Samenvatting LF 2 thema 1 Voeding
Structuur, inname, aanbeveling, vertering, opname, verwerking en functie van voedingsstoffen
V.§4.1, §8.1, §8.2.1, §8.5.1, §8.5.2 (vanaf ‘psychische factoren’ alleen leesstof), §8.5.3: bariatrische
chirurgie.
1.Energetische waarde voedingsstoffen
Macronutriënten = eiwitten, vetten en koolhydraten
Micronutriënten = vitamines en mineralen
Koolhydraten + vetten zijn belangrijkste energiebronnen.
Koolhydraten worden in lichaam omgezet in glucose en via bloed naar cellen vervoerd
Vetten worden in lichaam afgebroken tot vetzuren en glycerol > vetzuren kunnen als energiebron
gebruikt worden door alle cellen behalve hersenen, zenuwcellen en rode bloedcellen.
Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren die kunnen worden verbrand waarbij energie vrijkomt. Het
lichaam gebruikt ze echter in 1e plaats voor bouwstenen van vorming lichaamseiwitten, bij overmaat
eiwit wordt dit wel als energie gebruikt. Hierbij wordt het stikstof gedeelte omgezet in ureum en
door nieren uitgescheiden.
Wanneer voeding te weinig koolhydraten bevat zal lichaam aminozuren als energiebron
gebruiken. Aminozuren worden dan omgezet in glucose = gluceogenese
Alcohol kan net als koolhydraten, vetten en eiwitten energie leveren. Alleen hoeft het niet te worden
afgebroken en wordt het direct geoxideerd door lever.
1 Kcal = 4,2kJ 1kJ = 0,24 Kcal
Energetische waarde voedingsstoffen kan worden berekend als hoeveelheid koolhydraten,
vetten en eiwitten en alcohol bekend is.
1 gram koolhydraten = 17 kJ / 4Kcal
1 gram vezels = 8 kJ / 2 Kcal
1 gram vet = 37kJ / 9 Kcal
1 gram eiwit = 17 kJ / 4 Kcal
1 gram alcohol = 30 kJ / 7 Kcal
Berekening van energie
125ml magere chocolademelk bevat:
4 gram eiwit x 17 kJ (4 Kcal) = 68 kJ (16 Kcal)
1g vet x 37 kJ (9 Kcal) = 37 kJ (9 Kcal)
14g Koolhydraten x 17 kJ (4 Kcal) = 238 kJ (56 Kcal)
= 343 kJ (81 Kcal)
Energieprocent?
,2. Katabole reacties / afbraak
= afbraakreacties in cel van koolhydraten, vetten en eiwitten voor energie.
Aminozuren worden eerst ontdaan van stikstof > stikstof wordt in lever afgesplitst
onder vorming van ammoniak = desaminering. De lever zet dit om in ureum.
Bij afbraak glucose, vetzuren en aminozuren zijn 2 chemische stoffen van belang, ze zijn als
ware de schakels tussen glucose, vetzuren en aminozuren:
1. Pyrodruivenzuur
2. Acetyl-Co-A
Citroenzuurcyclus + oxidatieve fosforylering
= via deze route worden glucose, vetzuren en aminozuren afgebroken om energie te
vormen. Via deze route worden de stoffen in allerlei tussenstappen onder opneming van
zuurstof en afgifte van koolstofdioxide en water uiteindelijk omgezet in energie. (aeroob)
Anabole reacties / opbouw
= wanneer lichaam grotere moleculen bouwt:
Lichaamseiwit uit aminozuren
Vet uit vetzuren
Glycerol en glycogeen uit glucose
3. ATP
= belangrijkste energiedrager
ATP: Adenosinetrifosfaat
ADP: Adenosinedifosfaat
ADP is lege batterij die in mitochondriën wordt opgeladen tot ATP.
Per dag heeft een mens 40-60 kilo ATP nodig.
ATP wordt gevormd door afbraak van koolhydraten, vetten en eiwitten.
