunnen.
- relatie: waardering en erkenning krijgen van anderen.
- autonomie: zelf invloed in uit kunnen oefenen.
Wel/geen stress hebben en hoe een persoon daarmee omgaat -> coping.
Cognitieve dissonantie: onaangename spanning die iemand ervaart bij tegenstrijdige overtuigingen.
Vb. ik wil afvallen, maar ik wil ook een hamburger.
, Attitude en mindset
Attitude -> wat je ergens van vindt. Een houding die je hebt ten opzichte van een bepaald
onderwerp. Dit onderwerp wordt ook wel attitudeobject genoemd. Attitude over jezelf -> zelfbeeld.
Drie aspecten te onderscheiden aan een attitude; DVD model, denken, voelen en doen.
Ouders en kinderen hebben vaak dezelfde attitude, maar het is niet erfelijk maar aangeleerd. Veel
attitudes worden door conditionering aangeleerd. Krijg je een beloning of positieve ervaring bij een
bepaald attitudeobject, dan ontwikkel je een positieve attitude. Dingen die van invloed zijn op je
attitude:
Imitatie speelt een grote rol.
Mate van informatievoorziening, ervaring en voorbeelden die je in je leven ontvangt.
Vooropleiding met de al opgedane kennis, motivatie, mindset (beeld), ect.
Growth mindset: positieve denkbeelden met vertrouwen in eigen kunnen en eigen leervermogen.
Kenmerken:
- Activiteiten zijn leerbaar door veel oefenen.
- Uitdagingen worden opgezocht.
- Inspanning is prettig en bevorderlijk voor het leren.
- Mislukkingen worden geaccepteerd en leiden tot een vervolg.
- Feedback is welkom.
- Anderen hebben een positieve voorbeeldfunctie.
Fixed mindset: beseffen dat ze sommige dingen niet zo goed kunnen. Angst voor afwijzing en
uitsluiting ontwikkelen. Capaciteiten als aangeboren talenten zien. Uitdagingen uit de weg gaan.
Kenmerken:
- Capaciteiten. Vermogen en mogelijkheden liggen vast.
- Uitdagingen worden uit de weg gegaan.
- Inspanning is een indicatie voor gebrek aan talent.
- Mislukkingen zijn een bewijs van onvermogen.
- Feedback is bedreigend.
- De ogen van anderen werken belemmerend.
Fixed mindset -> frustratie -> fantasie -> focus -> growth mindset
Verschillende niveaus: mislukken – lukken – beter lukken.