Hoofdstuk 1
Verschillende soorten cellen, waar neuronen heel lang kunnen zijn (ca. 1 meter), zijn andere
cellen veel kleiner.
Agonist (activerend) « antagonist (tegenwerkend)
Bv. Handen lijken hetzelfde, maar links en rechts passen niet op elkaar.
Receptoren onderscheiden agonisten en antagonisten
Fantanil à pijnstiller à 100x sterker dan morfine
- Je kunt er verslaafd aan raken
- Het lijkt op morfine qua structuur
LoFentanil is agonist, dus activerend
Rechtsdraaiend fentanil is antagonist
3,5 tot 2,5 miljard jaar geleden waren er alleen maar ééncelligen
Meercelligen à zuurstof à dieren en planten
Helemaal terugkijken naar het echte begin is lastig, want geen tijdmachine.
Maar oeratomen wel te benaderen: koolstof, stikstof, ijzer etc. Want die zijn essentieel voor
het leven op aarde.
Nabootsen van vroegere condities à in het begin was er geen licht en zuurstof, maar wel
veel vulkanische activiteit. Dus op de zeebodem, heel diep, zijn diezelfde condities.
Miller bootste het ontstaan van leven op aarde na in het laboratorium à met deze
opstelling creëerde hij een oersoep, waar moleculen ontstonden uit de ‘oermoleculen’.
Hoofdstuk 2
Macromoleculen
- Suikers à polysachariden
- Aminozuren à vet, lipiden en membranen
- Vetzuren à eiwitten
- Nucleotiden à nucleïnezuren (DNA en RNA)
Suikers
Glucose: C6-suiker, ribose: C5-suiker
Isomeren ontstaan doordat OH-groepen boven of
beneden op de ringvorm zitten
Suikers binden doordat de aldehyde-groep aan de
alcohol bindt
,b = OH-groep in zelfde richting als aldehyde groep
a = OH-groep in tegengestelde richting als aldehyde
groep
Plaatje in boek is b-glucose, want OH-groep van C1 is
zelfde kant op als aldehyde
Wanneer suikers (bv. glucose) polymeriseren wordt
het glycogeen. Hierbij hechten plaatsen C1 aan C4
(lineair) of C1 aan C6 (haaks).
Vetzuren
Hydrofoob
Meestal verzadigd (= alleen maar enkele bindingen)
Soms onverzadigd (= een of meerdere dubbele bindingen, in de structuur zorgt dit voor een
knik)
De knik zorgt voor vloeibaarheid bij kamertemperatuur (bv. olijfolie)
Membranen zijn meestal onverzadigd zodat deze knik zorgt voor stevigheid en buigbaarheid.
Meestal is glycerol veresterd à dit is vet (triglycerol)
Vetzuren kunnen ook pijnstillers zijn à PEA
Fosfolipiden zijn de belangrijkste vetzuren à dit is een variant van glycerol
De kop van een fosfolipide is hydrofiel (negatief geladen) en trekt dus water
aan. De staart is hydrofoob en stoot water af. Hierdoor ontstaat op water
een laagje met de koppen in het water en de staarten erboven.
Ook kan een micel ontstaan, dit een bolletje van fosfolipiden waarin de
koppen naar het water toe steken en de staarten naar binnen.
Een celmembraan is gemaakt van een fosfolipide dubbellaag
- Een micel met 2 lagen fosfolipiden is een primitieve cel
- Een liposoom is een manier om medicijnen te transporteren
Beiden gebruiken ze een fosfolipide dubbellaag
,Andere lipiden: steroïde, komt wat minder vaak voor en is opgebouwd uit isopreen wat
bestaat uit alleen maar koolstof en waterstof en dus hydrofoob is.
Isopreen kan ook polymeriseren, dan wordt het polyisoprenoïde, die heeft een fosfaatkop
die zich kan vastankeren in een dubbellaag.
Cholesterol heeft 4 ringen en testosteron 5.
Basen/nucleotiden
Pyrimidine « purine
1 ring 2 ringen
C, U en T A en G
Een nucleoside is alleen een
suikergroep gebonden aan
een base. Een nucleotide is
een suikergroep, een base en
een of meerdere fosfaatgroepen samen
t
ß nucleo ide
s
nucleo ide à
Fosfaten zijn AMP, ADP en ATP (1-,2- en 3-fosfaat)
De fosfaatgroep(en) maakt de nucleotide negatief geladen.
Ribose à DNA
Deoxyribose à RNA
Namen van basen en nucleosiden lijken op elkaar:
Base Nucleoside Afkorting Pyr/Pur # ringen
Adenine Adenosine A Purine 2
Guanine Guanosine G Purine 2
Cytosine Cytidine C Pyrimidine 1
Uracil Uridine U Pyrimidine 1
Thymine Thymidine T Pyrimidine 1
AMP = adenosine monofosfaat
dAMP = deoxyadenosine monofosfaat
UDP = uridine difosfaat
ATP = adenosine trifosfaat
Een kleine ‘d’ betekent dat het DNA betreft, als er niks staat is het RNA
, Bij een fosfodiester binding bindt de 5’ kant aan de 3’ kant
5’ is voorkant
3’ is achterkant
Een nucleotide heeft meerdere functies, zoals het vervoeren van chemische energie (ATP),
met andere groepen combineren tot co-enzymen en ze kunnen in cyclisch verband als
signaalgroep.
Aminozuren
De formule van een normaal Wanneer de pH 7 is, zijn zowel de aminogroep
aminozuur is zoals bovenstaand. als de carboxylgroep geïoniseerd.
Aminozuren kunnen ook polymeriseren, op de
aanhechtingsplaatsen ontstaan peptidebindingen.
Het begin van een aminozuur is aan de amino
terminus (N-terminus, of wel de meest linkse
aminogroep) en het einde is aan de carboxyl
terminus (C-terminus, of wel de rechtse
carboxylgroep).
Bij het polymeriseren (condensatie) komt water vrij, hierdoor is het energetisch niet handig,
maar bij de hydrolyse is er water nodig en dit is energetisch wel handig.
DNA is maar in kleine hoeveelheid aanwezig in cellen en dus werd er vroeger nauwelijks naar
gekeken, maar het is juist zeer interessant en belangrijk.
In de jaren 90 is van het eerste organisme het volledige DNA bepaald.
Eukaryoten hebben veel meer nucleotiden.
Eukaryote cellen zijn ontstaan door symbiose van bacteriën in normale cellen. Deze
bacteriën werden uiteindelijk mitochondriën. Hierdoor kon glycolyse plaatsvinden en
ontstonden er uiteindelijk multi-cellulaire organismen.