Complete samenvatting van alle hoorcolleges die bij deeltentamen 2 horen. De bijbehorende bladzijdes uit Silverthorn zijn ook meegenomen in de samenvatting. Ook zit het gastcollege erbij van Harm Krugers en een uitwerking van belangrijke vragen en histologische afbeeldingen uit het Microscoop Pract...
HC 19 – 20: schildklier
Silverthorn 770-775 en 779-783
Schildklier = thyroid, produceert schildklier hormoon.
Parathyroid = bijschildklier, hier worden ook hormonen gemaakt
- PTH (Ca2+ gehalte in bloed verhogen)
- Calcitonine (antagonist van PTH, dus laat Ca2+ gehalte in
bloed dalen)
Calcitonine wordt geproduceerd in C-cellen tussen thyroid
follikels
Schildklier is opgebouwd uit follikels (met vloeistof/colloïd
gevulde holte, gevoerd met eenlagig plat epitheel). De
follikelcellen maken het glycoproteine thyroglobuline wat in het
colloïd wordt bewaard. Ook maken follikelcellen enzymen voor de
aanmaak van thyroid hormoon. De witte sterretjes zijn kleine
resorptie vacuoles.
Van tyrosine worden catecholamines en thyroid hormonen (T3 en
T4) gemaakt. T3 en T4 zijn dimeren van de aromaat in tyrosine.
Synthese van thyroid hormoon in een thyroid follikel cel
Thyroid hormoon secretie
1. Na/I symporter brengt I-
de cel in. Pendrin transporter
beweegt I- het colloid in
(midden van de follikel
2. Follikel cellen
synthetiseren enzymen en
thyroglobuline voor het colloïd
3. Thyroid peroxidase
maakt gejodeerd
thyroglobuline. Hierdoor
worden T3 en T4 gemaakt.
Gejodeerd thryoglobuline
wordt bewaard in het colloïd
van de follikel
4. TSH stimuleert de
heropname van thyroglobuline
de follikelcellen in mbv
vesicles. Zo’n vesicle fuseert
met een lysosoom, warin lysosomale proteases thyroglobuline hydrolyseren.
T3 en T4 komen vrij (en MIT en DIT ook).
5. Van MIT en DIT worden de I-’s eraf gehaald om verspilling van jodium te
voorkomen. T3 en T4 kunnen de circulatie in.
MIT = monoiodotyrosine = I + tyrosine (3x I)
DIT = diiodotyrosine = I + MIT (4x I).
,Aanmaak is een constitutief proces,
ondersteunt door TSH (maar er is
altijd wel wat TSH aanwezig).
Iodering loopt ook de hele tijd. Maar
wat bepaald hoeveel
schildklierhormoon er vrijkomt, is de
hoeveelheid endocytose.
Verhoogde schildklierhormoon productie is geïnduceerd onder invloed van TSH. In
het bloed zijn bindingseiwitten aanwezig die 99.96% van het T3/T4 binden en dus
wegvangen. T3 en T4 zijn namelijk lipofiel. Het laatste deel wat nog vrij is, is wat
verantwoordelijk is voor de effecten van het schildklierhormoon (feedback, effects op
andere target weefsels, hormoon metabolisme en verlies van feces).
TBG = thyroid hormone binding globuline, dus het eiwit in de circulatie wat het
meeste T3 en T4 wegvangt. Functies van TBG:
- Transport,
- Bescherming tegen catabolisme
- Opslag.
Er is dus een dubbele opslag, in de schildklier zelf maar ook dmv TBG in het bloed.
Daardoor kunnen we in periodes van jodium schaarste heel lang nog overleven.
Tegenwoordig is dat niet meer echt relevant.
Binding aan receptor
T3 is de actieve vorm van
schildklierhormoon. Om van T4 T3 te maken
wordt een deiodinase gebruikt om een
jodium van T4 te halen.
T3 kan gelijk door de kern in om te binden
aan een nucleaire receptor. T4 vorm wordt
eerst omgezet tot T3 voordat het naar de
kern kan. Daarnaast heb je mogelijk ook
inhibitoire activiteit binnen de cel wat T3 of
T4 kan afbreken om het effect te
voorkomen.
