Maatschappijwetenschappen
HOOFDSTUK 12
12.1
Binnen een land is er een dominante, overheersende cultuur. De cultuurdimensies van
Hofstede helpen om duidelijk te maken hoe culturen van elkaar verschillen.
- Grote machtsafstand vs. kleine machtsafstand is de mate waarin minder machtige
leden in een land verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.
- Individualistisch vs. collectivistisch. Of binnen de samenleving het groepsbelang
of het individuele belang voorgaat.
- Lage onzekerheidsvermijding vs. hoge onzekerheidsvermijding is de mate
waarin de dragers van een cultuur zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende
situaties. De behoefte aan voorspelbaarheid.
- Langetermijngerichtheid staat voor het streven naar beloning in de toekomst door
middel van spaarzaamheid en volharding. Kortetermijngerichtheid verwijst naar
deugden als respect voor traditie, het voorkomen van gezichtsverlies, en het voldoen
aan sociale verplichtingen.
- Masculien is een samenleving waarbij emotioneel sekserollen tussen mannen en
vrouwen duidelijk gescheiden zijn en mensen initiatief nemen. Feminien is als
sekserollen elkaar overlappen en de samenleving gericht is op samenwerking en
consensus.
Culturen zijn tijd- en plaatsgebonden; ze veranderen door invloeden van de politiek en
economie. Je kunt mensen uit een cultuur vaak herkennen aan immateriële aspecten (taal,
waarden en normen) en materiële aspecten (kleding, architectuur). Door socialisatie
maakt iemand zich de cultuur van de samenleving eigen. Binnen groepen vindt er
beïnvloeding en cultuuroverdracht plaats. Mensen verwerven kennis, vaardigheden,
waarden en normen en gedragspatronen.
Naast de dominante cultuur zijn er ook vaak subculturen te onderscheiden. Deze wijken
deels af van de dominante cultuur. In-en uitsluitingsprocessen kunnen leiden tot het
verwerven van stereotypen en vooroordelen door groepsleden van een (sub)cultuur.
Economisch kapitaal is financieel bezit of een hoog inkomen. Sociaal kapitaal zijn de
connecties, netwerken, en respect die een groep heeft. Cultureel kapitaal zijn culturele
competities, waaronder kennis, houdingen, opvattingen en smaak die kenmerkend zijn voor
hoge sociale posities.
Enculturatie: Het aanleren en verwerven van de cultuur waarin iemand geboren wordt.
Acculturatie: Het aanleren en verwerven van een andere cultuur dan die waarin iemand is
opgegroeid.
Functies van socialisatie:
- Continuering van de cultuur
- Verandering van de cultuur
- Identificatie met de cultuurgroep
- Identiteitsontwikkeling van het individu
- Gedragsregulering: gedrag van groepsleden wordt voorspelbaar
,Als een politiek regime geaccepteerd wordt door de bevolking, noemen we dat een legitiem
politiek systeem. Dit is meestal een democratie, maar kan zelfs een dictatuur zijn. Als maar
een klein gedeelte van de bevolking legitiem is, heeft de overheid geweldsmonopolie.
Nederland is een democratie dus heeft volkssoevereiniteit. Om dit te organiseren zijn er
verkiezingen, zodat een kleine groep het volk vertegenwoordigd. Toch kunnen burgers zich
in een democratie niet gehoord voelen, er is dan een probleem met de politieke cohesie. Dit
wordt de kloof tussen burger en politiek genoemd.
Een democratie heeft 6 politieke vereisten:
1. Gekozen volksvertegenwoordigers controleren de regering
2. Vrije, en eerlijke verkiezingen
3. Vrijheid van meningsuiting
4. Vrijheid van vereniging
5. Inclusief burgerschap: alle volwassenen hebben dezelfde rechten
6. Toegang tot meerdere informatiebronnen
Socioloog Kees Schuyt onderscheidt een drietal problemen rondom politieke cohesie:
1. De bindingen tussen burgers en de politiek (betrokkenheid) zou verminderd zijn.
2. De bestuurlijke schaalvergroting = wanneer verschillende besturen samen gaan
werken. Dit zorgt ervoor dat burgers geen echte connectie hebben met ‘hun’ bestuur,
de besluiten gelden niet meer alleen voor hun.
3. Er wordt vaktaal gebruikt die mensen niet begrijpen.
3 visies van representatie:
- Afspiegelingsmodel: de volksvertegenwoordiging moet zoveel mogelijk lijken op de
samenstelling van het volk
- Rolmodel: gaat meer over de standpunten -> de standpunten moeten gelijk zijn
- Partijenmodel: gaat over politieke partijen, er wordt binnen de partij dan
verschillende standpunten vertegenwoordigd.
