3.4C Affective Disorders
Thema 3
Bipolaire Stoornissen I
Literatuur
3.1 Virginia Woolf and the bipolar disorder
Carvalho, A. F., Firth, J., & Vieta, E. (2020). Bipolar disorder. New England Journal of Medicine,
383(1), 58-66.
3.2 Psychological Treatment of Bipolar Disorder
Frank, E., Kupfer, D. J., Thase, M. E., Mallinger, A. G., Swartz, H. A., Fagiolini, A. M., ... & Monk,
T. (2005). Two-year outcomes for interpersonal and social rhythm therapy in individuals with
bipolar I disorder. Archives of general psychiatry, 62(9), 996-1004.
Lam, D. H., Watkins, E. R., Hayward, P., & et al. (2003). A randomized controlled study of
cognitive therapy for relapse prevention of bipolar affective disorder. Archives of General
Psychiatry, 60(2), 145–152. doi:10.1001/archpsyc.60.2.145
3.3 Somatic Treatment of Bipolar Disorder
Kessing, L. V., Bauer, M., Nolen, W. A., Severus, E., Goodwin, G. M., & Geddes, J. (2018).
Effectiveness of maintenance therapy of lithium vs other mood stabilizers in monotherapy and in
combinations: a systematic review of evidence from observational studies. Bipolar disorders.
Heinz Grunze, Eduard Vieta, Guy M. Goodwin, Charles Bowden, Rasmus W. Licht, Jean-Michel
Azorin, Lakshmi Yatham, Sergey Mosolov, Hans-Jürgen Möller, Siegfried Kasper & on behalf of
the Members of the WFSBP Task Force on Bipolar Affective Disorders Working on this topic
(2018) The World Federation of Societies of Biological Psychiatry (WFSBP) Guidelines for the
Biological Treatment of Bipolar Disorders: Acute and long-term treatment of mixed states in
bipolar disorder, The World Journal of Biological Psychiatry, 19:1, 2-58, DOI:
10.1080/15622975.2017.1384850
3.4 The Neuroscience of Bipolar Disorder
Han, K. M., De Berardis, D., Fornaro, M., & Kim, Y. K. (2019). Differentiating between bipolar
and unipolar depression in functional and structural MRI studies. Progress in Neuro-
Psychopharmacology and Biological Psychiatry, 91, 20-27.
Whitton, A. E., Treadway, M. T., & Pizzagalli, D. A. (2015). Reward processing dysfunction in
major depression, bipolar disorder and schizophrenia. Current opinion in psychiatry, 28(1), 7.
,3.1 Virginia Woolf and the bipolar disorder
1. Wat is bipolaire disorder?
2. Wat is de prevalentie van bipolair disorder?
3. Wat zijn de DSM criteria van bipolair disorder I en II + cyclothimia?
4. Wat is de behandeling (kort, komt terug in andere vignetten)?
5. Wat zijn de risicofactoren van bipolair disorder?
ARTIKEL CARVALHO (2020): BIPOLAR DISORDER
AFFECTIEVE STOORNISSEN
Stemmingswisselingen kunnen voorkomen in het dagelijks leven. Ernstige en aanhoudende
stemmingswisselingen die resultaten in psychiatrische problemen en gedragsstoornissen
kunnen echter symptomatisch zijn voor een onderliggende affectieve stoornis.
Bipolaire disorder is een affectieve stoornis. De DSM maakt in de categorie bipolair en
gerelateerde stoornissen onderscheid tussen bipolair disorder II, bipolair disorder I en
cyclothymic disorder. Het belangrijkste kenmerk dat bipolaire stoornissen onderscheidt van
andere affectieve stoornissen is de aanwezigheid van terugkerende manic of hypomanic
episodes die kunnen worden afgewisseld met depressive episodes.
Bipolaire stoornissen:
- Bipolair I wordt gekenmerkt door de aanwezigheid manic episodes met verschillende
manifestaties, waaronder overconfidence, grandiosity, talkativeness, extreme
disinhibition, irritability, decretale need for sleep en highly elevated mood. Psychotische
symptomen zoals delusions en hallucinaties komen voor in 75% van de manic episodes.
Een ernstige manic episode kan het psychosociaal functioneren zo erg in gevaar
brengen dat een opname is bereikt.
- Bipolair II wordt vooral gekenmerkt met episodes van depressie, die worden
afgewisseld met episodes van hypomanie en manie. De aanwezigheid van één episode
van major depression en tenminste één hypomanische episode wordt beschouwd als
consistent met de diagnose bipolaire stoornis II.
