Verdiepend staats- en bestuursrecht
Hoorcollege 1: 2 februari 2020
De persoon als burger en de rechten van de burger
LEERDOELEN
Dit collegestelt de burgerals kernbegrip van het constitutionele recht centraal en beschrijft de
(historische) ontwikkeling van het begrip ‘burgerschap’, niet alleen in Nederland, maar ook
bijvoorbeeld indeEuropese Unie en de Verenigde Staten). Dit kernbegrip heeft met de komst
vanvluchtelingenen andere migranten alleenmaar aan belang gewonnen.
HET LEERSTUK VAN BURGERSCHAP EN BURGERRECHTEN PLAATSEN IN DE CONSTITUTIONELE
LEVENSCIRKEL
Burgerschap verwijst naar de nationale verbondenheid van een mens aan een staat:
staatsburgerschap. Dit kan worden verworven door: geboorte, naturalisatue, door optie (korte
inburgeringsprocedure) of door de band die men heeft met de staat (ius nexus: is het voorstel). Art.
15 Universele verklaring van de rechten van de mens bepaalt dat “eenieder recht heeft op een
nationaliteit”, deze bepaling is niet bindend. Art. 2 Gw zegt dat de wet regelt wie Nederlander is.
Daarnaast bepaalt art. 9 VEU dat “burger van de unie eenieder is die de nationaliteit van een lidstaat
bezit”. Dit komt naast het nationale burgerschap en treedt niet op in de plaats daarvan.
Burgerrechten zijn aan de staatsburgers gewaarborgde fundamentele rechten die hen in staat stellen
actief en volledig aan het openbare leven van hun staat deel te nemen. Rechten die aan de burgers
toekomen, dat wil zeggen rechten die men toekomt omdat zij juridisch burger zijn. Staatsburgers
hebben bepaalde rechten, die niet de rechten van eenieder mens zijn. De burgerrechten zijn dus
rechten die verbonden zijn aan het gegeven dat je juridisch burgerschap kent van een staat.
Grondrechten = (enkele) rechten van de mens + burgerrechten. Rechten van de mens zijn rechten
verbonden aan het gegeven dat je een mens bent. Bijvoorbeeld het recht op leven, beschermen van
de menselijke waardigheid (sommige zijn in te perken omwille van de legitieme belangen, andere zijn
zo diep verbonden met de persoonlijke waardigheid dat zij niet beperkt mogen worden)
Het burgerschap kent twee kanten: (1) inclusie = insluiting: burgers die erbij horen, die zijn
opgenomen (juridisch bezien) en (2) exclusie = uitsluiting: geen burgers zijn zij die er niet bij horen,
die juist niet zijn opgenomen (juridisch bezien). Het moeilijker maken voor iemand om
staatsburgerschap te verwerpen leidt niet tot een beperking van de immigratie maar tot een
beperking van de integratie. Het staatsburgerschap als voltooiing van het immigratieproces.
Bij de constitutionele levenscirkel kan op elk punt worden vertrokken. Burgerschap heeft te maken
met de rechtspositie van de burger. Rechten van de burger om het kiesrecht uit te oefenen, maar
ook om gevrijwaard te worden tegen uitzetting. Door het uitoefenen van het kiesrecht kan men zijn
(voice) stem laten horen als burger gelet op de representatie. Vervolgens zorgt de representatie van
art. 50 Gw – de Staten-Generaal – in vertegenwoordiging van alle Nederlandse burgers, daar heb je
hem weer: burgerlijke rechtspositie, voor de invulling van de wet. Deze fungeert als normatief
medium, op grond waarvan het bestuur en de rechtspraak zijn taak vervult. Zij zijn daarbij tevens
beperkt door de wet. Bestuur zorgt vervolgens weer voor de effectieve verzorging en waarborging
van de rechten van de burgers en de rechtspraak waarborgt deze. Op deze manier wordt de
rechtspositie van de burger dus verzorgd alsmede bepaald. Daarmee is de cirkel rond.
,ONDERSCHEID TUSSEN BURGERRECHTEN EN MENSENRECHTEN
Burgerrechten zijn rechten die aan een persoon toekomen omwille van juridisch burgerschap.
Mensenrechten komen aan een persoon toe gekoppeld aan het feit dat zij mens zijn. Mensenrechten
beschermen de menselijke waardigheid. Burgerrechten doen aan insluiting van personen die
juridisch burgerschap toekomen en aldus daaraan rechten ontlenen, alsmede aan uitsluiting van juist
die mensen die dergelijke rechten niet toekomen. Concluderend betekent dit dat mensenrechten
rechten zijn die aan eenieder toekomen en burgerrechten uitsluitend voor bepaalde staatsburgers
zijn bedoeld.
WAAROM LEVERT STAATSLOOSHEID EEN PROBLEEM OP MET BETREKKING TOT
GRONDRECHTEN?