,Regulatie van schildklierhormoon productie
Regulatie van de hormoonproductie gaat via een klassiek hypothalamus-hypofyse-
periferie model.
1. De hypothalamus geeft TRH (thyrotropin-releasing hormone) af. Dit heeft
controle over de secretie van TSH (thyroid stimulating hormone) van de
hypofyse.
2. TSH werkt op de schildklier en stimuleert hormoon synthese.
3. T3 en T4 worden dus gemaakt. T3 is de actieve vorm. T3 en T4 hebben
meerdere metabole effecten.
4. T3 en T4 hebben een negatieve feedback op TSH en TRH.
Belangrijkste effect van schildklierhormoon is thermogenese, dus de aanmaak van
‘metabole hitte’ door middel van de toename van zuurstofconsumptie.
Daarnaast interacteren schildklierhormonen met andere hormonen om eiwit,
koolhydraat en vet metabolisme te moduleren.
In kinderen is schildklierhormoon erg belangrijk voor expressie van groeihormoon,
dus heeft het te maken met normale (bot)groei en ontwikkeling (vooral van het
zenuwstelsel: eerste jaren worden myeline en synapsen gevormd oiv T3/T4).
‘Tonic release’ in bovenstaand plaatje houdt in:
- Kou en stress hebben effect op alfa-adrenerge neuronen (adrenaline
vormende neuronen). Onder invloed van kou en stress komt er meer TRH-
afgifte door de hypothalamus → meer TSH → meer T3/T4 → thermogenese
- Dopamine heeft juist een remmend effect op TSH-afgifte door de hypofyse
- Maar: kou heeft alleen effect bij warmbloedige dieren
, Effecten van TSH op de schildklier:
- Receptoren voor TSH zitten alleen op de tyrocyten.
- Nadat TSH bindt met de receptor vindt er een klieving plaats van de receptor
waardoor het actief wordt.
- Second messengers worden aangezet: cAMP → PKA / IP3 → Ca2+/DAG→
PKC. Second messengers geven een snelle reactie en hebben te maken met
hormoon synthese.
- Groeifactoren worden aangemaakt
(autocrien). Dit is een long-term effect
waardoor TSH in het struma
toeneemt. Groeifactoren geven een
langzame reactie beïnvloeden groei.
Activatie van schildklierhormoon receptor
leidt tot:
- Verhoogde zuurstof consumptie en dus verhoogde metabolisme activiteit.
Daarbij hoort:
o Verhoogde ademhaling
o Stimulatie nierfunctie
o Warmte wordt geproduceerd
o Verhoogde zweetproductie
o (op lange termijn, en gepaard met weinig calorieën intake) verminderde
spiermassa en adipose weefsel massa
o Verhoogde mobilisatie van koolhydraten, eiwitten en vet
o Meer voedsel intake/trek
o Verhoogde hartfunctie (want verhoogde zuurstof consumptie)
Dit zijn ‘whole body’ effecten.
Bijna alle cellen in het lichaam brengen het schildklierhormoon receptor tot
expressie. Daarom heb je dus ‘whole body’ effecten op de metabolisme bijv.
Hormoon functies:
- Stimuleert differentiatie/ontwikkeling van diverse cel- en weefseltypen
gedurende embryo ontwikkeling.
o Embyronic brain: neuronale en gliale cellen groeien. Myeline productie,
synaps formatie.
o Postnatale botgroei
- Schildklierhormonen induceren bijv ook in de sertoli cellen de expressie van
androgene receptoren. Dus meer receptoren in sertoli cellen voor androgenen
→ meer stimulatie oiv androgenen
Non-shivering thermogenese
Gewoon opslagvet is ‘white adipose tissue’. Maar je hebt ook bruin vet, ‘brown
adipose tissue’, dit zijn vele kleine vet vacuolen in een cel. Met name in dit bruine
vetweefsel is er een verhoogde zuurstof consumptie geïnduceerd door
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ameliathompson99. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,69. Je zit daarna nergens aan vast.