Er is een onderscheid tussen politieke instituties en politieke instellingen. Instituties zijn
regels, en deze moeten worden nagestreefd door de instellingen. Naar een instelling kun je
een brief sturen, naar een institutie niet.
Er is een verschil tussen coalitie- en oppositiepartijen. Partijen in de coalitie vormen
samen de regering en zij werken samen voor een gemeenschappelijk doel: het uitvoeren
van het beleid dat zij samen hebben opgesteld. Ze moeten bij hun samenwerking vaak iets
opgeven, ze moeten geven en nemen om tot een compromis te komen dus leveren een stuk
van hun ideologie in. Voor oppositiepartijen is het vaak lastig om samen te werken omdat ze
niet aan een gezamenlijke afspraak gebonden zijn en daardoor hun eigen ideologie voorop
stellen. De oppositie werkt soms samen om het kabinet of ministers te vervangen, en soms
werken ze samen met de coalitie omdat ze het eens zijn met ze.
12.2
4 dimensies van standpunten:
- Dimensie 1: Links - rechts. Voorbeeld: Hoeveel moet de overheid zich bemoeien
met de economie? Links: veel, Rechts: weinig.
, - Dimensie 2: Progressief - conservatief. Voorbeeld: Hoeveel vrijheid hebben
mensen in ethische kwesties? Progressief: veel, Conservatief: weinig.
- Dimensie 3: Nationalisme - internationalisme. Voorbeeld: Is een land meer op het
binnenland of op het buitenland gericht. Nationalisme: binnenland, Internationalisme:
buitenland.
- Dimensie 4: Materialisme - postmaterialisme. Voorbeeld: Zijn actoren meer gericht
op tastbare of abstracte zaken? Materialisme: tastbare, Postmaterialisme: abstract.
De dimensies hebben niet direct iets met elkaar te maken maar kunnen wel aan elkaar
worden gekoppeld. Links en rechts worden dan als overkoepelende begrippen gebruikt.
● Links houd dan in: progressief, internationalisme, en postmaterialisme.
● Rechts houd dan in: conservatief, nationalisme en materialisme.
Mensen kunnen standpunten hebben die niet bij elkaar passen. Bij een ideologie kan dit
niet, de standpunten moeten samenhangen en gaan over een ideale samenleving,
Deze 3 ideologieën liggen allemaal in het midden -> niet extreem links of rechts.
● Socialisme/sociaaldemocratie: gelijkwaardigheid en een sterke, sturende rol van
de overheid om dit te kunnen realiseren.
● Liberalisme: individuele rechten en individuele vrijheden. Soms meer links en soms
meer rechts.
● Confessionalisme: christelijke waarden, samenwerking en harmonie. Soms meer
links en soms meer rechts want waarden van religies verschillen.
De vragen die per ideologie gesteld worden zijn:
- Politiek: hoe moet de macht in een samenleving verdeeld worden?
- Economisch: Hoe moeten goederen geproduceerd en gedistribueerd (verdeeld)
worden?
- Cultuur: Hoeveel vrijheid hebben mensen om af te wijken van collectieve normen?
Blz. 19 doornemen!!!
Het komt voor dat een politieke partij hoort bij twee ideologieën (D66 = sociaal-liberaal). Ook
zijn er partijen die niet duidelijk bij één ideologie horen (PVV). Zo zijn er populistische
partijen: ze zetten zich af tegen de politiek en economie, hebben geen vaste ideologie, zijn
een sterk spreker, en beweren op te komen voor het normale volk. Pragmatische politici
hebben niet een vast beeld van de ideale samenleving maar bepalen per maatschappelijk
probleem wat zij de beste oplossing vinden.
12.3
Burgers, politieke partijen, volksvertegenwoordiging, media, rechterlijke macht en
ambtenaren zijn allemaal onderdeel van het politieke systeem. Er is gezag als het volk
accepteert dat de politiek macht heeft. Dit staat niet voor altijd vast, gezag daalt als politici
zich niet aan hun afspraken houden, en stijgt als ze standpunten goed vertegenwoordigen.
Binnen een democratie wordt vaak de scheiding der machten toegepast: de trias politica. In
de twintigste eeuw is deze aangevuld: naast de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende
macht zijn er ook een vierde macht (ambtenaren), vijfde macht (massamedia) en zesde
macht (externe adviseurs).