Grondrechten zijn burgerrechten en (fundamentele) mensenrechten. Burgerrechten kunnen enkel
worden uitgevoerd als men verbonden is met die staat. Staatsloosheid betekent in die zin ook het
verlies van burgerrechten (kiesrecht en participatie in publieke taken). Veel mensenrechten zijn
slechts effectief genietbaar indien men ook burgerrechten bezit. Daarnaast is het staatsburgerschap
een mensenrecht. Men is juist geen staatsburger als hij/zij stateloos is. Art. 15 Universele verklaring
van de rechten van de mens bepaalt dat eenieder recht heeft op een nationaliteit. Art. 12 IVBPR
bepaald dat eenieder het recht op vrije verplaatsing en migratie heeft. Indien men niet voldoende in
zijn rechten als staatsburger wordt beschermd ontstaat vluchtelingschap, zoekende naar aanspraak
tegen vervolging in een andere staat. Nationaliteit wordt wel de ‘right to have rights’ genoemd: met
een nationaliteit heb je toegang tot essentiële mensenrechten. Voor staatlozen is dat niet
vanzelfsprekend. Staatlozen zijn uitermate kwetsbaar voor uitbuiting en discriminatie. Zij hebben
toegang tot slechts een beperkt aantal mensenrechten, zoals het recht op onderwijs en zorg.
WAAROM NEEMT BURGERSCHAP EEN CENTRALE PLAATS IN IN DE
DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT?
Veel rechten kenmerkend voor een democratische rechtsstaat zijn afhankelijk van het burgerschap.
Om je stem binnen de rechtsstaat te kunnen en mogen laten horen, heb je het Nederlanderschap
nodig. Dit is nodig voor participatie. Centraal voor een democratische rechtsstaat is de mogelijkheid
tot deelname in publieke taken en het kiesrecht. Democratisering betekent dat mensen het recht
hebben om als burger deel te nemen in een constitutioneel verband.
(a) het actief en passief kiesrecht art. 4 Gw jo art. 54 en 56 (b) gelijke benoembaarheid art. 3 Gw in
openbare diensten (c) sociale bijstand ingevolge art. 20 lid 3 Gw voor alle ‘Nederlanders’ (d) de
Staten-Generaal vertegenwoordigt het gehele Nederlandse volk op grond van art. 50 Gw.
HET VERBAND TUSSEN STAATSBURGERSCHAP EN UNIEBURGERSCHAP
UITLEGGEN
Op grond van art. 9 VEU jo art. 20 VWEU ontstaat het Unieburgerschap afhankelijk van wanneer het
burgerschap van één van de staten van de Unie ontstaat. Het Unieburgerschap bestaat naast het
staatsburgerschap en is derhalve niet afhankelijk van het staatsburgerschap. Wanneer men het
staatsburgerschap van de lidstaat zou verliezen, dan verliest hij ook het unieburgerschap. Zie hier
HvJEU Rottman: Rottman verloor zijn unieburgerschap omdat hij staatsloos werd. Dat belang moet
wel worden meegewogen in de beslissing dat ertoe leidt dat het individu staatsloos wordt.
,Hoorcollege
De constitutionele levenscirkel
de wet als
normatief
medium
van bijzonder van algemeen
naar algemeen: naar bijzonder:
representatie bestuur en
rechtspraak
rechtspositie
van de burger
De rechtspositie van de burger staat centraal en centraal staat hoe hij invloed kan hebben op de
totstandkoming van regels. Andersom: hoe komen we van algemene regels naar de rechtspositie van
de burger? Kijk naar de geleden normstelling door bijvoorbeeld het nemen van beschikkingen.
Grondrechten is een verzamelsnaam = rechten van de mens + burgerrechten
Rechten hebben is juridisch persoon zijn (in het procesrecht: legal standing), stem hebben is
juridisch burger zijn
Burgerrechten zijn de aan de staatsburger gewaarborgde fundamentele rechten die hen in
staat stellen actief en volledig aan het openbare leven van hun staat deel te nemen. Denk
aan actief en passief kiesrecht.
Rechten van de mens komen aan iedere persoon zonder onderscheid toe en beschermen de
menselijke waardigheid
‘Burger’ verwijst naar nationale verbondenheid
‘Persoon’ verwijst naar de waardigheid van iedere mens, waarvan we verlangen dat die
universeel wordt erkend. Absoluut verbod van slavernij en mensonterende behandeling,
zoals foltering, vrijheid te gaan en te staan waar je wilt, behoudens beperkingen op
wettelijke basis
Staatsregeling voor het Bataafsche Volk (1798)
Artikel 16
Iedere Burger mag zijn gevoelens uiten en verspreiden, op zoodanige wijze, als hij goedvindt, des niet
strijdig met het oogmerk der Maatschappij. De vrijheid der Drukpers is heilig, mids de Geschriften
met den naam van Uitgever, Drukker, of Schrijver voorzien zijn. Dezen allen zijn, ten allen tijde,
aansprakelijk voor alle zoodanige bedrijven, door middel der Drukpers, ten aanzien van afzonderlijke
personen, of der gantsche Maatschappij, begaan, die door de Wet als misdadig erkend zijn.
Onderscheid tussen mensenrechten en burgerrechten gaat dus al ver terug!