- Cyclothymic stoornis wordt gekenmerkt door terugkerende (recurring) depressive en
hypomanic episodes, die minstens twee jaar aanhouden (voor kinderen één jaar) en niet
voldoen aan de diagnostische criteria voor een episode van mania, hypomania of major
depression.
De symptomen moeten minstens één week aanhouden om de diagnose van een manische
episode te stellen. De symptomen moeten minstens twee weken aanhouden om de diagnose
van depressive episode te stellen. De looptijden zijn willekeurig en hebben geen biologische
basis. De onset van bipolaire stoornissen treedt meestal rond de leeftijd van 20 jaar op. Een
eerdere aanvang wordt vaak geassocieerd met een slechtere prognose, langere
behandelingsvertragingen, ernstigere depressieve episodes en hogere prevalenties van
gelijktijdige angststoornissen en stoornissen in substance abuse.
De eerste episode van een bipolaire stoornis is meestal een depressive episode. Voor de
meeste personen met bipolaire I stoornis of bipolaire II stoornis duren de depressive episodes
langer dan de manic of hypomanic episodes. Hierdoor wordt een bipolaire stoornis regelmatig
ten onrechte aangemerkt als depressieve stoornis. Er is ook bewijs dat bipolaire stoornissen
worden overgediagnostiseerd, vooral bij het gebruik van self-reported screening instrumenten.
,EPIDEMIOLOGIE EN ZIEKTELAST VAN BIPOLAIRE STOORNISSEN
- De 12-maanden prevalentie van bipolaire
stoornissen is 2.4% en 1.5%. De prevalentie
varieert per land en cultuur.
- De prevalentie van bipolair disorder I is gelijk is
voor mannen en vrouwen. De prevalentie van
bipolair disorder II is hoger bij vrouwen.
Bipolaire stoornissen zijn prevalent binnen
primary care practices.
- Bipolaire stoornissen beginnen vaak in de
kinderjaren of adolescentie, waardoor het
bepalen van ontwikkeling, educatie en
occupationele mijlpalen negatief wordt
beïnvloedt.
- Ongeveer 6% tot 7% van de personen met een
bipolaire stoornis plegen zelfmoord. Er zijn
verschillende sociodemografische en klinische
factoren die bijdragen op het risico op suïcide bij
patiënten met bipolaire stoornissen.
- Bipolaire stoornissen gaan vaak samen met
psychiatrische aandoeningen, waaronder
angst (71%) substance use (56%)
persoonlijkheidsstoornissen (36%) en ADHD (10-
20%).
- Patiënten met een bipolaire stoornis hebben ook
vaker chronische medische condities zoals
metabolic syndrome (37%) migraine (35%)
obesitas (21%) en type 2 diabetes (14%).
Patiënten met een bipolaire stoornis hebben een
twee keer zo hoge kans op de dood, door
zelfmoord of fysieke ziektes.
GENETISCHE EN NEUROBIOLOGISCHE KENMERKEN
Schattingen van de erfelijkheid van bipolaire stoornissen variëren van 70% tot 90%.
Verschillende genen blijken met een kleine effect size bij te dragen aan bipolaire stoornissen.
Verschillende sets die een rol spelen bij de regulatie van insulinesecretie en endocannabinoïde-
signalering spelen een rol. Deze veel voorkomende risicovarianten vertegenwoordigen echter in
totaal slechts ongeveer 25% van de algehele erfelijkheidsgraad van de aandoening. Bovendien
wordt aangenomen dat veel voorkomende genetische varianten een wisselwerking hebben met
omgevingsrisicofactoren, maar deze laatste zijn ook niet goed vastgesteld.
Een kindling hypothese is voorgesteld als een model om geleidelijke stress sensitisatie te
verklaren die leidt tot terugkerende affectieve episodes. De eerste bipolaire episode komt voor
na bloostelling aan een stressor en volgende episodes kunnen plaatsvinden zonder bloostelling
aan een identificeerbare stressvolle gebeurtenis. De mechanismen onderliggend aan de kindling
hypothese kunnen worden versterkt als de stoornis niet wordt behandeld of de persoon wordt
blootgesteld aan psychoactieve middelen.
