Tachtig jarige oorlog - samenvatting deeltentamen 1 - H1 t/m H6
Boek 'De opstand in de Nederlanden 1568 - 1648', Anton van der Lem
Deeltentamen 1
Hoofdstuk 1
De Nederlanden onder de Bourgondische en Habsburgse vorsten tot 1555
Het Bourgondische vorstenhuis
Het bijeenbrengen van de Lage Landen begon met het huis van Bourgondië (tak
van het Franse koningshuis Valois). In 1419 kwam Filips de Goede binnen deze
familie aan het bewind. De zuidelijke gewesten spraken Frans, de noordelijke
gewesten spraken Vlaams of Nederlands. Vrijwel elke vorstendom kende de
driedeling in standen: de geestelijkheid, de adel en de 'derde stand' van burgers
en boeren. Om de zoveel tijd werd een vergadering gehouden onder de
vorstendommen, de Staten Generaal genoemd. Hierbij kwamen de afgezanten
namens de geestelijkheid, de adel en de derde stand (de Staten) per vorstendom
bij elkaar, als de hertog hen uitnodigde.
De rijkste gewesten waren Vlaanderen, Brabant, Holland en Zeeland. De
kooplieden binnen de gewesten genoten bescherming tegen buitenlandse
concurrenten. Deze rijkste gewesten brachten samen 80 procent op van de
belastingen en vormden het economische hart van de Bourgondische staat.
Filips de Goede bevorderde de goede verstandshouding met de
vorstendommen door hun afzonderlijke voorrechten en privileges zo veel
mogelijk te respecteren. Het document dat de rechten van Filips de Goede
inperkte, was de Blije Inkomst. Bij zijn inhuldiging in Brabant legde hij hierop
zijn eed af. De strekking van de Blijde Inkomst diende ruim een eeuw later mede
tot rechtvaardiging om de gehoorzaamheid van de koning Filips II op te zeggen.
De zoon van hertog Filips de Goede, hertog Karel de Stoute, die regeerde
van 1467 tot 1477, voerde vrijwel permanent oorlog om zijn gebied uit te
breiden. Bovendien had hij de ambitie om al die gebieden te laten opgaan in een
koninkrijk, waarvan hij de koning zou worden.
Karel de Stoute had slechts één kind, zijn dochter Maria van Bourgondië. Zij
trouwde, op aanraden van Karel, met de zoon van de keizer van het Heilige
Roomse Rijk, Maximiliaan.
Karel de Stoute vond in 1477 de dood op het slagveld. De Staten namen
voor een deel het bestuur op zich. In de eerste plaats besloten zij alle landen
bijeen te houden. In de tweede plaats vergrootten de Staten-Generaal hun eigen
invloed op het landsheerlijk bestuur. De jonge hertogin moest de Blijde Inkomst
aanvaarden, maar ook instemmen met de Groot Privileges.
Hoe de Nederlanden en de Spaanse koninkrijken onder dezelfde vorst
raakten
Het lot van een vorstendom was sterk verbonden met de regerende dynastie in
de middeleeuwen en vroegmoderne tijd.
De macht van Maximiliaan kon goed tegenwicht bieden tegen de acties
van de Franse koning. Na de onverwachte dood van Maria in 1482 kozen de
Staten voor zijn zoon Filips de Schone, die toen nog erg jong was. Hij werd
sterk gecontroleerd door een paar inheemse raadgevers.
In 1496 trouwde Filips de Schone met Johanna van Aragon, een dochter
van Ferdinand (koning van Aragon) en Isabella (koningin van Castillie), de twee
belangrijkste Spaanse koninkrijken. Filips de Schone en Johanna hadden uitzicht
op de tronen van Castillie en Aragon, hoewel Filips de Schone niet geliefd was in
de Nederlanden en in Spanje. In 1506 overleed Filips de Schone plotseling. Zijn
,zoon Karel werd geboren in 1500 in Gent. Na de dood van de grootvader van
Karel (en dus Filips de Schone zijn vader) Ferdinand van Aragon in 1516, erfde
hij de Spaanse kronen van Aragon en Castillie.