Maar wie waren en zijn die burgers?
1796 einde uitsluiting van Joden van de gilden
1863 opheffing slavernij (Engeland in 1833 en Frankrijk in 1848)
1917 vrouwenkiesrecht (passief kiesrecht voor mannen en vrouwen, maar actief kiesrecht
alleen voor mannen; bij wet kon het actief kiesrecht ook aan vrouwen worden toegekend
Wet Marchant van 28 september 1919)
1954 één gelijkwaardig staatsburgerschap in het gehele Koninkrijk
1956 opheffing handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw
, Wat zijn de rechten van de burger volgens de Grondwet?
Artikel 3: gelijke benoembaarheid in openbare dienst
Artikel 50: ‘De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk’
Artikel 4: actief en passief kiesrecht (volgens artikelen 54 en 56)
Artikel 20 lid 3: bijstand ‘Nederlanders hier te lande’
ECLI:NL:HR:2015:1749 (vaststelling Nederlanderschap) Invloed Europese staatsburgerschap op
het nationale recht?
Art. 15 lid 2 RWN (Rijkswet op het Nederlanderschap) bevat drie uitzonderingen op de hoofdregel
van art. 15 lid 1, aanhef en onder a, RWN, volgens welke het Nederlanderschap verloren gaat bij het
vrijwillig aanvaarden van een andere nationaliteit. Die uitzonderingen houden in dat de Nederlandse
nationaliteit niet verloren gaat indien betrokkene (a) in het land van die andere nationaliteit is
geboren en daar ten tijde van de verkrijging zijn hoofdverblijf heeft, (b) voor het bereiken van de
meerderjarige leeftijd gedurende een onafgebroken periode van tenminste vijf jaren in het land van
die andere nationaliteit zijn hoofdverblijf heeft gehad, of (c) gehuwd is met een persoon die die
andere nationaliteit bezit.
Wat moeten we onder een land verstaan? Meneer was in 1952 geboren in Suriname en toen
was dit een disctrict onder het Koninkrijk der Nederlanden. Meneer had de Nederlandse
nationaliteit had na het f worden van Suriname de Surinaamse nationaliteit aangevraagd.
Vroeg later weer om het Nederlanderschap, wilde toen toch weer terug naar de Surinaamse
nationaliteit. HR oordeelt echter dat in dit geval weliswaar op het moment dat betrokkene
werd geboren in Suriname dat dat nog geen zelfstandig land was, maar dat voor de uitleg wel
zo moet worden gezien. Hij voldoet ook aan het onder B gestelde (hoewel het toen nog geen
zelfstandig land was). Dus dit alles leidde niet tot verval van de Nederlandse nationaliteit.
Wat zijn de rechten van de Europese burger volgens de EU-verdragen en het Handvest?
Artikel 9 VEU: burgerschap van de EU op basis van en naast het nationale burgerschap
(nationaliteit) = artikel 20 lid 1 VWEU
Artikel 10 VEU: recht op democratische representatie en participatie
Artikel 20 lid 2 VWEU: vrij verkeer, actief en passief kiesrecht EP en gemeenteraden (dus
hierin wordt het recht verleend om deel te nemen aan gemeenteraadsverkiezingen en dus
niet aan tweede kamer of provinciale verkiezingen dit is niet gek omdat via de provincie de
eerste kamer wordt gekozen), diplomatieke en consulaire bescherming en petitierecht,
uitgewerkt in artikelen 21-23 VWEU (volgens artikelen 39-46 Handvest)
ECLI:EU:C:2006:545 (Eman & Sevinger / B&W Den Haag)
Het beginsel van gelijke behandeling staat er evenwel aan in de weg dat de gekozen criteria
meebrengen dat onderdanen die zich in vergelijkbare situaties bevinden, zonder objectieve
rechtvaardiging ongelijk worden behandeld
Beide heren wilden deelnemen aan de Europees Parlement verkiezingen. De Nederlandse kieswet
stond daarin in de weg, omdat werd bepaald dat diegene die aan de verkiezingen konden deelnemen
dezelfde waren als die aan de Tweede Kamerverkiezingen konden deelnemen volgens de Kieswet.
‘Wij zijn Unieburger’ en het is het Koninkrijk der Nederlanden dat lidstaat is van de Europese Unie.
Ook inwoners van Aruba zijn Unieburgers. Hof komt: er mogen wel voorwaarden worden gesteld aan
het kiesrecht, maar het beginsel van gelijke behandeling zorgt ervoor dat er zonder objectieve
rechtvaardiging ongelijk worden behandeld. Dus komt het Europees kiesrecht voor het Europees
Parlement ook toe aan inwoners van de Caribische gebieden.
ECLI:EU:C:2010:104 (Rottmann) lidstaat beslist uitdrukkelijk = intrekkingsbeslissing
Het Unierecht, met name artikel 17 EG (=artikel 20 VWEU), verzet zich er niet tegen dat een lidstaat
de door naturalisatie verkregen nationaliteit van die lidstaat van een burger van de Unie intrekt