Hfd 1 Scheikunde is overal
1.1 Stofeigenschappen
Wat is scheikunde?
Scheikunde gaat vooral over stoffen
Een stof is alles wat massa heeft
Scheikunde en chemie krijg je veel mee te maken in het dagelijks leven
Stofeigenschappen
Een stofeigenschap is een eigenschap waar je een stof aan herkent, elke stof heeft een
unieke combinatie van stofeigenschappen
Als 1 of meer stofeigenschappen verschillen, dan zijn de stoffen dus verschillend
Voorbeelden van stofeigenschappen:
Kleur, geur, smaak, giftigheid, brandbaarheid, corrosiebestendig, afbreekbaarheid,
oplosbaarheid in water, geleidingsvermogen elektrische stroom, geleidingsvermogen
voor warmte, kookpunt, smeltpunt, dichtheid, hardheid
Massa en volume zijn GEEN stofeigenschappen
Stofconstanten
Een stofconstante is een die je met een getal kunt aangeven, gevolgd door een eenheid
Smeltpunt, kookpunt en dichtheid zijn stofconstante
Dichtheid = massa / volume
Eenheden en grootheden
Eigenschappen die je kunt meten zoals massa en volume noem je grootheden
De eenheid is de maat waar je de grootheid in meet. Bv liter voor volume
1.2 Veiligheid
Veilig omgaan met stoffen
Gevarenpictogrammen zijn waarschuwingsborden voor gevaarlijke stoffen, die worden
gebruikt over de hele wereld
In het boek chemiekaarten is per stof aangegeven wat de gevaren zijn, en wat te doen als het
fout gaat
De grenswaarde geeft aan hoeveel mg van een stof in 1 m3 lucht aanwezig mag zij
H-zinnen gaan over gezondheidsgevaren
P-zinnen gaan over preventie (het voorkomen van ongelukken)
13 veiligheidsregels:
Draag altijd een bril
Draag altijd een labjas en knoop hem dicht
Lange haren vastbinden
Zo min mogelijk spullen in het practicumlokaal
Rustig en geconcentreerd werken
Houden aan de proefvoorschriften
Als je twijfelt, aan de docent vragen
Een reageerbuis nooit op een ander of jezelf richten
, Stoffen niet proeven
Stof niet aanraken met je handen
Als je een stof moet ruiken, ruik voorzichtig
Niet eten en drinken in een practicumlokaal
Na het practicum goed je handen wassen
Voorschriften
Gasbrander
Bij verwarmen met scheidkunde gebruik je vaak een gasbrander
Een gele vlam (pauze vlam) is goed zichtbaar, en gebruik je vaak als je de brander even
niet gebruikt. Bij deze vlam is de luchttoevoer helemaal dicht
Een kleurloze vlam gebruik je meestal als je een kleien hoeveelheid stof voorzichtig moet
verwarmen, luchttoevoer een beetje open
De ruisende vlam als je een grote hoeveelheid stof sterk moet verhitten, luchttoevoer ver
open
Spuitfles met water
Water in de spuitfles is gedestilleerd water, dat is kraanwater waaruit de opgeloste
stoffen zijn verwijderd
Experimenten
Experimenten voer je uit om een theorie te onderbouwen of een nieuwe theorie op te
stellen
Bij een onderzoek:
1. Een onderzoeksvraag opstellen
2. Experiment bedenken om onderzoeksvraag te beantwoorden
3. Een werkplan maken
4. Experiment uitvoeren
5. Waarnemingen gebruiken om in een conclusie de onderzoeksvraag te beantwoorden
Bij een experiment noem je dingen die je doet handelingen, wat je waarneemt noem je
waarnemingen, en daardoor kan je een conclusie trekken
Soms houd je een logboek bij of maak je een verslag
1.3 Faseveranderingen
Fasen
Er zijn 3 fasen
1. De vaste fase
2. De vloeibare fase
3. De gasvormige fase
De fase van een stof wordt bepaald door de temperatuur van de stof
De stof is vast als de temperatuur lager is dan het smeltpunt
De stof is vloeibaar als de temperatuur tussen het smeltpunt een kookpunt ligt
De stof is gasvormig als de temperatuur boven het kookpunt ligt
Toestandsaanduidingen
De notatie s, l, g, aq noem je toestand aanduidingen
L als de stof in een vloeibare fase zit
G als de stof in een gasvormige fase zit
S als de stof in een vaste fase zit
Aq als een stof opgelost word in water