Historische contexten
HOOFDSTUK 1
De kerkhervormingen Christenen:
In westen: In oosten
de katholieke kerk de Grieks-orthodoxe kerk
De kerk bestreed mensen die van de katholieke leer afweken als ketters. De kerkelijke
rechtbank, de inquisitie, vervolgde ze, soms tot aan de brandstapel.
Er was veel kritiek op de paus als geestelijk leider en bisschoppen en hun hang naar luxe en
macht, op de vriendjespolitiek en corruptie, op de priesters waarvan velen nauwelijks een
opleiding hadden en zelf het Latijn van de Bijbel niet begrepen, sommige samenleefden met
een vrouw en kinderen hadden.
In 1515 werd Karel V heer der Nederlanden. In 1519 kozen Duitse keurvorsten hem tot
keizer van het Heilige Roomse Rijk. Hij verdedigde de katholieke kerk tegen de moslims. Elk
gewest kende Gewestelijke Staten. Hierin overlegden de edelen en stadsbestuurders van
een gewest over gemeenschappelijke zaken. In de Staten-Generaal bespraken gewestelijke
vertegenwoordigers Karels beden.
Collaterale Raden:
- Sinds 1515 accepteerde Karel V de macht over een aantal Nederlandse gewesten
die hij erfde van zijn vader, maar pas in 1543 had hij macht over alle 17 gewesten.
Hij voegde ze samen tot de ‘Bourgondische Kring’.
- In 1531 trof Karel maatregelen om het bestuur te centraliseren. Er kwamen 3
centrale bestuursorganen -> 3 Collaterale Raden. Deze raden moesten de
landsheer, of landvoogd bijstaan bij het bestuur.
● Geheime Raad: Universitair geschoolde bestuurders die zich met algemene
wetgeving en de uitvoering daarvan bezighielden.
● Raad van Financiën: 3 edelen en 3 juristen. Ze beheerde het persoonlijke bezit van
de vorst, zorgde voor belastingen en zagen toe dat die betaald werden. De
inkomsten werden gebruikt om het huurleger en ambtenaren te betalen.
● Raad van State: De hoge adel kreeg de belangrijkste organiserende functie.
- Ondertussen kwamen er steeds minder edelen in het bestuur: hoge edelen waren
vaak in een of meer gewesten stadhouder, de stadhouders waren regelmatig
afwezig, dan nam het Gewestelijke Hof met geschoolde juristen alle bestuurstaken
over. Steeds meer moesten de Gewestelijke Hoven centrale verordeningen vanuit
Brussel of Mechelen (zetel van de Grote Raad) uitvoeren, ze verloren hun macht.
Ongenoegen over de centralisatiepolitiek groeide.
In Frankrijk hadden de ideeën van de Franse hervormer Calvijn veel aanhang. Volgens
Calvijn moet een geestelijke in begrijpelijke taal het geloof en de Bijbel uitleggen. In
kerkgebouwen mocht niets zijn wat van het geloof kan afleiden, dus geen gouden
voorwerpen of indrukwekkende schilderijen. Calvijn stelde regels op voor een nieuwe
kerkelijke organisatie: geen paus en bisschoppen. Als een vorst/ koning zich niet aan Gods
,regels houdt, mocht je hem afzetten. In 1598 Edict van Nantes: hugenoten (aanhangers
van Calvijn) kregen volledige burgerrechten.
Luther:
- Luther haatte het idee dat priesten en monniken aflaten verkochten (papier waarmee
gelovigen hun zonden konden afkopen). Voor de paus was de aflatenverkoop fijn
omdat het geld bijdroeg aan de bouw van de Sint-Pieterskerk in Rome.
- In 1517 stelde Luther 95 stellingen op tegen de aflatenverkoop. Hij streefde hiermee
naar de afschaffing van aflatenhandel en een hervorming van de kerk van binnenuit.
De kritiek verspreidde snel en hij kreeg veel medestanders.
- In 1518 schreef Luther aan paus Leo X zijn opvatting over de aflaten. De paus was
hier niet van gediend, en organiseerde een ketterproces tegen Luther.
- In januari 1521 vaardigde de paus de ban uit tegen Luther (uit de kerk en de leer van
de kerk zetten). Luther moest naar Worms komen om tijdens de Rijksdag voor keizer
Karel V, de rijksvorsten en een aantal theologen zijn opvattingen verdedigen. Na het
spreken werd over Luther en zijn aanhangers de Rijksban uitgesproken = verbannen.
