,HOOFDSTUK 1: WAT IS PSYCHOLOGIE?
1.1 Een definitie van psychologie
Gedrag op systematische wijze observeren en kijken hoe het beïnvloed wordt door gebeurtenissen in
de omgeving. Psychologen proberen via systematische observatie van meetbare kenmerken
(gedrag) inzicht te krijgen in de processen die niet rechtstreeks kunnen worden geobserveerd
(interne processen).
Psychologie = wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij die gedragsevidentie
gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen.
1.2 Ontwikkelingen die psychologie mogelijk gemaakt hebben
1. Rede, intuïtie en geloof: Filosofie in het Oude Griekenland:
De eerste invloedrijke geschriften over het functioneren van de mens werden gepubliceerd in de
klassieke oudheid, door de Griekse filosofen Plato en Aristoteles: mensen zijn de enige wezens met
rede die het mogelijk maakte om realiteit te begrijpen die onmogelijk was voor dieren.
PLATO: onderscheid ware, onzichtbare wereld en zichtbare, veranderlijke wereld à menselijke ziel is
een deel van de ware, ideale wereld. De ziel had kennis over ideale wereld en de mens kon tot deze
kennis toegang krijgen door gebruik te maken van de rede. Na de dood ziel terug naar de kosmos.
Observatie was minder belangrijk de echte kennis kwam voort uit de menselijke geest.
ARISTOTELES: meer belang aan observatie dan Plato maar ware kennis was hier niet op gebaseerd.
Men diende uit te gaan van onwrikbare uitgangspunten (axioma’s) om echte kennis op te hebben.
Axioma’s door menselijke ziel intuïtief als zelfevident herkend à dit herkennen noemde hij
demonstratie. Voorwerpen bewogen niet spontaan, maar door drijvende krachten.
Wiskunde was heel belangrijk bij de Griekse filosofen.
De Kerk: zij vertaalde de geschriften van Plato en Aristoteles naar de kerkelijke leer toe. Het kwam
overeen met de gedachte van de kerk dat de ziel overeenkwam met de hemel en demonstraties en
met de goddelijke ingevingen. Veel kennis is verloren gegaan dus geleerden moesten op zoek naar
oude geschriften.
2. Wetenschappelijke revolutie: Een nieuwe manier van denken:
16e-17e eeuw: overtuiging dat ware kennis gebaseerd is op systematische observatie en actief
ingrijpen in de wereld, kortom de wetenschappelijke revolutie. Dit is gebeurd dankzij de
verminderde macht van de Rooms-katholieke kerk RKK (die geconfronteerd werd met de
reformatie), herwaardering van handel en handenarbeid, uitvinding van de boekdrukkunst,
ontdekkingsreizen en de confrontatie net de islamitische en Chinese beschavingen, oprichting van
universiteiten en een periode van relatieve welvaart.
o De copernicaanse revolutie:
Van juliaanse kalender (365,25 dagen per jaar) naar gregoriaanse kalender (365,2425).
à 11 minuten korter per jaar.
à Copernicaanse revolutie: het inzicht dat de aarde niet het centrum vormde van het heelal.
De aarde draait rond de zon en niet omgekeerd. Aarde staat niet in het centrum van het
heelal. Van geocentrische naar heliocentrische. Dit idee werd later uitgewerkt door Galileo
Galilei die het model verdedigde met nieuwe observaties (dankzij telescoop). De inzichten
van Galilei werden dan uitgewerkt door Isaac Newton.
2
, o Nieuwe kennis komt voort uit observatie en experimenten, niet uit het bestuderen van
oude meesters. Nieuwe ontdekkingen dankzij observatie en door actief in te grijpen op
fenomenen door te experimenteren. Dankzij machines was dit mogelijk à gebeurde tijdens
de industriële revolutie.
3. De groeiende macht van de wetenschappen en het ontstaat van 2 culturen
Wetenschap en macht:
Wetenschappelijke benadering sloot beter aan bij protestantisme dus ontwikkelingen waren
groter in landen waar er minder invloed was van RKK. De nieuwe ontdekkingen zorgden voor
belangrijke voordelen (handel en oorlogsvoering)
o De 2 culturen:
§ Klassieke, humanistische cultuur (geesteswetenschappen):
Bestuderen en uitbreiden van bestaande cultuur en kunst is het na te streven ideaal.
§ Nieuwe, natuurwetenschappelijke cultuur:
De samenleving moet heringericht worden op basis van wetenschappelijke inzichten.
