Kennistoets OWE 3
Communicatieve vaardigheden
- Cliënten in psychogeriatrie
- Motiverende gespreksvoering
- Slechte nieuwsgesprek
- Voorlichtingsgesprek
- Gezondheidsbevordering en zelfmanagement
Anatomie en fysiologie
Spijsvertering
Diabetes
Obesitas en mentaal syndroom
Dementie
Bloed en stolling
Zenuwstelsel
Nieren en urinewegen
Verpleegtechnische handelingen
Wondzorg
Mondverzorging
Voeding en vocht
Hoorcolleges en werkgroepen
,Samenvatting communicatieve vaardigheden
Patiënten in de psychogeriatrie:
De GGZ verpleegkundige heeft als taak om met een overall blik de noodzaak van zorg vast
te stellen en deze laten uitvoeren. Zij heeft daarbij snel inzicht in de psychische, praktische
en verpleegtechnische zorgbehoeften van de cliënt en diens omgeving.
De GGZ-verpleegkundige communiceert vanuit 3 verschillende benaderingen met de cliënt:
Probleemgerichte benadering het kunnen omgaan met psychopathologie
(beïnvloedt het denken, voelen en willen) zorgt ervoor dat de verstoringen en
problemen worden aangepakt. De verpleegkundige geeft voorlichting, verricht
verpleegtechnische handelingen en deelt medicatie uit
Milieugerichte benadering is gericht op het sociaal functioneren van de cliënt op
een afdeling en het vergroten van zijn netwerk en sociale activiteiten. De cliënt krijgt
feedback van de verpleegkundige over het onaangepaste gedrag.
Ontwikkelingsgerichte benadering herstel van de mogelijkheden van de cliënt
waarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen door de ziekte, het
uitgangspunt is de behoefte of wens van de cliënt. Zodra dit haalbaar is zal de cliënt
meer zelfvertrouwen krijgen en zal dan meer initiatief nemen om zich te ontwikkelen
Therapieontrouw het niet strikt opvolgen van therapeutische aanbevelingen ondanks de
bereidheid om mee te werken aan een overeengekomen behandeling. Therapieontrouw kan
bij ieder ziektebeeld optreden, het gebeurt vooral bij cliënten die zich min of meer hersteld
voelen na een medicamenteuze behandeling. Doordat de cliënt zich beter voelt, verdwijnt
voor hem de noodzaak van medicatie-inname
Wanneer de verpleegkundige in staat is een vertrouwensrelatie op te bouwen en te
onderhouden, is de kans dat de cliënt therapietrouw is aanmerkelijk groter
Een vertrouwensrelatie tussen verpleegkundige en cliënt is noodzakelijk omdat er dan een
sfeer ontstaat waarin hij:
- Kan werken aan zijn mogelijkheden om zijn situatie weer onder controle te krijgen
- Het ter sprake durft te brengen als hij zelf niet in staat is om de instructies op te
volgen, de cliënt kan dan samen met de verpleegkundige onderzoeken waardoor dit
gevoel veroorzaakt wordt en wat hij eraan kan doen
Veelvoorkomende oorzaken van therapieontrouw zijn:
- Ziektewinst er wordt bij een ziekte geen appèl meer op je gedaan om
verantwoordelijkheid te dragen in de rollen die je hebt moeten afschudden, zoals
werknemer of ouder. Je hebt alleen de rol van cliënt overgehouden
- Gedragspatroon de cliënt heeft zichzelf langdurig ongezond gedrag aangeleerd,
het is onderdeel geworden van zijn leven
- Geen ziektebesef de cliënt ziet zijn leven als normaal en wil zo blijven leven, deze
wereld is bekend terwijl de realiteit is onveilig.
- Waan de andere realiteit is een waarheid worden, waardoor het onmogelijk is om
op eigen kracht terug te keren naar onze realiteit
De verpleegkundige is gericht op het bevorderen van therapietrouw door middel van
motiverende gespreksvoering en oplossingsgericht werken. Als er daarbij weerstand ontstaat
kunnen er specifieke motiverende gesprekstechnieken worden ingezet om een hardnekkig
gedragspatroon te doorbreken:
- Jezelf kleiner maken en de cliënt deskundig hierdoor kom je niet bedreigend over.
Je bevraagt de cliënt op een laagdrempelige en niet-veroordelende manier over zijn
keuzes
, - Positief her etiketteren elke keuze die de cliënt in de goede richting doet benoem
je en daar spreek je waardering over uit. Wat negatief is voor de patiënt wordt
omgedraaid naar positief. De bedoeling is om de cliënt vanuit een positieve houding
mee te laten bewegen.
- Provoceren en weer opvangen consequenties van de gemaakte keuze aan de
cliënt voorleggen, wijzen op de gevolgen. Gebruik je als je niet tot de cliënt kunt
doordringen, je schut hem wakker door hem te confronteren met de realiteit.
- Meebewegen en kantelen je geeft de ander gelijk in zijn bezwaren, je vergroot de
bezwaren wat de cliënt confronteert. Hierdoor zal de cliënt iets toegeven of zijn
bezwaren gaan relativeren.