- Toch gingen meer rijken en vorsten over naar de Reformatie -> ze bouwden
gemeenten en landskerken. Kerkgebouwen en hun bezittingen namen ze over en
investeerde ze in de nieuwe kerken, of vorsten maakten het hun eigen bezit.
- In de Schmalkaldische Oorlog (1546-1547) overwon Karel V de protestantse vorsten
en steden. De Franse koning steunde deze vorsten en jaagde Karel V op de vlucht.
De broer van Karel sloot een compromis met de Augsburgse Religievrede (1555) ->
hierdoor kregen Lutheranen, Protestanten en Katholieken gelijke rechten. Daarbij
mocht elke vorst voortaan zelf bepalen welke godsdienst zijn land zou hebben.
Rooms-katholieke reactie op de contrareformatie:
- Het absolute gezag van de paus werd bevestigd.
- Alle tradities bleven bestaan (zoals de mis in Latijn).
- Kerkgebouwen werden nog uitbundiger ingericht.
- Ze bleven ketters / hervormers vervolgen.
Bloedplakkaten:
- In Nederland was het protestantse Calvinisme de grootste bedreiging voor de
katholieke kerk. In 1560 groeide de aanhang van Calvijn sterk door; hechte
organisatie, duidelijke propaganda, en strenge discipline. De groei vond vooral plaats
in het zuiden, want daar was ontevredenheid over handel en nijverheid.
- Karel V zag het als plicht andersgelovigen en ketters (ketterij = het ongehoorzamen
van de vorst) te vervolgen -> dit zou eenheid van zijn rijk versterken. Bij Karel’s
confrontatie met Luther, Rijksdag te Worms, vaardigde hij plakkaten (wetten) uit
tegen ketterij.
- Een aantal jaar na de nederlaag van protestantse vorsten in de Schmalkaldische
Oorlog, begon Karel opnieuw met kettervervolging -> in april en september 1550
bracht hij nieuwe plakkaten uit tegen ketters. De inquisitie, de kerkelijke rechtbank
ging strenger optreden en tientallen ketters kwamen op de brandstapel. Onder de
bevolking werden de plakkaten ‘Bloedplakkaten’ genoemd door protestanten, en
veel katholieken die de doodstraf ook veel te zwaar vonden.
- Karel maakte een plan om de 17 gewesten los te maken van Frankrijk en het heilige
Roomse Rijk. Hij onderhandelde nieuwe regels met de paus: bisdommen in delen in
, kleinere eenheden, priesteropleiding te verbeteren en betere controles over priesters
en gelovigen. Deze regels werden pas uitgevoerd door de zoon en opvolger van
Karel; Filips II (1555).
Filips bestuurt zijn rijk sinds 1559 vanuit Spanje. Zijn halfzus Margaretha van Parma werd
als landvoogdes aangesteld. Een groot deel van de lage adel bood in 1566 Margaretha een
smeekschrift aan waarin ze vroegen om de plakkaten buiten werking te stellen en de
inquisitie op te heffen. Margaretha gaf toe. Hervormers en predikanten keerden terug naar
de Nederlanden. In hagenpreken moedigden ze aan om kerken te ontdoen van
heiligenbeelden. In 1566 raasde in de Nederlanden de Beeldenstorm.
Filips vond Margaretha te zwak en verving haar door de hertog van Alva. Alva bestrafte de
Beeldenstormers met de Raad van Beroerten / Bloedraad -> een speciale rechtbank. Willem
van Oranje vluchtte naar Duitsland. Filips en Alva veroordeelden Willem in de Bloedraad bij
verstek.
Twee keer probeerde Willem v. Oranje met een leger Alva te verslaan. De eerste veldtocht
van de troepen van Willem van Oranje mislukte. De tweede veldtocht leek succesvol.
Tegelijk boekte de watergeuzen (gevluchte gereformeerden die vanaf de Noordzee
opereerden) succes door Den Briel in te nemen.
Willem van Oranje trok nu naar het noorden, waar hij opnieuw een aantal steden veroverde.
Steeds meer Zeeuwse en Hollandse steden sloten zich bij de opstand aan. Een aantal
steden van de Gewestelijke Staten-vergadering kwam bijeen. Dit was een revolutionaire
daad, omdat alleen Filips II of de stadhouder de Gewestelijke-Staten bij elkaar mocht
roepen. Deze Hollandse Statenvergadering erkende Willem van Oranje weer als stadhouder.
Alva trokken ten aanval via Maastricht naar het noorden, onderweg werd er veel gemoord
zodat veel steden werden afgeschrikt en weer terugkeerden onder het gezag van de koning.