Afbraak koolhydraten
1e stap glycolyse in celplasma (geen O2 nodig)
1 molecule glucose wordt omgezet in 2 moleculen pyrodruivenzuur
Hierbij worden energiedragers ATP en NADH gevormd
ATP kan direct voor energie worden gebruikt
NADH wordt later in proces gebruikt voor vorming ATP
Nettoresultaat = 2 moleculen ATP en 2 moleculen NADH
2e stap afbraak pyrodruivenzuur in mitochondriën
, Pyrodruivenzuur wordt onder afsplitsing van koolzuur omgezet in acetyl-Co-A =
decarboxylering,
Resultaat = 2 NADH
3e stap citroenzuurcyclus door aanjagen acetyl-C0-A (O2 nodig)
Acetyl-Co-A zorgt voor oxaalazijnzuur, dit wordt omgezet in citroenzuur
In de citroenzuurcyclus worden in verschillende stappen de energiedragers ATP,
NADH en FADH gevormd.
Resultaat citroenzuurcyclus = 2 ATP, 6 NADH en 2 FADH.
Uit 1 glucosemolecuul is nu aan energiedragers vrijgekomen: 4 ATP, 10 NADH en 2 FADH.
energie uit ATP direct beschikbaar, maar uit NADH en FADH moet nog in geleidelijke
stappen vrijgemaakt worden via oxidatieve fosfylering / ademhalingsketen.
4e oxidatieve fosfylering / ademhalingsketen
in binnenste membraan mitochondriën
hierbij komt 34 ATP vrij onder afsplitsing van water en koolzuur
Totale opbrengst 1 glucosemolecuul = 38 ATP
De citroenzuurcyclus en oxidatieve fosfylering blijven doorgaan zolang er voldoende
substraat (oxaalazijnzuur en acetyl-Co-A) en voldoende zuurstof is.
Afbraak vetten via lipolyse
1 molecuul triglyceride bevat 1 molecule glycerol en 3 moleculen vetzuren.
Glycerol gaat pad van de glycolyse en de citroenzuurcyclus
Vetzuren wordt stapsgewijs afgebroken via de bèta-oxidatie
Vetzuren zijn lange koolstofketens en leveren veel meer energie dan glycerol
Bèta- oxidatie in mitochondriën
1. Er worden telkens 2 koolstofatomen van de koolstofketen afgehaald
2. Deze worden omgevormd tot acetyl-Co-A
3. Hierbij komt telkens 1 molecule NADH en 1 molecule FADH vrij
Anaerobe afbraak
Bij kortdurende explosieve inspanning: energie wordt vrijgemaakt uit glucose zonder gebruik
van zuurstof. Pyrodruivenzuur wordt omgezet in melkzuur dat wordt gesplitst in lactaat en
H+- ionen.
Ook voorzien erytrocyten hun energiebehoefte door anaerobe afbraak van glucose.
Aerobe afbraak
Bij minder explosieve langdurige inspanning: aerobe afbraak van koolhydraten en vetten.
Ketonlichamen zijn belangrijk voor hersenen als er te weinig glucose is voor energie.
, Ketonurie = ketonlichamen in urine
Ketosis = verhoogd gehalte ketonlichamen door vasten.
Ketoacidose = (vooral bij hyper zo hoog dat bloed verzuurt)
5.Overgewicht
Complicaties
Psychosociale problemen
Kortademigheid
Verminderde glucosetolerantie > diabetes
Hypertensie
Verhoogd lipidengehalte
Hart- en vaatziekten
Kanker
Leververvetting
Verminderde vruchtbaarheid
Slaapapneu
Artrose
Psychische factoren:
Negatieve emoties
Externe prikkels van voedsel: geur, uiterlijk
Interne prikkels: honger
Oorzaak:
Lijngericht eetgedrag > jojo
6.Bariatrische chirurgie
> bij morbide obesitas en ernstige obesitas met veel risicofactoren.
3 soorten:
Restrictieve chirurgie (maagverkleining / sleeve resectie of maagbandje)
Malabsorptieve chirurgie (maag wordt aangesloten op laatste deel van dunne darm /
biliopancreatische omlegging)
Restrictieve malabsorptie (beide vormen gecombineerd)
Complicaties malabsortieve chirurgie:
Deficiënties, dumpingsyndroom, diarree, leveraandoeningen, maag- darmzweren.
Functie koolhydraten (sachariden)
V.§5.1, §5.2, §5.4 (alleen leesstof), §5.5, §5.8, §11.3: vanaf samenstelling van darmflora