Karel werd in 1519 gekozen tot keizer van het Heilige Roomse Rijk en werd
bekend onder de naam Karel V. Zijn rijk beston uit: de Spaanse koninkrijken, de
helft van Italië daarbij, de rijk Nederlanden, Oostenrijk en aangrenzende
gebieden. Ook nam hij bezit van Zuid- en Midden Amerika, waardoor hij
beschikking kreeg over het goud en zilver uit de mijnen van Peru en Mexico.
Zijn rijk wordt ook wel een samengestelde monarchie genoemd (composite
monarchy).
In de Nederlanden delegeerde Karel zijn bevoegdheden eerst aan zijn tante,
Margaretha van Oostenrijk. Later aan zijn zus, Maria van Hongarije.
Lutheranen en wederdopers
Onder Karel V was er veel rivaliteit met Frankrijk. Bijvoorbeeld strijd over Noord-
Italië en Karel die Bourgondië wilde heroveren. De traditionele vijand was het
Ottomaanse rijk.
Na 1520 kwam er echter een onvermoede vijand bij, nog gevaarlijker dan
welke wereldse vorst ook: de Hervorming in Duitsland. De Rooms-katholieke
kerk was lang de enige christelijke kerk in West-Europa geweest. In de eerste
helft van de zestiende eeuw waren de Nederlander Erasmus van Rotterdam en
de Duitser Martin Luther scherpe critici van de kerk. Terwijl Erasmus de kerk
trouw bleef en zich sterk maakte voor hervormingen van binnenuit, koos Luther
voor een radicale hervorming, die tot een breuk met Rome leidde. Luther genoot
de steun van enkele Duitse keurvorsten. Karel V zag het als zijn christenplicht
Luther en de protestantse vorsten te bestrijden. Uiteindelijk slaagde Karel er niet
in om de Duitse protestantse vorsten te overwinnen. In 1555 werd de
Godsdienstvrede van Augsburg gesloten, waar het principe werd afgekondigd
dat het volk van een vorstendom dezelfde godsdienst zou hebben als de heer,
graaf, hertog of koning die dat vorstendom bestuurde. Cuius regio, eius religio
betekent wiens gebied, diens godsdienst.
In de Nederlanden zag men dus dat in enkele keurvorstendommen in het
Heilige Roomse Rijk een ander christelijk geloof was toegestaan. De Duitse
Lutherse vorsten hebben nooit hun invloed ten gunste van het protestantisme in
de Nederlanden laten gelden. Veel gevaarlijker waren de wederdopers of
anabaptisten, die een radicaal andere opvatting van het geloof hadden. Zij
waren het niet eens met het dopen van kinderen na de geboorte: de doop moest
een bewust keuze zijn op latere leeftijd en om die reden lieten zij zich opnieuw
dopen.
De radicale dopers meenden voor de komst van het Godsrijk een hemels
rijk op aarde te kunnen realiseren. Zij maakten zich in 1543 meester van de stad
Munster in Westfalen. Tegen de 'ketters' trad Karel V streng op. Hoogtepunt
daarin vormden de 'bloedplakkaten' van 1550. Ondanks de felle vervolgingen
bleven de dopers in de Nederlanden veel talrijker dan de lutheranen.
De Nederlanden verenigd
Karel V wilde het grondgebied in de Nederlanden vergroten. In 1528 nam hij
ongestraft het bisdam van Utrecht in, Utrecht, Overijssel en Drenthe vielen zo
onder het imperium. Pas in 1543 slaagde Karel erin om ook Gelre aan zijn
machtscomplex toe te voegen. Als bondgenoten van de Franse koningen
bevochten zij (Gelre) de landen van de Bourgondische hertogen.
