Week 1
Vak inleiding: terminologie en topografie
Leerdoelen
- Weet je de definitie van anatomie
- Weet je de definitie van fysiologie
- Begrijp je wat functionele anatomie inhoudt
- Ken je een aantal veelgebruikte onderzoeksmethoden die anatomische en fysiologische
kennis van het menselijk lichaam opleveren
- Heb je inzicht in de reductieniveaus en organisatieniveaus binnen de anatomie en fysiologie
- Begrijp je dat het reductieniveau van orgaanstelsels ook zijn beperkingen heeft
- Weet je wat bedoeld wordt met het inwendige en uitwendige milieu van het menselijk
lichaam;
- Weet je wat homeostase betekent
- Ken je de basisfuncties van de tien orgaanstelsels in het menselijk lichaam
- Begrijp je dat alle orgaanstelsels samenwerken om de homeostase te bewerkstelligen
- Begrijp je hoe belangrijk topografische kennis is voor de bestudering van anatomie en
fysiologie
- Weet je wat bedoeld wordt met de anatomische houding
- Kun je de belangrijkste lichaamsvlakken benoemen
- Ken je de meest gebruikte plaatsaanduidingen in de Terminologia Anatomica
- Ken je de topografische indeling in bouwelementen en lichaamsholten met hun organen en
vliezen
- Ken je de samenstelling van bloedplasma
Kennisclips
https://web.microsoftstream.com/video/932a2a3c-4954-48e9-a5de-18dfe932f426
Wat is gezondheid en ziekte?
Gezondheid = Het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de
fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Als je je kunt aanpassen en regie kan
houden in het eigen leven ben je dus gezond.
Draagkracht = Wat je aankunt, Draaglast = Wat je voor je kiezen krijgt.
Wanneer de last hoger is dan wat je kunt dragen is er onbelast, oftewel er is sprake van
decompensatie -> ziekte?
Draagkracht wordt bepaald door onder andere:
- Aanleg (constitutie)
- Conditie
- Psychische en sociale factoren
Draaglast kan endogeen (van binnen) en exogeen (invloeden van buitenaf) zijn
Draagkracht en draaglast kun je beïnvloeden, maar je kan schade nooit helemaal voorkomen
Endogeen
- Erfelijk
- Congenitaal = in de baarmoeder ontwikkeld
- Onmiddellijk zichtbaar (bijv. downsyndroom)
- Ontwikkeld zich later (bijv. PKU)
Exogeen
- Fysisch: Elektrisch (bliksem), Straling (zonnebrand), Mechanisch, Thermisch
- Chemisch: Alcohol, Roken, Drugs, Geneesmiddelen, Chemische middelen
- Microbiologisch: Bacterie, Virus, Schimmel
- Immunologisch: Eczeem, Hooikoorts, Auto-immuun, Allergie
, - Voeding: Te veel, Te weinig, Onbalans
- Psychosociaal: Stress
Multifactoriële aandoeningen = Aandoeningen door een optelsom van verschillende factoren
Bijv: Osteoporose, kanker:
- Genetisch
- Voeding
- Leefstijl
- Leeftijd
https://media.windesheim.nl/Mediasite/Play/96efb10314c340af9255c1a3c113e14a1d?pl
Wat is medische kennis?
Anatomie -> Hoe ziet het eruit?
- Anatemnein (grieks) = ‘Ontleden’ (dissectie)
- Ontleding leidt tot een preparaat
- Preparaat wordt geconserveerd
- Systematiek van ontleding:
o Topografisch (regionaal)
o Functioneel (systemisch)
- Macroscopische anatomie = Kijken met het blote oog
- Microscopische anatomie = Onder de microscoop
o In engere zin: Weefsels t.o.v. elkaar
o Histologie (weefselleer): Cellen t.o.v. elkaar in een weefsel
o Cytologie (celleer): afzonderlijke cel
- Embryologie
Fysiologie -> Hoe werkt het?
- De studie van het functioneren van het organisme m.b.v. natuurwetenschappelijke
methoden:
1. Fysiologische fysica = biofysica, natuurkundig (beweging, lichtinval in oog)
2. Fysiologische chemie = biochemie, scheikundig (ademhaling)
- Homeostase = Het constant houden van het milieu interieur (interne milieu)
o Temperatuur, Zuurgraad, Zuurstof
Pathologie (ziekteleer) -> Wat gaat er mis?
- Als je weet hoe de normale bouw (anatomie) en functie (fysiologie) in elkaar steekt, kun je
ook afleiden wat er gebeurd als het mis gaat.
➔ Farmacologie (geneesmiddelenleer) -> Wat doen medicijnen?
Vaktaal: Mediane laparotomie = In het midden, buik, snijden
https://media.windesheim.nl/Mediasite/Play/813c9c8d37154dbf8eba512522ddf93d1d?pl
Het geheel is meer dan de som der delen
Atom -> Molecule -> Macromolecule -> Organelle -> Cell -> Tissue -> Organ -> Organsystem ->
Organism
Bouw van het lichaam
,Histologie (weefselleer) is er belangrijk voor de diagnostiek. Cytologie = Specifieke cellen bekijken.
Orde van grootte: Cell Size and Scale (utah.edu)
Begrip van de kleinste deeltjes, atomen en moleculen, is onontbeerlijk om de fysiologie van het
menselijk lichaam te kunnen vatten.
Literatuur
Weet je de definitie van anatomie; Grégoire, 1.2
Anatomie = Ontleedkunde. Ana = uiteen, Temnein = snijden. De anatomie houd zicht bezig met de
bouw van het menselijk lichaam.
