Casus 1:
De hersenen bestaan uit 3 delen:
- Hindbrain: myelencephalon en metencephalon
Myelencephalon:
Medulla: het hoofd en organen worden verbonden met de medulla door cranial
nerves. Deze controleren vitale functies, zoals ademhalen, hartslag, overgeven,
hoesten.
Metencephalon:
De pons: is een soort tussenstation voor signalen, het stuurt signalen en informatie
door tussen grote en kleine hersenen.
Cerebellum: belangrijk voor balans en coördinatie. Schade kan leiden tot minder
balans, moeilijk kunnen switchen tussen gehoor en visie en minder gevoel voor
timing (bijv. ritmegevoel).
- Midbrain: mesencephalon
Tectum: belangrijk voor zintuigelijke processen. Wordt onderverdeeld in de inferior
colliculus (voor gehoor) en de superior colliculus (voor zicht).
Tegmentum: bestaat uit het periaqueductal gray, red nucleus, en substantia nigra
(zorgt voor een verhoging in dopamine). Belangrijk voor onderbewuste
homeostatische- en reflexreacties.
- Forebrain: telencephalon en diencephalon
Telencephalon:
Cerebrale cortex: buitenste laag
Diencephalon:
Thalamus: verwerkt sensorische informatie en stuurt deze naar de cerebral cortex.
Geur gaat niet via de thalamus.
Hypothalamus: essentieel voor het controleren van eten, drinken, temperatuur
controle en reproductief gedrag. Daarnaast zorgt het voor de regeling van hormonen
en stuurt het signalen naar de pituitary gland. De pituitary gland ontvangt
boodschappen van de hypothalamus en synthetiseert hormonen die het bloed naar
organen door heel het lichaam vervoert.
Limbic system:
Hippocampus
Olfactory bulb
Hypothalamus
Amygdala: evalueren van emotionele informatie, vooral angst.
Cingluate cortex: betrokken bij vormen en verwerken van emoties, leren en
geheugen.
Basal ganglia: belangrijk voor beweging, weten hoe je iets moet doen (zoals fietsen,
breien etc.), taal, plannen en cognitieve functies. Schade hieraan kan leiden tot
Parkinsons ’s en Huntingtons.
Caudate nucleus
De putamen
Globus pallidus
Basal forebrain (nucleus basalis): ontvangt informatie van de hypothalamus en basal
ganglia en stuurt axonen met neurotransmitters naar gebieden in de cerebral cortex.
Schade hieraan kan leiden tot Alzheimer of Parkinsons’ s.
Hippocampus: essentieel voor bepaalde herinneringen, herinneringen voor
individuele gebeurtenissen en bijhouden waar je bent en waar je heen gaat.
De 2 hersenhelften worden bijna helemaal gescheiden door een grote fissure: de longitudinal
fissure.
,Forebrain: cerebral cortex:
- Occipital lobe: belangrijk voor visuele informatie.
- Parietal lobe: ruimtelijk inzicht en zintuigelijke waarneming. Bevat de postcentral gyrus die
receptoren bevat voor lichte aanrakingen = sensorisch.
- Temporal lobe: belangrijk voor gehoor, gesproken taal, waarneming bewegingen en
gezichtsherkenning. Superieure temporale gyrus: horen en taal. Inferieure temporale cortex:
complexe visuele patronen identificeren.
- Frontal lobe: belangrijk voor geheugen en complexe cognitieve functies. Bevat de primary
motor cortex en prefrontal cortex. Precentrale gyrus: voor motorische functies. Prefrontale
cortex: complece cognitieve functies.
Telencephalon: verwerkt impulsen van sensorische zenuwcellen en controleert vrijwillige
bewegingen.
Gyri: de bergjes
Fissures: de diepe groeven
Sulci: de lichte/ondiepe groeven
,Bescherming hersenen en ruggenmerg door:
- Schedel
- Harde hersenvlies
- Arachnoidmembraan (fijn membraan, spinnenwebvlies)
- Subarachnoid space (gevuld met bloedvaten en cerebrospinal fluid
- Pia mater (teer hersenvlies)
- Cortex (brein)
- Blood brain barrier beschermt het brein. Deze reguleert welke stoffen het brein wel of niet
inmogen.