Er bestaan 7 coping strategieën, de eerste is probleemgericht en de andere 6 emotiegericht.
Door middel van socratische gesprekvoering wordt door middel van vragen bepaald welke
coping bij de cliënt past.
Probleemgerichte coping leer de cliënt actief het probleem aan te pakken en te
proberen dit op te lossen door:
- Te blijven doen wat de cliënt al beheerst en de cliënt zich bewust te laten worden van
zijn kwaliteiten
- Een noodscenario bedenken voor als het probleem zich voordoet
- Doelgericht met de cliënt te werk gaan, doelen stellen en daar naartoe werken in
kleine stappen
- Alles samen op een rij zetten en te analyseren, zo tot de kern van het probleem
komen
- Diverse oplossingen met de cliënt bedenken en te toetsen op haalbaarheid
Emotiegerichte coping de volgende coping strategieën zijn gericht op de hantering van
emoties:
- Afleiding probeer de cliënt met andere dingen bezig te houden door niet aan het
probleem te denken.
- Afwachten de cliënt legt zich er even bij neer, kijkt de situatie even aan
- Sociale steun zoeken door de zorgen te delen met naasten
- Depressieve reactie op de problemen door afzondering te zoeken, te piekeren of
rustgevende middelen te gebruiken
- Uiten van emoties door zichzelf af te reageren, woede of onmacht te uiten naar
degene die verantwoordelijk is
- Zichzelf toespreken
Sociale interactie de wijze waarop mensen en groepen ten opzichte van elkaar handelen,
op elkaar reageren en elkaar proberen te beïnvloeden.
Sociale inadequate interactie een toestand waarin iemand in onvoldoende of extreme
mate deelneemt aan de sociale omgang of hierin kwalitatief tekortschiet. Cliënten voelen zich
in sociale situaties niet op hun gemak, hij heeft het gevoel er niet bij te horen.
De inadequate sociale interactie wordt veroorzaakt door een andere manier van kijken,
denken, voelen of waarnemen, waardoor de cliënt zich defensief of vijandig opstelt en tracht
een pathologisch gedragspatroon te behouden. Er zijn 4 interventies om dit evenwicht te
doorbreken:
Open overleg samenwerking met de cliënt op gelijkwaardig niveau, rekening
houdend met de behoefte van de cliënt. De cliënt maakt de keuze.
Houding van verpleegkundige acceptabele houding, gericht op contact en het
winnen van vertrouwen. Vriendelijk en empathisch.
Indicatie cliënt is beslissing bekwaam en staat open voor overleg
, Onderhandelen het uitwisselen van standpunten en ideeën. Het doel is tot een
aanvaardbare situatie te komen voor beide partijen
Indicatie bij therapietrouw, als de cliënt de zorgvraag niet herkent, als de cliënt een
hulpvraag is die niet haalbaar of realistisch is.
Overtuigen de mening aanhoren maar er niet meer over in discussie gaan.
Houding van de verpleegkundige op een nuchtere en niet bekritiserende wijze
maak je duidelijk wat je van de cliënt verwacht.
Indicatie als onderhandelen niet meer lukt, bij grensoverschrijdend gedrag, bij
manipulerend gedrag
Afdwingen wordt toegepast als andere stijlen falen. De verpleegkundige
waarschuwt de cliënt voor de consequenties bij het niet accepteren van een bepaald
voorstel of oplossing.
Houding van de verpleegkundige is direct en duidelijk, gaat geen discussies meer
aan.
Indicatie bij gevaar voor zichzelf of omgeving, als andere strategieën falen
Weerstand een manier van de ander om te laten merken dat hij betrokken is en dat hij
opkomt voor zijn eigen belangen en emoties.
Bij lastige situaties kun je 4 stijlen gebruiken, afhankelijk van de situatie en van wat je wilt
bereiken kies je uit de stijlen:
Meebewegen je beweegt mee met de ander als je:
- Een relatie tot stand wilt brengen
- De ander wilt motiveren
- Merkt dat er weerstand is
Dit doe je door:
- LSD te gebruiken (luisteren, samenvatten en doorvragen)
- Begrip te tonen
- Complimenten te geven
Weg bewegen dit doe je als:
- De tijd nog niet rijp is
- Er meer informatie nodig is
- De zaak onhaalbaar is
- Je spanning wilt verminderen
Dit doe je door:
- Aan te geven dit deel even te laten liggen en er later op terug te komen
- Niet op de ander in te gaan
- Letterlijk weg te gaan
Tegen bewegen je beweegt tegen als:
- Het om de inhoud gaat
- Je de ander wilt aansporen
- Je de ander wilt overtuigen van jouw standpunt
Dit doe je door:
- Duidelijk te zeggen wat je wilt van de ander
- Feedback geven op het gedrag van de ander
- Consequenties aangeven van het gedrag van de ander
Judoën je houdt contact, je zoekt een opening om tot een oplossing te komen en
samen een balans te bereiken. Dit doe je als:
- Gewoon meebewegen niet helpt
- De ander flink in de weerstand zit