Weet je de definitie van fysiologie; Grégoire, 1.2
De wetenschap van het functioneren van een levend organisme wordt aangeduid met de term
fysiologie. Phusis = natuur, Logos = leer. Voorbeelden van fysiologische gegevens zijn: Bloeddruk,
zuurstofverbruik, samenstelling van urine, ademfrequentie, spierkracht en hersenactiviteit.
Begrijp je wat functionele anatomie inhoudt; Grégoire, 1.2
Vorm en bouw zin bepalend voor de functiemogelijkheden. Bouw en functie zijn dynamische
variabelen, die elkaar beïnvloeden en zeer nauw samenhangen. Je kunt beide grootheden wel van
elkaar onderscheiden, maar nooit van elkaar scheiden. De combinatie van beide wordt aangeduid
met het begrip functionele anatomie. Dit begrip behandelt de bouw van het menselijk lichaam in
directe relatie met de lichaamsfuncties.
Ken je een aantal veelgebruikte onderzoeksmethoden die anatomische en fysiologische kennis van
Grégoire, 1.2
- Inspectie – Observeer systematisch de buitenant van het lichaam
- Palpatie – Tast met de handen en vingers het lichaamsoppervlak op zo’n manier af dat je iets
te weten komt over de dieper gelegen structuren.
- Percussie – Klop aan de buitenkant op een deel van het lichaam om uit de hoogte van de
toon een indruk te krijgen over de toestand van het onderliggende weefsel.
- Auscultatie – Luister met je stethoscoop naar geluiden die door het lichaam geproduceerd
worden.
- Laboratoriumonderzoek – Onderzoek van weefsels en vloeistoffen zoals bloed, speeksel of
urine.
- Röntgen – X-straling om opname te maken van botten in het lichaam. Botten lichten wit op
doordat kalkhoudende botten de röntgenstraling niet absorberen.
- Computertomografie – CT, maakt zachtere weefsels zichtbaar door röntgenstraling
- Angiografie – Wordt gebruikt om afwijkingen in de hartholten en in de bloedvaten op te
sporen.
, - Magnetic resonance Imaging – MRI, Wordt gebruikt om bepaalde eigenschappen van de
structuren en weefsels weer te geven. Lucht en weefsels die weinig of geen water bevatten,
bijv. botweefsel, geven geen signaal af en zien er op de MRI zwart uit.
- Echografie/ Echoscopie – beeldvormend onderzoek met behulp van ultrageluidstrillingen.
- Doppleronderzoek – Hiermee kunnen door middel van hoogfrequente geluidsgolven vooral
de stroomrichting en stroomsnelheid van het bloed in de bloedbaan worden geregistreerd.
- Endoscopie – Alle onderzoeken waarbij gebruik wordt gemaakt van een optische sonde. Met
deze sonde, de endoscoop, kunnen vrijwel alle holle organen en de grote gewrichten van
binnen worden bekeken.
o Laryngoscopie – Strottenhoofd en stembanden
o Bronchoscopie – Luchtwegen
o Gastroscopie – Maag
o Coloscopie – Dikke darm
o Cytoscopie – Blaas
o Hysteroscopie – Baarmoeder
o Laparoscopie – Buikholte
o Artroscopie – Gewrichten
- ECG – Elektrocardiogram, hartactiviteit
- EEG – Elektro-encefalogram, hersenactiviteit
- EMG – Elektromyogram, spieractiviteit
Heb je inzicht in de reductieniveaus en organisatieniveaus binnen de anatomie en fysiologie;
Grégoire, Hfdst. 5
Mens = Levend organisme door samenwerkende orgaanstelsels. -> Orgaanstelsels = Opgebouwd uit
organen en vervullen één of meerdere afzonderlijk te beschouwen taken in het organisme. ->
Organen = Opgebouwd uit weefsels. -> Weefsels = Opgebouwd uit cellen met dezelfde functie en
bouw. -> Cellen = Kleinste bouwstenen en functionele stofwisselingseenheden van het lichaam.
Begrijp je dat het reductieniveau van orgaanstelsels ook zijn beperkingen heeft; Grégoire, Hfdst. 5
Alle orgaanstelsels werken nauw samen en zorgen ervoor dat het organisme mens leeft en
functioneert.
Weet je wat bedoeld wordt met het inwendige en uitwendige milieu van het menselijk lichaam;
Grégoire, Hfdst. 5
Het uitwendige milieu is de buitenwereld, dat wil zeggen de omgeving buiten het lichaam, maar ook
de holte die met de buitenwereld in contact staan (bijv. de darmholte). Tot het inwendige milieu
behoren het weefselvocht ofwel de interstitiële vloeistof rondom de weefselcellen als ook het bloed
en de lymfe.
Weet je wat homeostase betekent; Grégoire, Hfdst. 5
Elk organisme streeft er altijd naar de samenstelling van het inwendige milieu constant te houden of
zo snel mogelijk te maken. Dit wordt homeostase (stabiele toestand) genoemd.
Ken je de basisfuncties van de tien orgaanstelsels in het menselijk lichaam; Grégoire, Hfdst. 5
De vijf vegetatieve orgaanstelsels en hun functies zijn:
- circulatiestelsel − transport en afweer
- spijsverteringsstelsel – voeding
- urinewegstelsel – uitscheiding
- ademhalingsstelsel – gaswisseling
- huid − begrenzing