4. De toepassing van de wetenschappelijke methode op het menselijke functioneren
Men begon na te denken over beperkingen en mogelijkheden van de menselijke waarneming:
o De persoonlijke fout:
De ene persoon heeft meer tijd nodig om informatie te verwerken dan de andere.
o De snelheid van informatietransmissie in de zenuwen:
Von Helmholtz begon de snelheid van de zenuwimpulsen te meten. à 100 km/uur
o Het onderzoek van Donders:
Het onderzoek van Von Helmholtz werd uitgebreid door Donders tot de mens. Hij ging na
hoeveel tijd mensen nodig hadden om eenvoudige taken op te lossen. Mentale handelingen
en informatieverwerking vergden een zekere verwerkingstijd. à deze techniek wordt
mentale chronometrie genoemd. à informatieverwerking Donders werkte met 3
verschillende condities:
§ A-reactie: steeds dezelfde stimulus à eenzelfde reactie op steeds dezelfde stimulus.
§ B-reactie: 5 lettergrepen door elkaar aanbieden waarbij zowel discriminatie als een
keuze gemaakt moest worden.
§ C-reactie: 5 lettergrepen aanbieden maar enkel 1 ervan herhalen als die gezegd
wordt. à Enkel discriminatie van de stimulus.
5. De evolutietheorie
Charles Darwin stelde vast dat er genetische variatie was bij dieren en planten. Eigenschappen die
goed van pas kwamen in een bepaalde omgeving zorgde ervoor dat er natuurlijke selectie was,
waardoor die soort meer kans had op voortplanting.
Struggle for life en survival of the fittest: dieren en planten veranderen continu door de omgeving.
Darwin schreef ook het boek ‘The origin of species’: De evolutietheorie was belangrijk om de
levensvormen op aarde te begrijpen, maar ook de kijk op de mens veranderde. à De mens is
geëvolueerd uit dieren, dus men kon menselijk gedrag bestuderen zoals dat van dieren.
Vroeger dacht men dat het eigene van de mens bestond uit een ziel, die niet verbonden was met de
rest van de wereld en dus niet onderworpen was aan aardse wetmatigheden.
3
, Grant heeft dit verduidelijkt met de vinkenpopulatie. Er waren veel verschillende soorten
aanpassingen aan bv. de snavel waardoor sommige aantrekkelijker waren in een bepaalde omgeving,
dan anderen.
1.3Het ontstaan van de psychologie
1. Ontwikkelingen binnen de filosofie
Filosoof Descartes:
o Dualisme:
Lichaam en geest zijn 2 onafhankelijke elementen.
Geest à vrije wil en is kern van menselijke denken
Lichaam à omhulsel van de geest
o Rationalisme:
Ware kennis is gebaseerd op rede, door het toepassen van logica afleidt uit de bestaande
o Nativisme:
De mens heeft aangeboren kennis
o Mechanische kijk op de wereld:
God had de machine gecreëerd en in werking gesteld. Menselijk lichaam was onderdeel
ervan en dus aan de natuurwetten onderworpen. à Menselijk lichaam kon
wetenschappelijk bestudeerd worden maar de geest niet, de geest was goddelijk.
Empirisme in plaats van rationalisme:
Empirisme: de inhoud van de geest wordt niet gevormd door aangeboren ideeën en
afgeleide inzichten, maar via zintuigelijke ervaringen die met elkaar geassocieerd worden.
John Locke: alle menselijke kennis komt voort uit ervaringen en het leggen van associaties:
associatisme. Bij empirisme was observatie belangrijk.
Psychologie wordt een belangrijk thema binnen de filosofie:
Grotere aandacht voor de mens dan voor het algemene universum.
2. Psychologie als nieuwe wetenschap
Wundt en het eerste laboratorium voor psychologie.
1879 Wundt richt eerste psychologische lab op àstartpunt van de wetenschappelijke psychologie.
Hij definieerde de wetenschappelijke psychologie als een alliantie tussen fysiologie en psychologie
(waarbij de persoon van binnenuit naar zichzelf kijkt)
Introspectie: kijken naar het eigen bewustzijn van binnenuit.
o Structuralisme: stroming in psychologie die op basis van introspectie de structuur van het
bewustzijn probeerde te ontdekken. Het was saai en onpraktisch.
Titchener was wetenschapper in VS die structuralisme gebruikte en hij zei: elk complex proces
kan gereduceerd worden tot een combinatie van elementaire componenten:
Sensaties: visuele ervaringen, geluiden, geuren, smaken en tastgevoelens
Beelden: ervaringen van voorwerpen die niet werkelijk aanwezig waren
(herinneringen)
Gevoelens: hebben te maken met emotionele reacties (liefde)
o Binet en de geboorte van de toegepaste psychologie:
Intelligentietest maken om te weten te komen of kinderen extra onderwijs nodig hadden.
Binet: leerlingen een gedicht laten lezen dat ze moesten proberen te onthouden. à eerste
bruikbare intelligentietest à TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE. Oorspronkelijk: schedelomtrek
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Lisannejedi. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.