Bij Alkmaar werden de dijken doorgestoken zodat de Spanjaarden moesten vluchten voor
het stijgende water. Bij Leiden werden ook de dijken doorgestoken zodat de Spanjaarden
hun belegering moesten opgeven -> het Ontzet van Leiden (1574). Het Spaanse leger trok
weg uit Holland. In 1576 plunderden Spaanse soldaten die geen soldij hadden ontvangen,
een aantal steden = de ‘Spaanse furie’.
1576 Pacificatie van Gent
- De mensen in de steden en op het platteland kregen een steeds grotere afkeer van
de moordende, plunderende soldaten. Door deze ‘Spaanse Furie’ zag Willem van
Oranje kans om via onderhandelingen in Gent de meeste terughoudende steden aan
de zijde van de opstand te krijgen. De pacificatie van Gent legde vast:
1. het verdrijven van de Spaanse Soldaten
2. gewetensvrijheid voor beide religies
3. handelaren, ongeacht van welk geloof, in alle gewesten vrij mochten reizen en
handel drijven.
1578 De Alteratie van Amsterdam
, - Er kwam ‘Satisfactie’: een verdrag waarin de positie van beide geloofsgroepen was
vastgelegd. Ook voor Amsterdam, die als laatste Hollandse stad nog aan Spaanse
zijde stond kwam de satisfactie.
- Willem van Oranje benoemde een commissaris voor Amsterdam maar die liet toe dat
de rechter van de katholieken werden aangetast en de calvinisten de belangrijkste
posities in de stad kregen. Vanaf de herfst van 1578 was Amsterdam een
protestantse stad.
1579 de Unie van Atrecht: Door de toenemende invloed van voortvarende calvinisten
werden verschillende steden bang en kozen definitief de zijde van de landsheer (Filips II).
1579 de Unie van Utrecht: Door de Unie van Atrecht zagen de opstandige gewesten zich
genoodzaakt zich hechter aaneen te sluiten. Deelnemende gewesten sloten zich hecht aan
om zelfstandig te blijven en zich te verdedigen. De pacificatie (godsdienstvrede) werd
losgelaten. Elk gewest mocht zelf zijn godsdienstige zaken regelen. Willem van Oranje
tekende de Unie niet. Hij was sterk voor gelijke vrijheid van positie van beide religies.
In pamfletten en liederen probeerde Willem van Oranje eenheid tussen de gewesten en de
godsdiensten te krijgen. Zijn verzet keerde zich niet tegen de door God gegeven orde, noch
tegen Filips II, maar tegen de tirannie van de overheidsdienstenaren -> vooral Alva. Filips
strafte Willem v. Oranje door hem in de ban te doen én een prijs op z’n hoofd te zetten.
Willem verdedigde de opstand met de ‘Apologie’ (1580) -> een vorst moest er zijn voor z’n
volk, anders mag het volk hem afzetten. Filips was een slechte leider en werd in 1581 door
de Staten-Generaal afgezet = Acte van Verlatinghe.
In 1584 werd Willem van Oranje vermoord. Hij werd de eerste held van de jonge natie, de
‘vader des vaderlands’. Tegenwoordig geldt Willem van Oranje als de leider van de Opstand
en bevrijding van Nederland.
De Armada:
- Filips II stond in 1585 sterk tegenover de noordelijke Nederlanden. Ten eerste was
zijn aartsvijand uitgeschakeld, waardoor opstandelingen hun leider kwijt waren. De
Spaanse leider Farnese boekte het ene succes na het andere.
- Bovendien had Spanje in 1581 Portugal veroverd, waardoor Filips de hele westkust
in handen had en enorme hoeveelheden zilver uit de mijn en in Zuid-Amerika naar
zijn schatkist stroomden.
- Engeland steunde de opstand in de Nederlanden. Engelse kapers behaalden veel
buit op de Spaanse schepen, zodat Spanje besloot om aan te vallen -> de vloot werd
versterkt, en de troepen van Farnese zouden worden verscheept naar Engeland om
het land te veroveren. De Engelsen en opstandelingen in de Nederlanden waren op
de hoogte van het Spaanse plan en versterken hun eigen vloten.
- Farnese en zijn manschappen stonden te wachten op verscheping. De Engelsen
hielden door hun verder reikende geschut de Spaanse schepen bij de Engelse kunst
vandaan. Brandende schepen lieten ze afdrijven naar de Armada. Door een storm
strandden een aantal Spaanse schepen op een zandbank voor de Vlaamse kunst.
De Spaanse vloot moest onsuccesvol naar Spanje terugkeren.