Cellen genaamd de choroid plexus langs de wanden van de vier ventrikels produceren hersenvocht
(CSF), een heldere vloeistof vergelijkbaar met bloedplasma. CSF vult de ventrikels, die van de laterale
ventrikels naar de derde en vierde ventrikels stromen. Vanaf de vierde ventrikel stroomt een deel
ervan in het centrale kanaal van het ruggenmerg, maar meer gaat naar de nauwe ruimtes tussen de
hersenen en de dunne hersenvliezen, membranen die de hersenen en het ruggenmerg omringen. In
een van die nauwe ruimtes, de subarachnoïdale ruimte, neemt het bloed geleidelijk de CSF op.
Hoewel de hersenen geen pijnreceptoren hebben, hebben de hersenvliezen dat wel, en meningitis -
ontsteking van de hersenvliezen - is pijnlijk. Gezwollen bloedvaten in de hersenvliezen zijn
verantwoordelijk voor de pijn van migraine. Dit cereprospinal fluid helpt om het gewicht van de
hersenen te ondersteunen, net zoals dat een mens minder weegt in water dan op het land. Het
werkt ook als reservoir van hormonen en nutrition voor het brein en het ruggenmerg.
Wanneer een virus een cel binnendringt, extruderen mechanismen in de cel virusdeeltjes door het
membraan zodat het immuunsysteem ze kan vinden. Wanneer de cellen van het immuunsysteem
een virus ontdekken, doden ze het en de cel die het bevat. In feite zegt een cel die een virus door zijn
membraan blootstelt: "Kijk, immuunsysteem, ik ben besmet met dit virus. Dood me en red de
anderen. ”Dit plan werkt prima als de virusinfectie cel bijvoorbeeld een huidcel of een bloedcel is, die
het lichaam gemakkelijk vervangt. Op enkele uitzonderingen na vervangt het gewervelde brein
echter geen beschadigde neuronen. Als je hersencellen moest opofferen wanneer je een virale
infectie had, zou je het niet goed doen! Om het risico op onherstelbare hersenschade te
, minimaliseren, bekleedt het lichaam de bloedvaten van de hersenen met dicht opeengepakte cellen
die de meeste virussen, bacteriën en schadelijke chemicaliën buiten houden. Bepaalde virussen
passeren echter wel de bloed-hersenbarrière.
Het kan ook nadelen hebben, aangezien bijvoorbeeld chemotherapie bijna nooit langs deze barriere
komt, waardoor hersenkanker lastig te behandelen is.
2 typen cellen:
- Neuronen: zenuwcellen -> ontvangen, geleiden en overdragen van signalen.
- Gliacellen: verplaatsen geen info -> ondersteunen de neuronen.
Neuronen ontvangen informatie en brengen dit over naar andere cellen. Opbouw neuronen:
- Dendriet: ontvangt informatie van andere neuronen. Hoe groter het oppervlak van een
dendriet, hoe meer informatie deze kan ontvangen.
- Cel nucleus: hier ligt opgeslagen DNA.
- Cellichaam (soma): verwerkt verkregen informatie. Bevat de nucleus, ribosomen en
mitochondriën.
- Axon: draagt een impuls over aan andere neuronen of een orgaan of spier.
- Axon branches: sturen signalen in verschillende richtingen.
- Myelin sheath: zorgt ervoor dat de informatieoverdracht sneller gaat.
- Nodes of Ranvier: de onderbrekingen tussen de myeline schede.
- Presynaptic terminal: dit is de zwelling aan het eind van de branches van de axon. Op dit
punt geeft de axon chemicaliën vrij die door de verbinden van die neuron en een andere cel
kruisen. Geeft neurotransmitters af.
Soorten neuronen:
- Motor neuron: stuurt impulsen van de hersenen naar spieren.
- Sensory neuron: stuurt impulsen van zintuigen (bijv. licht, geluid, aanraking) naar hersenen.
- Interneuron: geeft een boodschap door tussen zenuwcellen.
- Afferent neuron: brengt informatie naar de hersenen.
- Efferent neuron: brengt informatie weg vanuit de hersenen.
Hersenen doorsnijden:
- Dorsal: richting de rug
- Ventral: richting de buik
- Horizontal
- Sagittal