Samenvatting Minor complexe zorg
,Week 1:
HC-introductiecollege
In de zorg wordt complexiteit onderverdeeld in laag, midden en hoog complex.
Complexiteit heeft ook met context te maken:
Casecomplexity de complexiteit van de medische problemen, de persoon met de ziekte,
de kenmerken van de populatie en de complexiteit van het zorgsysteem
- De ziekte de mate van complexiteit van medische problemen
- De persoon met de ziekte mate van geletterdheid
- De populariteit waarvoor zorg wordt verleend mate van complexiteit populaties
- Het zorgstelsel waarin zorg wordt verleend mate van complexiteit zorgsysteem
Patiëntcomplexity
- Gelijktijdig problemen in verschillende domeinen: lichamelijk, functioneel, psychisch,
sociaal.
- Problemen beïnvloeden elkaar en oorzaak en gevolg lopen door elkaar heen,
waardoor het beeld gecompliceerd is.
- Wankel of verstoord evenwicht, kwetsbaarheid.
- Onvoorspelbaarheid, onzekerheid.
- Tempo waarin veranderingen optreden is hoog.
- Routines en richtlijnen ‘passen’ niet.
- Grote zorgvraag en inbreng van veel verschillende hulpverleners.
- Lage (gezondheids)geletterdheid.
Toename van complexe zorgvragen en dus complexere zorg te verwachten in alle sectoren.
HC Gerontologie en geriatrie
Gerontologie de wetenschap van het ouder worden
Eerste jaren van het leven meer celdeling dan celdood groeien
Ouder worden meer celdood, minder celdeling. De cellen die je hebt functioneren minder.
Hierdoor gaan organen minder functioneren, je raakt sneller ontregelt.
Elk orgaansysteem heeft zijn eigen mate van veroudering
,Vita maxima totaal functioneren (levensenergie), gaat 0,8% per jaar naar beneden. De
meeste organen hebben een hoge reservecapaciteit, hierdoor merk je het nog niet snel als je
wat ouder bent.
Hoe ouder je wordt hoe meer klinische gevolgen er zijn, de orgaanwerking is zodanig
afgenomen dat je klachten krijgt. Bijvoorbeeld langer herstel bij ziekte en slechtere conditie.
Iedereen gaat op een andere manier achteruit, dit heeft met genen te maken.
Veroudering: vanuit biologisch perspectief
Er zijn verschillende theorieën over ouder worden.
2 daarvan vertellen ons iets over waarom we ouder worden:
Disposable soma Iedere soort wil blijven voortbestaan, dus het doorgeven van
genen. Ouder worden zit in onze genen. 50/60 jaar leven geen nut meer.
Vorm van slijtage toevallige mutaties (weinig invloed), roken (wel invloed)
De schade aan cellen komt van binnen en buiten uit:
- Endogene factoren: veroudering op orgaan-, cel- en moleculair niveau
- Exogene factoren: leefstijl en omgeving
Op celniveau: moleculaire veroudering
Centraal staan:
- DNA in celkern
- RNA
- Eiwitten elke cel maakt andere eiwitten
Als een cel zichzelf deelt kunnen er mutaties optreden. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld
kankercellen ontstaan.
Er kunnen mutaties ontstaan door schade, bijvoorbeeld roken.
Eiwitten kunnen ook schade ondervinden doordat ze zich bijvoorbeeld gaan opstapelen. Ze
kunnen dan niet meer opgeruimd worden door de cel. Bijvoorbeeld bij alzheimer, hier
stapelen eiwitten zich op in hersencellen waardoor deze minder goed gaan werken.
Als telomeren te kort zijn kan een cel zich niet meer delen.
Telomerase actief in kankercellen, cellen die zich blijven delen.
Moleculaire veroudering
Het gaat hier met name om DNA, RNA en eiwitten:
- Verstoring in structuur van DNA (mutatie), RNA of eiwit
- Degradatie van eiwitten
Gevolgen (ouderdomsverschijnselen):
- Membraanschade vertraagde diffusie
- Cytoplasma afzetting van stoffen (bijvoorbeeld lipofuscine: vervetting)
- Celafname (atrofie) en verminderde adaptatie
Gevolgen voor de organen en orgaansystemen:
- Immuunsysteem wordt zwakker, het duurt langer om cellen te repareren. Herstel
vermindert en meer vatbaarheid voor infectieziekte. Bij ouderen meer auto-
immuunziekte. Het afweersysteem wordt minder specifiek, ziet geen verschil meer in
goede en oude cellen. Verhoogde kans op kanker.
, - Zenuwstelsel Zenuwcellen zijn niet in staat om zich te delen en beschadigde
cellen worden niet meer vervangen Communicatie tussen zenuwcellen wordt minder
- Bewegingsapparaat Osteoporose (zwak bot). Kraakbeen wordt korrelig door
eiwitten die zich opstapelen, dit leidt tot ontstaan artrose.
- Circulatie hartfrequentie neemt af. Sinusknoop reageert minder goed.
- Longen worden wat slapper, minder goed inademen
- Maagdarmstelsel slikproblemen, verminderde calciumopname in darmen (risico
op tekort).
- Huid elasticiteit neemt af, eiwit wordt minder soepel. Huid wordt dunner.
- Nieren aantal nefronen neemt af, verminderde functie
- Hormoonstelsel werkt minder goed, hoge kans op ontregelde suiker (diabetes)
Fysiek functioneren neemt af met de leeftijd, is te trainen
Homeostase neemt af meer kwetsbaar en gevoelig voor ziekte
Gerontologie vanuit verschillende perspectieven:
- Psychologie psychisch welbevinden, persoonlijkheidsontwikkeling
- Neurocognitief
- Epidemiologisch
- Maatschappelijk beeldvorming ouderen, discriminatie
De geriatrische patiënt:
Geriatrie ziekte, diagnostiek wat in verband staat met het ouder worden
Niet elke oudere patiënt is een geriatrische patiënt
Functionele veroudering verlies reservecapaciteit bedreigde homeostase
kwetsbaarheid geriatrische patiënt
De geriatrische patiënt kenmerkt zich door:
- Verminderde homeostase
- Snelle achteruitgang: de ‘cascade breakdown’ (kettingreactie: het ene probleem lijdt
tot het andere probleem)
- Vele complicaties op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied
- Vertraagde reconvalescentie (vertraagd herstel)
- Andere presentatie van ziekten bijvoorbeeld urineweginfectie bij ouderen:
verwardheid en vallen
- Multipathologie meerdere chronische aandoeningen tegelijkertijd. Dit heeft
gevolgen voor: functioneren, complicaties en risico op versnipperde zorg.
- Somato-psychosociale verwevenheid
- Leeftijdsspecifieke ziekten
- Gewijzigde farmacokinetiek (wat doet je lichaam met een medicijn) en
farmacodynamiek (werking van het medicijn) veranderde lichaamssamenstelling:
vet- en spierweefsel. Middelen die goed oplossen in vet, zijn dus langer in het
lichaam aanwezig. Gewijzigde orgaan- en zintuigfunctie: de lever die de medicijnen
omzetten en oplossen. De nieren: voor nierfunctie kijken naar creatinine. Hoe hoger
het gehalte creatinine hoe slechter de nieren werken. Creatinine zegt ook iets over
de hoeveelheid spierweefsel. Veranderde receptorgevoeligheid. Labielere
homeostase.
Opname (absorbatie) verdeling in het lichaam (distributie) omzetting door het
lichaam (metabolisme) uitscheiding (excretie)
Ouder worden = geen ziekte