Progressieve veranderingen in de hersenstructuur en cellulaire functie (neuroprogressie) zijn
geobserveerd bij personen met terugkerende episodes van een affectieve stoornis. Een lange
ziekteduur is geassocieerd met een verminderde corticale dikte in gebieden als de prefrontale
cortex die een rol spelen bij stressregulatie. Epigenetische mechanismen, deregulatie van
mitochondrisch functioneren, inflammatie en toenames van oxidatieve en nitrosatieve stress zijn
allemaal factoren die neuroprogressie bevorderen in de context van bipolaire stoornissen. De
HPA-as speelt ook een belangrijke rol in de pathofysiologie en progressie van bipolaire
stoornissen. De onderliggende mechanismen van neuroprogressie kunnen ook bijdragen aan
, hogere prevalenties van medische condities en vroegtijdige dood bij mensen met een bipolaire
stoornis. Er is bewijs dat de respons op stemming stabiliserende medicatie afneemt
naarmate de bipolaire stoornis voortduurt. Het verloop van bipolaire stoornissen is echter
heterogeen, en een subgroep van patiënten ervaart een verhoogde cognitieve en psychosociale
productiviteit.
MANAGEMENT
Patiënten met een bipolaire stoornis zoeken hulp via primary care clinican. Een Collaborative
care model verbeterd de mentale en psychische uitkomsten. Medische en psychiatrische
condities die affectieve episodes nadoen (mimic) moeten worden uitgesloten tijdens de
diagnostisering. Verschillende factoren zijn bepalend voor de selectie van behandeling,
waaronder de voorkeur van de patiënt, naast elkaar bestaande medische en psychiatrische
aandoeningen en eerdere reacties op de behandeling, inclusief bijbehorende bijwerkingen.
Tijdens acute affectieve episodes moet de veiligheid van patiënten worden gewaarborgd.
Behandeling van acute episodes
- Acute mania
- Farmacologische behandeling met antipsychotica of stemmingsstabilisatoren
wordt gebruikt voor de behandeling van acute mania. Niet-farmalogische
behandelingen kunnen worden gebruikt bij patiënten met therapieresistentie of
mania. Er is geen bewijs voor de keuze van medicatie voor hypomanie,
behandelingen voor manie worden gebruikt bij hypomanie.
- Betekenisvolle verschillen tussen meerdere antipsychotica en
stemmingsstabilisatoren zijn niet consistent gevonden.
- Indien er na 1 of 2 dagen geen respons is op de medicatie kan andere
medicatie overwogen worden.
- De combinatie van antipsychotica en stemmingsstabilisatoren voor de
behandeling van ernstige mania is effectiever dan een van de twee.
- ECT of monotherapie als aanvullende therapie is effectief bij patiënten met
refractaire manie en agressie of psychotische symptomen.
- Acute depressie
- Er zijn slechts vier verschillende medicatie goedgekeurd voor de behandeling van
acute episodes van depressie bij patiënten met een bipolaire stoornis.
- Tijdens een depressieve episode hebben patiënten een groter risico op
negatieve bijwerkingen dan tijdens en manic episode. Daarom wordt vaak
begonnen met en lage dosis die geleidelijk wordt verhoogd.
- De combinatie van antipsychotica en stemmingsstabilisatoren worden
ondersteund door bewijs.
- Er is beperkt bewijs voor het gebruik van antidepressiva bij de behandeling van
bipolaire stoornissen, maar individuele patiënten hebben er mogelijk wel baat
aan. Behandeling bij antidepressiva verhoogd het risico om te switchen tussen
hypomania of mania tijdens de behandeling, vooral bij bipolair I. Er is bewijs voor
de effectiviteit van tweede-generatie antidepressiva (SSRI en bupropion) voor
de kortetermijn management van bipolaire stoornissen.
- ECT is een effectieve behandeling bij patiënten met behandelingsresistentie of
multitherapie-resistant bipolair disorder.
- Er is bewijs voor de effectiviteit van CBT, family-focused therapie, dialectial
behavioral therapy en mind-fulness based CBT, interpersonal en social rhythm
therapy. Het bewijs voor de effecten van beweging zijn gelimiteerd.
Maintenance behandeling
Gezien de chronische en terugkerende aard van bipolaire stoornissen is maintenance
behandeling belangrijk. Maintenance behandeling bevat vaak een combinatie van
farmalogische, psychologische en levensstijl-interventies. Lithium (stemmingsstabilisator) is
de meest effectieve medicatie voor de preventie van zowel depressieve als manische periodes.
Lithium heeft effect op langere termijn, maar ook negatieve bijwerkingen zoals leverproblemen