Vanwege de oorlogen met Frankrijk was Karel V aangewezen op goede
samenwerking met de Nederlandse gewesten en daarom liet hij hun recht
onaangetast. Naarmate de regeringstaak omvangrijker en ingewikkelder werd,
, kregen de juristen uit Bourgondië en de andere gewesten door hun specifieke
deskundigheid geleidelijk een steeds grotere invloed op het bestuur. Conseillers
de robe longue of raadsheren in lange toga's heetten zij. Naast de oude adel die
zijn nut op het slagveld bewees, de zwaardadel of noblesse d'épée genoemd,
ontstond zo een nieuwe ambtsadel of noblesse de robe. De invloed van die
nieuwe ambtenarenadel werd gaandeweg groot.
In 1531 kwam Karel tot een reorganisatie van zijn adviesraden. Hij stelde
drie raden in, die later de collaterale raden zijn genoemd. Filips II nam deze
collaterale raden later in zijn geheel over.
1. de Raad van State, waarin de voornaamste edelen, maar ook
weer de onvermijdelijke juristen zitting hadden. De raadsleden
dienden te adviseren over het politieke beleid.
2. de Geheime Raad, die zich belastte met de algemene
regelgeving en rechtspraak.
3. de Raad van Financiën, die eveneens alleen kon worden
samengesteld uit professionele ambtenaren met de juiste
ervaring.
In 1531 was Karel V ermee akkoord gegaan dat zijn broer Ferdinand
gekozen werd tot rooms-koning van het Heilige Roomse Rijk. De band van de
Nederlanden met het Roomse Rijk was door hun afgelegen ligging in de loop der
eeuwen geringer geworden. De Nederlanden vielen alle theoretische nog onder
het Rijk. Dat gold niet voor Vlaanderen ten westen van de Schelde en Artesie,
deze vielen onder de leenhoogheid van Frankrijk. Karel hevelde Vlaanderen en
Artesie over naar het Rijk en verenigde alle Nederlanden in de zogeheten
Bourgondische Kreits. Het Heilige Roomse Rijk was in 1500 opgedeeld in
Kreitsen, administratieve kringen om de onderlinge samenhang te versterken.
Het Rijk bevestigde de Nederlanden binnen de Bourgondische Kreits in hun
oude vrijheden en voorrechten en zou zich niet meer mengen in interne
aangelegenheden van de Bourgondische Kreits. Deze verzelfstandiging werd als
een enorme verzwakking van het Rijk ervaren: keizer Karel creëerde juist als het
ware een nieuwe staat voor zichzelf, waarin zijn zoon Filips hem in zou opvolgen.
Na deze diplomatieke overwinning in het Rijk concentreerde Karel zich op de
volgende stap. In 1549 liet hij alle Nederlandse vorstendommen de zogeheten
Pragmatieke Sanctie aannemen. Daarbij beloofden de gewesten na zijn dood
zijn zoon Filips als vorst te zullen aanvaarden.
Hoofdstuk 2
De troebelen, loyale oppositie tegen Filips II 1555 - 1567
De troonswisseling
Op oktober 1555 droeg Karel V de regering over de Nederlanden over aan zijn
zoon Filips II. Hij trad in 1554 in het huwelijk met de katholieke Engelse koningin
Mary Tudor. Zij was de oudste dochter van de protestantse vorst Hendrik VIII,
die de Engelse kerk van Rome had losgescheurd. Mary en Filips slaagden er
samen in om het katholicisme in Engeland te herstellen.
Het boek zegt er drie hoofdpersonen in het drama ons zal bezighouden:
Filips, Oranje en Granvelle. Bisschop van Atrecht en heer van Granvelle,
Antoine Perrenot adviseerde de jonge Filips toen hij aan zijn macht kwam. Filips
heeft zo veel mogelijk de lijn van zijn vader voortgezet. Toch had diezelfde vader
hem zijn grootste probleem meegegeven: de uitzichtloze financiële situatie. Om
het hoofd te bieden aan de nijpende financiële problemen bracht Filips in 1557 de
rente op de staatsschuld eenzijdig terug tot 5 procent. In feite was deze sanering
van de staatsschuld een bankroet. Het maakte het overleg met de Staten-
Generaal over hoe te voorzien in de financiën, des te belangrijker. In het gewest