Week 5 WDD-3
HC Depressieve stoornissen: etiopathogenese en behandeling 1/2
Depressie
- Lifetime prevalentie 8-12%
- Meer bij vrouwen (2:1)
- Risico op tentamen suïcides 20x hoger
o 15% overlijdt uiteindelijk aan suïcide
Neurobiologie
- Stress, de biologische stressrespons en depressie
o Stress= niet specifieke natuurlijke reactie van het lichaam op een stimulus (negatief
of positief)
o HPA-as: stress > amygdala > hypothalamus > hypofyse > cortisol aangemaakt in
bijnierschors
Als stimulus tot stress voorbij > negatieve feedback van cortisol op de
amygdala dat er minder productie is van cortisol
o Functie cortisol:
Aanzetten lichamelijke stressrespons
Inflammatiecascade
Als chronisch verhoogd > systemische gevolgen
Dexamethason suppressie test bij depressie > verstoord (je kijkt of er
voldoende cortisol wordt uitgescheiden door toepassen CRH)
Puur om te kijken of HPA-as is verstoord
Is geen interventie toe te passen dat je dit kan aanpakken en de
depressie verbetert
- Genen, stressgevoeligheid en depressie
o Glucocorticoïd receptor (GR): negatieve feedback van HPA-as bij sterke
cortisolsecretie, vooral via GR
o In vitro en vivo studies: verlaagde sensitiviteit van GR bij depressieve patiënten
o GR mRNA-expressie en activiteit nemen toe na behandeling met antidepressiva
o Hoe genetisch is depressie?
Minimaal, geen individuele polymorfismen of genen geassocieerd
Zit vooral in omgevingsfactoren
- Zwangerschap
o Prenatale stress (stress in uterus) kan zorgen voor veranderingen in gedrag als HPA-
functie
VB is de hongerwinterstudie (moeders tijdens zwangerschap veel stress) >
kinderen vaker depressieve stoornis
- Trauma en stressgevoeligheid
o Acute stress: verlieservaringen of belangrijke tegenslagen, kunnen leiden tot
verhoging van kans op depressie
o Chronische stress: daily hassles of multipele life-events. Bij onset depressie
o Fysiek of seksueel misbruik: vroege jeugd, predictor voor ontstaan depressie
o Trauma in kindertijd (<16 jaar) is meest consistente predictor van depressies
- Stress voor volwassenen
o Systemische gevolgen: somatische klachten, metabole en inflammatoire problemen
Hoge bloeddruk, aankomen, laaggradige infectieparameters verhoogd,
glucose-intolerantie
, Vooral hart- en vaatziekten als gevolg depressie (ook met sterven als gevolg
hierdoor)
Nieuwe ontwikkelingen: etiologie
- Een homogeen construct (+/- D)
- Verzameling van individueel symptomen, verschillend in ernst en samenstelling tussen
personen
- Elk symptoom uniek in beloop
- >> Depressie is een heterogene psychische ziekte met grote variatie in beloop, symptomen
en ernst
Netwerktheorie
- In kaart brengen van symptomen die elkaar ‘blijven aansteken’ door directe interacties
o BV: slecht slapen kan leiden tot vermoeidheid en concentratieproblemen op werk,
wat weer kan leiden tot schuldig voelen over onderpresteren op werk, sombere
stemming en piekeren in de nacht
o Het kent een persoonlijk beloop (verschilt per persoon)
- Deze directe interacties zorgen ervoor dat de patiënt in een vicieuze cirkel terechtkomt die
niet zonder hulp te doorbreken valt
- Is een methode om meer te begrijpen van de depressie van die patiënt en targets voor
interventies te vinden voor die patiënt
Complexiteit
- Ontstaan en in stand houden depressie begrijpen
- Dynamische systeemtheorie
o Manier om te beschrijven hoe een toestand zich ontwikkelt tot een andere toestand
in de loop van de tijd
o Een netwerk verandert dus ook over de tijd en gaat weer over in een ander netwerk
- Gedefinieerd door symptomen
- Complex om te bestuderen om de interactie tussen emoties, cognities en fysiologische
reacties vast te stellen (en hoe dit interacteert met omgeving)
- Welke informatie heb je nodig om zo’n systeem te maken:
o Microniveau: individuele veranderingen op affect/ emoties (bv. met een app)
o Mesonveau: interactie met anderen (sociale steun)
o Macroniveau: bv. economisch, culturele, sociale factoren
o Tijdschaal
,Gut brain axis
- Lijkt een relatie te zitten tussen het microbioom (darmflora) van de darmen en werking
hersenen bij depressie
- Sommige beïnvloeden dit met probiotica (pillen)
- Recent ontwikkelde technologie: microbioom worden in lichaam in kaart gebracht
o Microbioom= alle micro-organismen in het darmkanaal plus hun genetische
materiaal
o Is toenemend onderzoek en bewijs van effect op ziektes van het microbioom en de
verstoring hiervan (bv. kanker, Parkinson, psychiatrie)
- Bij depressief persoon: disregulatie HPA-as
o Microbioom heeft invloed op programmering en reactiviteit HPA-as (elevated
cortisol)
o Microbioom kan ook direct centrale zenuwstelsel beïnvloeden, hyperactivatie
immuunsysteem, aanmaken neurotransmitters (GABA)
o Relatie gezond microbioom en regulatie serotonine metabolisme
o Ook aanwijzingen van permeabiliteit darmwand en depressie
- Onderzoek:
o Feces depressieve patiënt in rat geïmplanteerd > de ratjes werden depressief
o Vooral bij depressie patiënten: minder bacteriële diversiteit, meer bacteriële fyla
geassocieerd met ontsteking
- Bewijs relatie microbioom en risicofactoren voor ontstaan depressie:
o Stress (ook maternale stress)
o Slaap (microbioom beïnvloed circadiane ritme en andersom)
o Veroudering
o Gebruik antibiotica?
