Week 1. Kostprijzen van producten/diensten
Kosten: aan perioden, functie of producten toegerekende (toekomstige) gelduitgaven die verband houden met
de opoffering van productiemiddelen.
Kostprijs is geen doel op zich, maar middel tot andere doelen:
1. Input voor verkoop- en productieplan (budgettering) – Opstellen van verkoop-/productieplan
2. Input voor control van het productieproces (management control) – Monitoren van productieproces
3. Input voor de waardering van voorraden (jaarverslag) – Bv: ‘Hoeveel zijn de vaccins waar die je aan het
ontwikkelen bent?’
4. Input voor de onderhandeling in de triade (marktordening)
Triade = driehoek bestaande uit zorgaanbieder, zorginkoper (verzekeraar) en zorggebruiker.
Voorbeelden van kosten in een product/dienst
- De kosten van grond- en hulpstoffen: uitval (afgekeurde grond- en hulpstoffen), afval + grond- hulpstoffen die in
het product gaan.
- De kosten van arbeid
- De kosten van duurzame productiemiddelen: kosten voor afschrijven en rentekosten voor productiemiddelen die
lange tijd meegaan. Het gaat hier niet om voorraad.
- De kosten van de grond
- De kosten van de diensten van derden
- De kosten van de belastingen: belasting van goederen, belasting van winst.
- De rentekosten
Kosten en kostprijs: Integrale calculatie vs. Variabele kosten calculatie
Variabele kosten calculatie: berekening kostprijs alleen gericht de direct variabele kosten (bv. Productiekosten).
Vaste kosten worden beschouwd als periodekosten en worden dus niet meegenomen.
- Voordeel: inzicht op de minimale prijs waarmee een product verkocht kan worden. Kan nuttig zijn bij
beslissingen over kostenbeheersing/productie- en afzetplanning.
Integrale calculatie (full costing): gaat om de kostenprijzen waarbij je zo goed mogelijk de totale kosten per
eenheid product berekent, dus zowel directe als indirecte kosten.
Basisvormen integrale calculatie:
1. Delingscalculatie 3. Opslagmethode
2. Equivalentiemethode 4. Kostenplaatsmethode
5. Doorontwikkeling kostenplaatsmethodiek (niet belangrijk voor tentamen)
(i) Delingscalculatie
KDc = Kostenprijs delingscalculatie
𝐶+𝑉
𝐾𝐷𝑐 = C = constant costs (vaste kosten)
𝑁𝑜𝑟𝑚𝑎𝑙𝑒 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒
V = variable costs (variabele kosten)
Voordeel: eenvoudig
Nadeel: alleen toepasbaar bij homogene productie, is dus niet realistisch.
Voorbeeld:
Aantal patiënten (per jaar) 1.000
Kosten per patiënt € 200
Vaste kosten (per jaar) € 800.000
KDc = (800.000 + 200 * 1.000) / 1000 = € 1.000 → Kostprijs voor het product is € 1.000
1
, (ii) Equivalentiemethode
Equivalentiemethode = het met een uniforme verdeelsleutel omzetten van heterogene producten naar homogene
producteenheden. Verwerking conform delingscalculatie, maar het uitgangspunt is anders.
Voordeel: nog steeds eenvoudig
Nadeel: alleen toepasbaar bij beperkt aantal producten met onderlinge verwantschap.
Voorbeeld:
Aantal Tijdsduur Kosten 𝐶+𝑉
𝐾𝐸𝑚 =
Patiënten (per jaar) 1.000 𝑁𝑜𝑟𝑚𝑎𝑙𝑒 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒
Waarvan 60-75 jaar 600 1,00
Waarvan > 75 400 1,25
Variabele kosten per patiënt € 200
Vaste kosten (per jaar) € 800.000
C+V → Totale kosten = 1.000 * € 200 + € 800.000 = € 1.000.000
Normale productie → Totale volume (productie) = 600 * 1,00 + 400 * 1,25 = 1.100 patiënt(tijd)eenheden
KEm → Kosten patiënteenheden = € 1.000..100 = €909,09
Kosten per behandeling:
- 60-75 jaar = 1,00 * € 909,09 = € 909,09
- >75 jaar = 1,25 * € 909,09 = € 1.136,36
Controleberekening: 600 * € 909,09 + 400 * € 1.136,36 = € 1.000.000
(iii) Opslagmethode
𝑉𝑒𝑟𝑤𝑎𝑐ℎ𝑡𝑒 𝑖𝑛𝑑𝑖𝑟𝑒𝑐𝑡𝑒 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛
𝑂𝑝𝑠𝑙𝑎𝑔𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡𝑎𝑔𝑒 = × 100%
𝑉𝑒𝑟𝑤𝑎𝑐ℎ𝑡𝑒 𝑑𝑖𝑟𝑒𝑐𝑡𝑒 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛
Opslagmethode = methode waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen directe en indirecte kosten. Hier worden de
indirecte kosten aan producten toegerekend door de directe kosten met een bepaald percentage te verhogen.
- Alleen mogelijk indien er een verband vastgelegd kan worden tussen de omvang van de indirecte en directe kosten.
- Indirecte kosten worden met een uniform opslagpercentage op directe kosten over de producten verdeeld.
- Gebruiken van opslagmethode om het percentage te berekenen dat bovenop de kostprijs komt om de
gewenste verkoopprijs te verkrijgen.
Voordeel: eenvoudig toe te passen bij heterogene productie
Nadelen: veronderstelling lineair verband & onnauwkeurig bij groot aandeel indirecte kosten
Voorbeeld:
Aantal Tijdsduur Kosten Totale kosten op instellingsniveau (uit jaarrekening)
Patiënten (per jaar) 1.000 Totale kosten € 280.000.000 (100%)
Waarvan 60-75 jaar 600 1,00 Waarvan direct € 200.000.000 (71%)
Waarvan > 75 400 1,25 Waarvan indirect € 80.000.000 (29%)
Variabele kosten per patiënt € 200
Vaste kosten (per jaar) € 800.000
Opslagpercentage = (€ 200.000.000 / € 80.000.000) x 100% = 40%
Totale directe specifieke behandelkosten = € 200 * 1.000 + € 800.000 = € 1.000.000
Totale indirecte kosten = 0,4 * € 1.000.000 = € 400.000
Totale kosten = € 1.000.000 + € 400.000 = € 1.400.000
Kosten per behandeling: 60-75 jaar = € 909,09 * 1,04 = € 1.272,73
>75 jaar = € 1.136,36 * 1,04 = € 1590,90
2