Kennistoets 1.1
Verpleegkundige zorgverlening
1.1 Benoemen wat visie op verplegen is:
Een visie is een geheel van ideeën en overtuigingen over wat belangrijk is in een organisatie.
De meeste visies van zorginstellingen staat tegenwoordig de zorgvrager centraal. Dat
betekent dat organisaties uitgaan van de wensen en de behoeften van de zorgvrager.
- Vraaggerichte zorg: Een gezamenlijke inspanning van patiënt en hulpverlener die erin
resulteert dat de patiënt de hulp ontvangt die tegemoetkomt aan zijn wensen en
verwachtingen en die tevens voldoet aan professionele standaarden.
- Vraag gestuurde zorg: De zorgvrager bepaalt daadwerkelijk het aanbod; er wordt niet
alleen richting gegeven aan het zorgaanbod. De zorgvrager stuurt zijn eigen zorg. Hij
bepaalt de inhoud en de organisatie van de zorg, met het beschikbare budget.
- Belevingsgerichte zorg: Beleving die de zorgvrager heeft van zijn situatie, zijn ziekte
en mogelijkheden het uitgangspunt van de zorgverlening.
Formuleren wat binnen verpleegkunde wordt verstaan onder gezondheid en ziekte:
Gezondheid:
De World Health Organization (WHO) definieerde in 1948 gezondheid als 'een toestand van
volledig, lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden'.
Inmiddels (2011) andere benadering: the ability to adapt and self manage in the face of
social, physical, and emotional challenges. Bij deze benadering staat niet de aandoening (of
de afwezigheid daarvan) centraal, maar het aanpassingsvermogen van personen en het
vermogen tot zelfmanagement, wanneer men te maken krijgt met problemen en
uitdagingen op sociaal, lichamelijk en emotioneel gebied.
1.2 Herkennen wat het belang is van zelfzorg en zelfmanagent ten aanzien van de oudere
zorgvrager:
- Zelfmanagement: de zorgvrager heeft een set van vaardigheden nodig om te kunnen
omgaan met zijn gezondheidsprobleem. Het wordt in gezet om
zorgonafhankelijkheid vergroten en kwaliteit van leven te waarborgen. Gericht op
voorkomen van gezondheidsproblemen. Belangrijk onderdeel eigen regie is: het
vermogen om je eigen leven en noodzakelijke ondersteuning te regelen en het
praktische vermogen om jezelf te redden in lichamelijk, sociaal en psychisch opzicht.
- Doel: gericht op behouden of verbeteren van dagelijks functioneren.
- Succesvol: als mensen met een chronische ziekte een evenwicht vinden. Patiënten
nemen zelf taken op zich die voorheen door zorgverleners werden gedaan.
,Benoemen welke hulpmiddelen de zorgvrager kan gebruiken om de mobiliteit te
verbeteren en zelfregie behouden:
Rollator, looprekje, douchekrukje, handvaten enz.
Opsommen welke verpleegkundige interventies worden toegepast om het valrisico bij
ouderen te verminderen en zelfregie te stimuleren:
Voorlichting, geneesmiddelencheck, veilige omgeving, ogencheck, vitamine D
1.3 Benoemen hoe pijnbeleving werkt:
De International Association for the Study of Pain (IASP) definieert pijn als: ‘Een onplezierige
sensorische en emotionele ervaring, geassocieerd met actuele of potentiële weefselschade,
of beschreven in termen van dergelijke schade.
• Acute pijn: plotseling opkomend met een snel verloop en (hevige) verschijnselen.
• Chronische pijn: wanneer de pijn, continu of met onderbrekingen, langer bestaat dan drie
maanden, of als de pijn langer duurt dan de verwachte tijd voor herstel na beschadiging
of ziekte.
• Neuropathische pijn: ook wel zenuwpijn genoemd, door een beschadiging of ziekte in het
zenuwstelsel.
• Sociale pijn: bv buitengesloten worden
• Psychische pijn: mentaal (vervelende gebeurtenis)
• Fantoom pijn: ontbrekend lichaamsdeel
Poorttheorie Melzack en Wall= andere binnenkomende prikkels kunnen pijnprikkels
wijzigen. Poort pijnlijke prikkel dicht.
Formuleren welke meetinstrumenten pijn registeren:
Pijnanamnese, gedragsobservatie, de pijnschaal, het pijndagboek.
- VAS (visueel analogische score) → bestaat uit een 10 centimeter lange horizontale
lijn die loopt van 'Geen pijn' (0) tot 'ergst denkbare pijn' (10). De patiënt wordt
gevraagd hierop een markering aan te brengen. Ook NRS en VRS.
, Benoemen hoe je als verpleegkundige pijn herkent.
Signalen gezichtsuitdrukking, gedrag, stem, lichaam.
Tegen pijn: warmte, medicijnen, zalf
1.4 Benoemen welke aandachtspunten er algemeen geleden voor medicijngebruik.
Benoemen hoe je medicatieveiligheid kunt waarborgen.
De 5x juist regel
1. Het juiste medicijn
• Vergelijk informatie op medicijnverpakking of baxterzakje met de toedienlijst. Let op:
kijk ook naar de vervaldatum van het medicijn
2. De juiste cliënt
3. Het juiste tijdstip
4. De juiste manier van toedienen
• Volg de instructies van de toedienlijst. Daarnaast moest u bekend zijn met de
betreffende toedieningsvorm.
5. De juiste dosis
Redenen voor therapieontrouw noemen.
Moeite met innemen van medicijnen (slikproblemen)
Geloof
Bijwerkingen
Te weinig kennis
Eigenwijs
Toediening doet pijn
Vergeetachtigheid, verward
1.6 Opsommen welke verpleegkundige zorg wordt gegeven aan zorgvragers in de pre-
en postoperatieve fase.
Preoperative fase (voor)
• Inlichten operatie, nuchterbeleid, identiteit checken, stolling bloed, allergieën, stress
verminderen, medische anamnese, psycoscociaal
‘Per’operatieve fase (tijdens)
- Handen wassen, handschoenen aantrekken
- Omloop: geeft alles aan, hoeft niet steriel te zijn.
- Assistent: houdt bijv. wond open of zuigt bloed af.
- Anesthesist: zorgt ervoor dat de bloeddruk goed blijft, genoeg zuurstof in het bloed.
Komt af en toe kijken of alles goed is.