Kunstgeschiedenis toetsweek 4
Vormgevingsaspecten kijk naar lijn, kleur, vorm, compositie, ruimtewerking
Voorstellingsaspecten kijk naar houding, gezichtsuitdrukking, kleding, achtergrond, Symbolen.
Romantiek 1800 t/m 1840
Persoonlijke beleving, gevoel, fantasie en emotie
Natuur, als voorbeeld
Breuk met de traditie, niet meer klassieke voorgeving
Authentiek, eigen
Contrast, in kleur vorm
Chaotisch
Beweging, kromme lijnen
Tegenstellige
Gevoel en fantasie, verbeelding
Eclecticisme: gebouwen met kenmerken van verschillende stromingen
Schilderkunst
Gevoel uitdrukken, blijft altijd zelfs in het heden
Lichtval
Sublimiteit, iets wat geweldig is kan je ook verpletteren, kleine mensen grote natuur
Clair-obscur, licht donker werker
Dynamiek, diagonale lijn, driehoeken
Monochroom kleurgebruik
Rijke burgers worden opdracht gevers
4 dingen waar de schilderkunst op gebaseerd is
- Historische thema’s
- Dramatische gebeurtenissen
- Exotische onderwerpen
- Natuur
Beeldhouwkunst
Geen eigen stijl
Academisch karakter
Sentimenteel
François Rude, grote beeldhouwer
Dynamische kracht
Klassieke vormgeving, gebruiken ze nog steeds
Dynamiek, schuine lijnen, driehoeken, licht donker werking
Heftig emoties, zwaar overdreven, ogen blijken te lachen, vastberaden, moed
Kenmerken romantische kunst
- Een hang naar de natuur, het fantastische, dromen en het exotische
- Kunstenaars geven uitdrukking aan hun persoonlijke emoties en gedachten
- Er wordt veel gebruik gemaakt van clair-obscur
- Symbolen spelen een belangrijke rol
- Dynamiek benadrukt de emoties
Realisme 1840 t/m 1880
Franse revolutie
Nieuwe maatschappij
Industriële revolutie