- Toenemend bewijs voor mogelijke rol microbioom in behandeling depressie:
o Dieet
o Psychobiotics: pre- en probiotics
o Rol antidepressiva en neuromodulatie op microbioom
Behandeling depressie
- Neurobiologisch:
o Farmacotherapie
o Neurostimulatie (ECT, TMS, DBS)
- Psychologisch:
o Gesprekstherapie/psychotherapie (affect, cognities)
o Bewegingstherapie (gedrag)
o Psycho-educatie (begin je altijd mee met lichte depressie)
- Hoe?
o Intensiteit
o Duur
o Individueel, groep, partner/relatie, gezin
o Combinaties
Stepped care behandeling
- Laag 1:
o Psycho-educatie
o Stimuleren tot beweging, goede slaap
- Laag 2:
o Korte interventie met psychotherapie
, - Je begint laag en klimt vervolgens op of slaat eerste stappen over op basis van ernst van de
depressie
Farmacotherapie: antidepressiva
- Pathofysiologisch model van depressie: de monoaminen deficiëntie hypothese
o Deze vul je aan met antidepressiva
- Alleen bij matig-ernstige of matig die niet goed opknapt in de tijd
- Tricyclische antidepressiva (klassiek, TCA)
o Antidepressief effect na 4-6 weken
o 30-50% geen baat
o Interindividuele verschillen in gevoeligheid
o Geen duidelijke relatie plasmaconcentratie-klinisch effect, wel minimale bloedspiegel
nodig voor effect maar:
Voor imipramine en nortriptyline is er wel een relatie tussen
plasmaconcentratie en klinisch effect aangetoond, en vermoedelijk ook bij
amitriptyline en clomipranine
In sommige gevallen kan bij geen werking een genotypering gedaan worden
(CYP-diagnostiek): hoe mensen de medicatie verwerken (als iemand veel
bijwerkingen heeft en weinig reageert op medicatie)
- SSRI
o Serotonine wordt in de spleet verhoogd en remmen van heropname
o Bijwerkingen:
Gastro-enteraal: misselijkheid, diarree
In begin toename angst, agitatie
Seksuele disfunctie
Verhoogde bloedingsneiging (door verlaging functie bloedplaatjes)
- MAO-remmers
o Fenelzine (B), tranylcipramine (B), moclobemide (aurorix, A)
o Blokkeren werking van MAO waardoor de monoaminen niet kunnen worden
afgebroken
A: breekt serotonine en nA reversibel af
B: breekt tyramine en DA irreversibel af
o Bijwerkingen:
A: vergelijkbaar aan SSRI
B: hypertensie (cave crisis) bij inname ‘grote’ hoeveelheden tyramine
(oude/rijpe kaas) > dus dieet afstellen
- Lithium
o Stemmingsstabilisator
- Benzodiazepinen:
o Als monotherapie: niet effectief
o Eerste 2-3 weken als adjuvans om bijwerkingen tegen te gaan van antidepressiva
- Antipsychotica:
o Bij psychotische depressie
o Adjuvans bij niet-psychotische depressie
- Stappen:
o 1= SSRI 1
o 2= SSR 2 of SNRI (dus switch geen verhoging)
o 3= TCA
o 4= TCA + lithium
o 5= ECT
o 6= MAO-remmer
o 7= ketamine i.s. (CUP) en DBS